Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Johan Poel  Beoordeling BSN

De winterschilder - Johan Poel

'Belt u even via de intercom wanneer u weer weg wilt?' Met een zachte klik werd de deur achter Jacob dichtgedaan.
Jacob haalde zijn schouders op en zette zijn tas in de hoek op de grond. Langzaam keek hij de kamer rond. Vijf meter dertig breed. Zo'n zeven meter tachtig lang. Jacob had een goede hand van schatten. Vaak zat hij er niet meer dan een paar centimeter naast.
De kamer rook muf. Alsof de ramen in geen tijden open waren geweest. Tegen de muur voor hem stond een oud mahoniehouten secretaire. Het rolluikje ervoor was netjes gesloten.
Boven de secretaire hing een groot familieportret. Zo te zien al een aantal jaren geleden genomen. Een stralende oma temidden van haar kinderen en kleinkinderen.
Zou ze haar achterkleinkinderen nog bewust hebben meegemaakt? Jacob wist dat hij hier nooit antwoord op zou krijgen. Van haar laatste jaren wist eigenlijk niemand meer iets. Hij maakte zich los van het portret en draaide zich om. De achterwand rechts was geheel gevuld met een enorm hemelbed. Drie grote kussens. De sprei van donkerrood satijn was netjes gladgestreken. Langzaam liep hij op het bed af. Gek idee, dat ze hier vorige week is gestorven, dacht Jacob. Hij bukte zich en met zijn hand streek hij over een van de kussens. Zou ze hier met haar hoofd op hebben gelegen? Hij had altijd een zwak voor haar gehad. Voor zover je op afstand een zwak voor iemand kan hebben, dan. Ze was in ieder geval een stuk sympathieker dan haar dochter.
Het is voor haar te hopen dat het hier binnen frisser heeft geroken dan nu het geval is, mompelde Jacob. De bedompte lucht maakte hem misselijk.
Zo kan een mens niet werken. Hij besloot de ramen open te zetten en de boel flink te laten luchten.

Jacob schoof de witte vitrage opzij; die moet er straks toch af. De ramen waren met ouderwetse spanjoletten gesloten. Midden op de spanjoletten zaten handvaten van een gebarsten soort wit porselein. Door het raam keek hij de tuinen in en floot zachtjes tussen zijn tanden. Wat een prachtig uitzicht had je van hieruit. Zou ze vaak hier voor het raam hebben staan kijken? Kon ze eigenlijk nog wel staan, vroeg Jacob zich af. Hij hurkte om te kijken hoe het uitzicht zittend zou zijn. Nog steeds adembenemend, stelde hij geruststellend vast. Het kan niet anders dat ze hier vaak heeft staan genieten. Volgens mij was het een echt genietmens, mijmerde Jacob.
Hij pakte het porseleinen handvat en duwde het met kracht omhoog. Maar de spanjolet gaf niet mee. Waarschijnlijk geborgd, tegen diefstal, bedacht Jacob. Zijn vingers gleden geroutineerd langs de spanjolet op zoek naar de borgpen. Maar noch in het linker, noch in het rechterraam was een borgpen te vinden. Verbaasd liet Jacob zijn geoefende ogen over de raamlijsten glijden. Op het eerste gezicht leek alles normaal. Maar bij een tweede grondiger inspectie ontdekte Jacob twaalf kleine ronde oneffenheden in de raamlijsten. Met het blote oog haast niet waarneembaar. Zeker niet voor een leek. Het hout was op vakkundige wijze bijgewerkt en vervolgens overgeschilderd.
Jacob liep naar zijn tas, klikte de gesp open en haalde er een strookje extra fijn schuurpapier uit. Met zachte ronde schuurbewegingen wreef hij over de oneffenheden in het hout, totdat de bovenste glanslaag was verdwenen.
Na enkele lagen grondverf - dit hadden ze grondig aangepakt, dacht Jacob - te hebben weggehaald, werd langzaam het eerste stukje blank hout zichtbaar.
Jacobs handen jeukten van nieuwsgierigheid. Het liefst had hij de schuurmachine op de raamlijsten gezet, maar helaas moeten monumentale panden met respect en beleid behandeld worden. En dus wreef Jacob verder tot zich op de plek van de oneffenheid een klein rond vlekje aftekende. Een gaatje van hooguit een millimeter of zeven doorsnee. Opgevuld met vloeibaar hout, wist Jacob. Hij veegde het schuursel van zijn handpalm en pakte een minuscuul schrapmesje uit zijn tas. Met kleine, draaiende bewegingen verdween laagje voor laagje het uitgedroogde vloeibare hout, totdat hij op iets hards stuitte. Geconcentreerd werkte Jacob door en drie minuten later werd een messing kruiskopschroef M12 zichtbaar.
De andere oneffenheden in de raamlijst kregen dezelfde behandeling en aan het eind van de ochtend lagen alle twaalf kruiskopschroeven bloot. Wie dit ook gedaan heeft, bedacht Jacob, heeft geen half werk afgeleverd. Geen wonder dat ik het raam niet open kreeg.
Maar waarom in hemelsnaam?
Jacob legde de twaalf schroeven in een apart bakje, pakte een watervaste stift en schreef op de zijkant 'schroeven raam tuinzijde voor'.
De wind had nu vrij spel door het open raam en de vitrage wapperde door de kamer heen en weer.

Jacob stond in de raamopening en vulde zijn longen met frisse lucht. Langzaam verdween de bedomptheid uit de kamer. Wanneer dit raam echt niet open kon, had het hier dus altijd zo muf geroken. Het was niet voor te stellen dat iemand hier in had kunnen leven. 

Veel tijd om hierover na te denken had hij niet. Voor het eind van de dag moesten alle raam- en deurlijsten kaal zijn, zodat hij morgen aan het bijwerken van het hout kon beginnen. Donderdag kon dan de eerste laag in de grondverf. Begin volgende week zou alles weer strak in de lak staan.
Om de vitrage netjes weg te halen, had Jacob de ladder nodig, die nog in zijn auto lag. Hij liep naar de deur en merkte tot zijn verbazing dat de deur aan de binnenkant geen deurkling had. Hij herinnerde zich dat de bediende hem bij binnenkomst had verteld de intercom te gebruiken. Dus drukte hij zachtjes op het knopje.
Vrijwel onmiddellijk werd de deur door de bediende geopend. Jacob vroeg zich af of de man de hele tijd achter de deur had staan wachten. Maar hij hield wijselijk zijn mond.
'Ik moet even de trapleer uit de auto halen,' legde Jacob uit toen de bediende vragend tegenover hem bleef staan.
De ogen van de bediende werden zo groot als schoteltjes toen hij de geopende ramen in de kamer zag. 'Hoe…,' stamelde hij.
'Het rook er zo muf, dat ik even een raam heb opengegooid. Bovendien moeten ze straks toch open. Anders kan ik mijn werk niet doen.' Hij liep langs de verbaasde bediende en snelde de trap af naar de personeelsingang.
Toen Jacob even later met een trapleer en een afdekkleed terugkwam, stond de bediende nog in dezelfde houding. Jacob glimlachte vriendelijk naar hem. 'Ik bel wel weer via de intercom wanneer ik naar buiten wil,' zei hij terwijl hij de deur voor de mans neus dichtdeed.

Het weghalen van de vitrage was een fluitje van een cent, en ook het losschroeven van de gordijnrail leverde geen enkel probleem op. Jacob spreidde het afdekkleed uit over de grond. Hij liep op de secretaire af, en schoof die een meter opzij zodat het afdekkleed de hele vloer zou bestrijken. Met een zachte plof viel een zachtgele envelop vanachter de secretaire op de grond. Jacob bukte zich en raapte hem op. De envelop was niet dichtgeplakt. Jacob keek naar de gesloten deur en twijfelde, maar kon uiteindelijk de verleiding niet weerstaan. Hij hield de envelop ondersteboven en een stapeltje foto's viel op het plastic afdekkleed. Nieuwsgierig pakte Jacob de stapel op. Tijd voor een boterham, besloot hij.

Een half uur later lagen alle foto's nog steeds uitgespreid op de vloer. Jacob was zo verbaasd dat zijn trommeltje met boterhammen nog gesloten naast hem op de grond stond. En wij al die tijd maar denken, dat ze oud en seniel was, peinsde Jacob. Dit zou wel eens een hele nieuwe kijk op de geschiedenis kunnen geven. Hoeveel geld zouden deze foto's opleveren? Een miljoen? Hij probeerde krampachtig zich op zijn ademhaling te concentreren om niet te gaan hyperventileren.
Even overwoog Jacob om er onmiddellijk met de foto's tussenuit te knijpen, maar een overhaast vertrek zou beslist argwaan wekken. Zeker wanneer niet lang daarna de foto's gepubliceerd zouden worden. Bovendien was het maar de vraag hoe lang je je anoniem schuil kon houden. Ze zouden zeker proberen hem op te sporen en een proces tegen hem aanspannen. Jacobs hart bonkte in zijn keel. Bleef nog steeds de vraag over de afgesloten ramen.
Jacob besloot zo snel mogelijk zijn werk voor die dag af te maken. Gedachteloos wreef hij het schuurblokje met extra fijn schuurpapier over het raamkozijn terwijl zijn gedachten alle kanten op werden geslingerd.
Langzaam werden ook hier stukjes blank hout zichtbaar.
Jacob vouwde een nieuw vel schuurpapier om het blokje toen hem iets opviel op het kozijn. Een paar vreemde lange krassen trok de aandacht omdat iemand ze ooit met wit vulmiddel had dichtgesmeerd. Omdat de krassen dieper in het hout lagen, vielen ze nu des te meer op in het afgeschuurde blanke hout.
Dit waren niet zomaar krassen van stoten of van beschadigingen, bedacht Jacob. Je zou haast zeggen dat iemand er letters in had gekrast. En terwijl Jacob dit dacht, herkende hij in de dichtgesmeerde krassen de letters H E L. Iets verderop de letters J en daarna het begin van vermoedelijk een U. Jacobs adem stokte in zijn keel. Als een bezetene wreef hij met het schuurblokje over de stukjes kozijn. Langzaam ontvouwden zich meer letters. Ondanks de open ramen stond het zweet op Jacobs voorhoofd. Met ongeloof staarde hij naar de eerste serie letters: HELP, IK BEN NIET GEK! JU
Jacob graaide een nieuw vel schuurpapier uit zijn tas en wilde net beginnen de letters na JU toen de deur openvloog en de bediende in de deuropening stond met naast hem een man in een duur soort uniform. Beiden staarden vol ongeloof naar het geopende raam.
'Wij hebben contact gehad met uw werkgever,' verbrak de bediende de stilte, 'en hebben besloten met onmiddellijke ingang onze opdracht in te trekken. Mag ik u verzoeken uw spullen te pakken en onmiddellijk het paleis te verlaten?'

De winterschilder © Johan Poel

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Johan Poel  Beoordeling BSN