al dagen doolt een hitte rond 't huis verspert koelte in de nacht de toegang doorglipt blinderingen klit stilaan het geplooid fluweel in onbewogen duister tipt maanlicht aan het kussen waarin het ademen verloren raakt in ventilatorruis zij kucht weerspannig slijm verkruimelt in 't benarde van een kreun, in een zucht, diep ik tuur, luister, adem buiten telt een klok de waaier maak ik stil