Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2017  Juliaan Vandorne

Weer zien – Juliaan Vandorne

Ik sta mijmerend voor me uit te staren als ik schrik van een felle damesstem. Ik draai me met een ruk om. Ze is het niet, dat zie ik meteen. Hoewel het lang geleden is dat ik haar gezien heb zal ik haar altijd blijven herkennen. De vreemde vrouw kijkt me verstoord aan als ze luid kwetterend met een platte iPhone onder haar glanzend gespoten kapsel voorbij loopt.

“Wanneer je me verlaat…
Mijn ziel zal verschrompelen, mijn hart lijden
Mijn neus zal slechts stank vernemen, mijn ogen ellende
Mijn mond zal verdrogen, mijn oren zullen verdoven
Mijn huid zal verschralen, mijn gevoel verdwijnen
Mijn honger zal stillen, mijn lust vergaan
Desperaat en desolaat
De dag dat jij me verlaat…”

De tekst zweeft als een psychedelisch nummer van Pink Floyd door mijn hoofd. Zittend in een kleermakerszit, bloemen in haar haren en slechts gekleed in een strakke spijkerbroek zat ze tegenover me op een grasveld met nog duizenden hippies, toen ze me zo aansprak. Ik was niet de enige die de ogen niet kon afhouden van de prachtig gevormde borsten die ze ongegeneerd liet dansen tijdens het gehele popconcert, drie dagen lang.
Het bleef niet bij die dagen en ik kreeg daarna een redelijke exclusiviteit op al dat moois.
Toen we enkele jaren later trouwden, met een spaarbankboekje van vijfhonderd gulden en gingen samenwonen in een kraakpand was de wereld roze zonder bril, de hemel blauw zonder verf en mijn hart sijpelde enkel liefde. Ze was toen zoals ze was en werd pas anders toen ze noodgedwongen ging werken op dat accountantskantoor. Ze deed haar hippielook uit als een lastige winterjas in het voorjaar. Een mantelpakje met hoge hakken en opgestoken haren waren de eerste tekenen van verval. Van onze relatie, wel te verstaan. Voordat we onze stoute plannen om een groot gezin met veel kinderen te stichten ten uitvoer konden brengen, nam ze de benen met een donker streepjespak. Dat is nu zeven jaar geleden en ik ben er nog steeds niet helemaal overheen. Dagenlang heb ik op bed gelegen en me afgevraagd waar het was misgegaan. Surrogaatliefjes schopte ik midden in de nacht de straat weer op en alcohol werd mijn vriend. Het is nu nog maar twee jaar geleden dat ik weer een normaal leven omarmde en slechts enkele weken geleden vond ik de moed om haar te bellen voor een afspraak. Een etentje. Zomaar.
Ik raakte een beetje van de kaart toen ik haar door de telefoon hoorde zeggen dat ze dat erg leuk zou vinden en ik beeldde me het gezicht van zeven jaar geleden in. Ik voelde weer vlinders in mijn buik.
Opnieuw schrik ik op door een stem.
‘Ga me nu niet vertellen dat we een misverstand hebben hè?’ roept die stem die ik herken.
Ik glimlach en in een slag van herkenning bewonder haar lichtmollige lichaam dat, strak verpakt in een oogverblindend mooie avondjurk, goed aansluit bij haar make-up en opgestoken haardracht.
Ze staat te balanceren op iets te hoge hakken die haar kuiten spannen waardoor ze veel groter lijkt dan vroeger.
Ik heb mezelf in een gerafelde spijkerbroek gehesen en mijn poloshirt is weliswaar netjes, maar zeer ‘loose’ bedrukt met allerlei onzinnige teksten en cijfers. Ik vind de beige sneakers er wel goed bij staan. Ik heb twee handen met gel door mijn haren gehaald en heb me met opzet twee dagen niet geschoren. Ik wil er gewoon uitzien zoals ik er momenteel uitzie.
Door de make-up heen schijnt het gezicht dat ik herken, alleen mis ik de flowerpower kleding…
 ‘Ach, wat geeft dat nu!’ zeg ik direct en houd mijn arm omhoog waarin ze aarzelend de hare steekt. Zo dicht tegen me aan loopt ze iets gemakkelijker op de hoge pumps.
‘Gadverdamme!’ mompelt ze. ‘Zit ik dadelijk in dat restaurant als een worst in een te krap vel terwijl jij er uitziet alsof je net van het strand komt.’
Ik voel dat ze me aankijkt en plotseling plant ze een zachte kus op mijn wang.
‘Klootzak,’ fluistert ze. ‘Dat heb je zeker met opzet gedaan?’
‘We hebben het helemaal niet gehad over de dresscode. Voor mij was het ook een gok!’ zeg ik neutraal.
Ik ruik een voor haar én mij vreemde parfum.
‘Als je me uitnodigt voor een etentje in een sjiek restaurant dan ga ik ervan uit dat we in avondkleding gaan en niet casual’, sputtert ze.
Daar heeft ze wel een punt want een diner bij De Luytelaer is doorgaans voor veel mensen onbetaalbaar restaurant in de stad. Ook voor mij, maar ik wil me uitsloven en haar laten zien dat het goed met me gaat.
‘Dan doe je toch je jurk uit,’ opper ik olijk.
Ze lacht ondeugend, zoals ze dat naar me deed in onze beste tijden. Dat ligt alweer een hele tijd achter ons. Knetterverliefd alles intens verbruiken en na enkele jaren de rek eruit.
‘De ballen,’ riep toen ze nagenoeg zonder spullen uit mijn leven wegliep en met ene Vincent kort daarop een compleet nieuw leven begon. Dat vernam ik tenminste via een aantal vrienden die er blijkbaar een genoegen in schepten om mijn liefdeswond telkens weer open te rijten. Na verloop van tijd kon het me steeds minder schelen en ik ging helemaal alleen verder, een enkele flirt en one-night-stand nagelaten. Ik wilde geen vaste relatie meer.
‘Je ziet er evengoed prima uit, ondanks je sloppy kleding,’ fluistert ze.
Ik word warm van het compliment.
Ik heb haar niet alleen een tijd niet meer gezien, ik heb geen idee wat ze momenteel doet en met wie ze verkeert.
In onze goede tijd was ze overal voor in en bijna altijd nonchalant gekleed. Casual maar sexy. Kleurige T-shirts en een spijkerbroek volstonden voor haar vaak en menige bouwvakker moest zich dan aan zijn stellage vasthouden als ze langsliep. Ze wist het. Ze voelde het.
Ik ook.
‘Hoe is het met je?’ vraagt ze iets te snel naar mijn zin.
Ik heb de hele week al geoefend op deze te verwachten vraag en eigenlijk wilde ik hem als eerste aan haar stellen… aan tafel.
Al mijn doorgenomen scenario’s zijn volledig zoek in mijn hoofd en ik kan niets anders uitbrengen dan: ‘Goehoed!’
Ik voel direct dat zij weet dat het helemaal niet zo ‘goehoed’ gaat. Ik heb het haar te gemakkelijk gemaakt.
Ze kijkt me aan met licht gefronste wenkbrauwen.
Ze gaat er nog niet op in. Ze bewaart het voor de tafelconversatie.
‘En met jou?’ Het ontschiet me.
‘Goehoed!’ drenst ze.
We lachen, ik met kiespijn.
Na haar vertrek is mijn leven geminimaliseerd. Ik werkt, eet en slaap en soms ben ik in staat om het brallerige gepoch van mijn zuipmaatjes in het café aan te horen, maar meestal lig ik thuis op de bank, in het gunstigste geval te luisteren naar de ellende van Hank Williams waar ik me zeer verwant mee voel.
Plotseling schudt ze aan mijn arm en ik vrees dat een van haar pumps het begeeft.
‘We gaan het wel gezellig maken,hè?’ Het is haar manier van de aandacht trekken, een ruk aan je arm geven.
Dat deed ze ook op het popfestival, twee eeuwen geleden, waar bijna iedereen topless liep, ook Linda. Wanneer ik keek teveel andere kanten in keek en ze me iets wilde vertellen gaf ook toen van die armrukjes.
We waren voor elkaar geschapen, tenminste dat zei een waarzegster op een kermis. Ze had er alleen niet bijgezegd voor hoelang.
‘Het leven is een kaneelstok,’ zei mijn vader altijd. ‘Hoe harder je daaraan zuigt des te sneller is hij op. ‘
Sjonge, wat hebben we aan het leven gezogen. Als paradijs een periode is van spetterende liefde, dan zijn wij er geweest. Hoe vreemd is het om te constateren dat het na enkele jaren helemaal over was. De trouwerij hadden we sober gehouden de huwelijksnacht heet. De scheiding deed pijn, heel veel pijn.
Ik ging er in eerste instantie vanuit dat het normaal was in een huwelijk dat er een vervlakking kwam, maar toen die plateaufase al maanden duurde begon ik me zorgen te maken. En terecht, want op een avond luchtte Linda haar hart en hoewel het me pijn deed kon ik geen alternatief bieden. Zo onstuimig als we verliefd waren geworden zo radicaal gingen we uit elkaar. Eigenlijk zonder er lang over na te denken. Op gevoel.
‘Tuurlijk!’ roep ik harder dan bedoeld.
De avondkoelte voelt goed na een warme dag en ik ben alweer een beetje over mijn nervositeit heen. Spontaan druk ik haar tegen me aan.
De ober buigt veel te diep als we het restaurant binnenkomen waardoor een deel van mijn outfit hem ontgaat en het moet de jurk van Linda geweest zijn die hem zo gunstig stemt dat we mogen blijven. Dress-code is ook image-code. Licht gestoord kijkt de man van mij haar de duizelingwekkend diepe decolleté van mijn ex.
‘Wilt u alvast iets drinken?’ sist hij alsof anderen het niet mogen horen.
‘Een portje!’ roepen we als kinderen in koor. ‘Rood!’
Als de ober weer enkele meters van onze tafel is en met de houding van zijn rug de ergernis niet kan onderdrukken, proesten wij het uit.
Er bekruipt me een eigenaardig gevoel. Opgewonden omhoog kruipende liefde mengt zich met een nerveus ongemak. Er valt een stilte. Een lange stilte.
We kijken beide het restaurant in.
‘My hair is still curly and my eyes are still blue so why don’t you love like you used to do?’ is een van die ‘tot op het merg’ nummers van Hank Williams en ik probeer me in te leven in de pijnlijke trek die hij meestal op zijn gezicht draagt. Zijn muziek en gezicht zijn altijd synoniem voor het lijden. Ik ben verslaafd aan dat soort muziek. Linda niet, denk ik.
‘Wat kijk je gek!’ spot ze.
‘Ik denk,’ zeg ik zacht.
‘Dat doe je dus nog steeds!’
Ik ben even vergeten hoe bot dat ze kan reageren op mijn dromerige mijmeringen. Het is een hobby van me. Zij deed dat af met dromerigheid en schimpte daar altijd over. Ik voel een jengelde hoofdpijn opkomen.
Ik zoek een uitweg.
‘Hoe is het met je nieuwe relatie,’ probeer ik met de onderliggende hoop dat die stuk is gelopen en ze al maanden alleen nog maar aan mij denkt.
‘Uitstekend!’ keft ze door het restaurant.
Ik kijk naar haar geplamuurde gezicht dat ooit zo strak heeft gestaan van natuurlijk welzijn. Make-up was toen niet nodig, nu wel. Haar huid ziet er gepijnigd uit door de vele zonnebank uren en haar hals vertoont onmiskenbaar veroudering.
Gek dat ik dat nu pas zie. Haar borsten zijn veel groter dan in mijn herinnering en een sterk vermoeden dat er aan gesleuteld is, komt in me op.
Ze is inmiddels uitgebreid aan het vertellen over haar fantastische relatie waarin beiden elkaar vrij laten, maar de details willen niet tot me doordringen.
Haar mond beweegt maar ik versta niets. Het lijkt wel of mijn bewustzijn het opgeeft. Dat heb ik al eens eerder meegemaakt. Enige tijd vóór onze echtscheiding. Toen ging ik me eraan ergeren. Dat was ik zowaar vergeten toen ik haar uitnodigde voor dit etentje.
De ober komt met een uitgestreken gezicht de menukaart brengen en twee lange slanke portglazen met een klein bodempje rode port.
‘Een ‘vintage’?’ vraagt Linda met een verstikte stem.
Ik trek mijn wenkbrauwen op en vermoed een spelletje, iets waar we vroeger een sport van maakten. Obertje pesten.
‘Nee mevruh… een Tawny!’ kakt de ober met een vies gezicht.
‘Dan neem maar weer mee,’ kaatst Linda.
Ik moet waarschijnlijk een kleur gekregen hebben, dat kan ik niet zien aan mijn spiegelbeeld in de grote glasplaat achter mijn ex, maar ik kan wel mijn eigen verbazing aflezen.
Er valt een stilte en zonder verder iets te zeggen worden de lange smalle glazen weer meegenomen.
‘Wat doe je nu?’ sis ik.
‘Ik drink alleen maar vintages sinds ik met Vincent verkeer,’ mokt ze.
Ik voel iets in me opkomen dat een sterke associatie heeft met de avond dat ze me verliet. De air, de arrogantie, de bekaktheid die er langzaam is ingeslopen. En dat allemaal in een frisse leuke hippiemeid waar ik ooit smoorverliefd op ben geworden.
De ober komt terug met twee andere glazen en zet die met stevige bewegingen voor ons neer. Als hij iets wil zeggen hef ik mijn hand.
Hij zwijgt en kijkt met een verachtende blik naar mij.
Langzaam, terwijl ik Linda’s potsierlijke uiterlijk in die veel te strakke, achterlijke jurk nog eens bekijk, ga ik met mijn hand naar de glazen. Ik neem ze allebei op. Het ene glas drink ik in één teug leeg. Ik proef een perfect glas port met een perfecte afdronk. Even sluit ik mijn ogen.
Het andere glas gooi ik leeg over de artificiële decolleté van Linda en de herinnering aan de verbazing op haar gezicht doen me breed glimlachen als ik het verhaal een half uur later in geuren en kleuren vertel aan mijn zuipmaatjes. We proosten met blond schuimend bier op mijn weerzien, mijn weer zien én mijn vrijheid.

Weer zien – Juliaan Vandorne

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2017  Juliaan Vandorne