Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Juliaan Vandorne

Ma, ik heb je gevonden - Juliaan Vandorne

Ontroostbaar was ik toen mijn moeder, ons mam, voor altijd haar intens vriendelijke ogen sloot en zich overgaf aan de eeuwige rust die ze al een tijdje zocht. Haar ziekte had een ander mens van haar gemaakt. Haar van nature zo pure goedheid werd gekunsteld en ze wilde duidelijk de tijd inhalen. Het ging niet meer zo spontaan. Hein had zich onmiskenbaar gemeld. Ze kon bijna niet meer de liefde geven die ze in haar leven zo rijkelijk had uitgedeeld.
Ik was als zoon altijd haar oogappel geweest, dat was wel duidelijk. Ze wilde het nooit toegegeven maar ik had een streepje vóór. Mijn twee zussen hadden zich daar al lang bij neergelegd. Ik was haar favoriete en enige zoon. Een bijna Oedipusachtige aanbidding van mijn kant was mijn antwoord. Later zou ik ergens lezen dat een man, doorgaans onbewust, een vrouw probeert te vinden naar de gelijkenis van zijn moeder. Ik nam me voor het hele land af te stropen om een dergelijke vrouw te vinden. Maar eerst even opgroeien.
Bij mijn moeder achterop de fiets, me strak aan haar vasthoudend, waande ik me veilig en de rit kon niet lang genoeg duren. Soms ging het naar de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst voor de jaarlijkse controle, maar ook vaak onderweg naar een of andere tante. Ze had namelijk veel zusters, bijna allemaal uit hetzelfde hout gesneden. Mooi olijvenhout. Zelfs haar broers, vier in getal, hadden die warme, bijna vrouwelijke hartelijkheid in hun doen en laten. Het was een familietrekje waar je jaloers op kon zijn.
Ik groeide op, bijna letterlijk aan de hand van mijn moeder. Zo voelde ik dat tenminste. Mijn vader was veel weg, onder andere aan het werk, waardoor ik hem nauwelijks zag en daardoor ook niet zo vaak miste. Van mij mocht hij wel wat later thuiskomen, dan had ik mijn moeder meer voor mezelf. En als hij al eens vroeg thuis kwam dan was de sfeer op de een of andere manier gespannen. Iedereen voelde dat, ook hij. Misschien was hij ook wel een beetje jaloers op ons. En op onze uitstapjes.
Geen uitgebreide vakantie met alles erop en eraan kon zich meten met de lange warme zomerdagen met mijn moeder bij de afgraving, enkele kilometers van ons huis. Tijdens de fietstocht bonsde mijn hart van opwinding bij de gedachte de hele dag alleen met mijn moeder door te brengen, spelend in het mulle warme zand. Koude thee en boterhammen met mijn favoriete beleg. En veel snoep. De wereld leek van ons, en van ons alleen. Mijn jongste zusje was er ook bij maar was nog te klein voor het opeisen van de grote aanwezigheidsruimte rond mijn moeder. Wanneer moeder iets met de luier van mijn zusje moest doen, ging ik uitsloverige koprollen maken die altijd weer die mooie glimlach ontlokten aan mijn onverwoestbare jeugdliefde. De zomers leken eindeloos en mijn leven tijdloos. Ik kon er geen genoeg van krijgen.
Toen ik jaren later een vriendin mee naar huis nam toonde ze geen enkel spoor van jaloezie, dat zat niet in haar, het tonen van ondeugden. Ze ontving mijn vriendin met die voor haar zo typerende warmte. Ze werden zelfs goed vriendinnen. Hartsvriendinnen. Had ik toch een goede keuze gemaakt. Uiteindelijk na diverse ongecontroleerde flirts.
Mijn laatste verkering had ik met weinig gevoel voor romantiek beëindigd met een met potlood geschreven briefje dat ik afgaf aan een van haar vriendinnen. De reden was dat het wilde dat ik door toevallige omstandigheden oog in oog was komen te staan met een jong meisje dat me direct betoverde. We stonden onhandig tegenover elkaar en ze groette me een beetje uit de hoogte. Ik knikte minzaam. Ze droeg een lichte spijkerbroek, vacuümgetrokken om een minuscuul, welgevormd kontje. De kraag van haar bloes had lange punten en het volgens de mode strakke gestreepte truitje daarover verried twee pronte borstjes. Haar lange sluike blonde haar omlijstte haar gezicht dat met twee groenblauwe ogen alle aandacht vroeg en ook kreeg. Een wipneus, sproeten en licht gestifte lippen maakten dat ze een ondeugende, bijna spottende uitstraling had.
Ik was daar slechts door een toevalligheid al ben ik daar jaren later aan gaan twijfelen. Zij vond mij blijkbaar niet interessant genoeg om uitbundig aandacht aan me te schenken. We gingen weer ons weegs. Tot zover de eerste ontmoeting. Er zouden er nog meer volgen.
Enige tijd later zag ik haar, weer toevallig, op het ontmoetingsveldje bij de Antony van Leeuwenhoekstraat. Ze was in gezelschap van een aantal jongens die er veel stoerder uitzagen dan ik. Hevig inhalerend keek ze me een beetje denigrerend aan. Ik was daar weer niet specifiek voor haar en we gingen daardoor weer onze eigen weg. Tot zover de tweede ontmoeting. Er zouden er nog meer volgen. Toevallig.
Toen op een zondagmiddag de deur van mijn favoriete studentenkroeg openging was zij de laatste van een groep die binnenkwam, hand in hand met een wel héél stoere knaap want hij had zijn been in het gips. Het dwong direct respect af en hij maakte luidkeels daar gebruik van. Het was haar vriend en zij was zijn verovering. Ik draaide me weer om en dronk mijn pilsje dat ik zojuist gewonnen had met een potje tafelvoetbal. Dát kon ik goed. Tot zover de derde ontmoeting. Er zouden er inderdaad nog meer volgen. Veel meer. Met minder toeval.
Mijn wisselende er-op-los-leven werd enkele weken daarna wreed verstoord. Door haar. Haar verkering was uit en ze had het plotseling op mij gemunt, maar dat had ik niet direct in de gaten. Zomaar ineens zaten we naast elkaar op een barkruk. In dat favoriete café. Ik hakkelde en stotterde op een dusdanig natuurlijke wijze dat ik waarschijnlijk daardoor genoeg indruk maakte. Zij kletste honderduit en dronk een stevig potje bier mee. Ze had een klinkende, mooie lach die me zowat van de barkruk sloeg. Ik hoopte maar dat ze me niet alleen maar aardig vond vanwege het bier, of mijn vaardige tafelvoetbalspel. Maar de genegenheid bleek van een spreekwoordelijke grote degelijkheid. De teerling was geworpen en ik was verloren. Toeval bestaat niet.
Ik schaamde me destijds al jaren voor het dragen van een bril waardoor ik een dankbaar object was voor het scheldgilde uit de buurt en op school. Zij was het echter die er een onverzadigbaar genoegen in schepte om over de rand van diezelfde bril naar mijn ogen te kijken. Ze vond mij een bril goed staan en ik keek verbaasd naar die groenblauwe ogen. Ik was door het dolle heen dat ze iets in me zag en verliefd was een te zwakke uitdrukking voor de bijna koortsachtige toestand waarin ik me de weken en maanden daarna bevond. Ik was totaal de kluts kwijt. Door weer en wind reed ik op mijn bromfiets naar allerlei plekken in de stad om haar te ontmoeten. Die groenblauwe ogen en die pronte borstjes.
Mijn vader werd een tijdlang voor het lapje gehouden doordat mijn moeder hem liet denken dat ze het vriendinnetje van mijn jongste zusje was. Ook een aantal betuttelde stemmen in mijn vriendenkring vonden haar te jong voor mij. Ik had daar lak aan. Ik was verliefd… en hoe. Ik ging met haar op vakantie naar Italië.
In haar nauwelijks verhullende blauwe bikini bekoorde ze miljoenen Italianen in hun eigen land en ik was de trotse vriend die alles op afstand aanschouwde. Ik genoot ervan zonder enige jaloezie wanneer ze die aandacht kreeg.
Ik wilde met haar samenwonen en spoedig betrokken we een klein appartement dat diende als liefdesnest en voorbereiding voor het wat serieuzere werk – later – met kinderen. Knuffelend, strelend, vrijend, kussend en soms bakkeleiend gingen we door het leven dat ons breed toelachte. We kregen twee prachtige kinderen die op hun beurt een met het leven stoeiende vader en een modelmoeder kregen. Ons gezin was met een meisje en een jongen compleet en de jongste was amper twee jaar toen ons mam, mijn lieve moeder en haar lieve schoonmoeder, gesloopt door die niets ontziende ziekte, haar ogen sloot. Wat een onrecht. Vaak luisterde ik naar de tekst van Gilbert O'Sullivan's Alone again.

To think that only yesterday,
I was cheerful, bright and gay,
Looking forward to, but who wouldn't do,
The role I was about to play
But as if to knock me down,
Reality came around
And when she passed away
I cried and cried all day
Alone again, naturally

Dat is nu bijna twintig jaar geleden en ik lig in bed met een boek van Renate Dorrestein dat ik langzaam neerleg. Ik kijk over de rand van mijn leesbril naar rechts. Over háár charmante leesbril kijken twee groenblauwe ogen me verbaasd en vragend aan met een bijna spottende ondeugendheid en een onweerstaanbare prontheid.
'Hm?'vraagt ze.
'O… niets'
Ma, ik heb je gevonden…

Ma, ik heb je gevonden © Juliaan Vandorne

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Juliaan Vandorne