Het was de dikke nevel in de verte die hem het zicht en uitzicht ontnam over de weg, waardoor hij niet kon zien waar de lange stoet waarin hij liep, uiteindelijk naar toe ging. Lopend op zijn tenen probeerde hij reikhalzend over de schouders van zijn voorgangers te zien wat de uiteindelijke bestemming kon zijn. Hij, Gjalt, liep al een tijdje in deze lange rij met daarin een grote diversiteit aan mensen. Mannen, vrouwen en ook kinderen namen er aan deel. Omdat hij al lange tijd meeliep vond hij het al te absurd om te vragen waar ze naar toe gingen. Dat zou geen goede indruk maken. Ze, alle andere mensen in de stoet, zouden schamper lachen over zoveel naïviteit. Domheid feitelijk. Wanneer je al zo’n tijd meeloopt dien je dat toch te weten. Hij hield zich van den domme en stapte stevig door als moest hij het doel binnen een bepaalde tijd bereikt hebben. Omdat iedereen in nagenoeg hetzelfde tempo liep leerde hij mensen om hem heen kennen. Althans van gezicht want er werd weinig gesproken. Links van hem liep al een tijdje een man met een ietwat nors gezicht dat gegroefd de indruk gaf van een groot lijden en veel verantwoordelijkheid, al kon Gjalt niet schatten waarvoor. Het was meer de indruk. De man droeg donkere kleren en een deftige gleufhoed die iets te recht op zijn hoofd stond waardoor hij elke schijn van frivoliteit miste. Daar was hij waarschijnlijk ook niet op uit. Nu en dan knikten ze naar elkaar. Rechts van hem liep een vrouw, een mooie vrouw, dat had hij al eerder gezien. Toch durfde hij niet vaak te kijken, dat zou gaan opvallen. Hij was per slot van rekening getrouwd. De schaarse keren dát hij keek glimlachte ze met heel haar gezicht naar hem waardoor zijn lichaamstemperatuur voelbaar steeg. Zijn echtgenote Geertruida had hij al even niet meer gezien, maar hij was er zeker van dat ze binnen het gezichtsveld was. Zij zag hem vaker dan hij haar. Vreemd eigenlijk, of misschien ook weer niet. Ze was altijd zo bezorgd over hem. Hij hield echt veel van haar en zij ook van hem. De stoet stapte stevig door en toen hij omkeek zag hij ook achter zich, zover hij kijken kon, een lange rij. Het zicht naar achteren was een stuk helderder maar het bracht hem weinig meer informatie. Hij voelde een pijnlijke trap op zijn hak omdat hij even niet oplette en daardoor zijn pas teveel vertraagde. Hij verontschuldigde zich bij zijn achterbuurman, een jonge, zeer modern geklede man en versnelde zijn looppas weer naar het tempo van de groep. Hij nam zich voor om beter op te letten. Na weer een tijdje lopen keek hij weer richting de man naast hem en raapte alle moed toch maar bij elkaar. ‘Duurt het nog lang voor we er zijn?’ vroeg hij, zijn onwetendheid verbergend. De man keek hem verstoord aan. De overweging om deze onnozele vraag volledig te negeren stond op zijn getekende gezicht af te lezen. Desondanks verlaagde hij zich tot een antwoord, zij het kort en nors. ‘Je bent er sneller dan je weet,’ bromde hij en keek weer stuurs voor zich. De vrouw naast Gjalt lachte verlegen toen hun schouders elkaar raakten door zijn onbalans. ‘Sorry,’ zei hij uit gewoonte. ‘Oh, dat geeft niets,’ antwoordde ze, blijkbaar dankbaar voor de gelegenheid. Hij keek langs haar heen en zag tot zijn schrik een dertig meter verder naar rechts zijn echtgenote lopen. Wat zou ze nu wel niet denken? Even uit het zicht en meneer loopt een beetje te flirten! Hij zwaaide opzichtig naar haar. Ze glimlachte minzaam en met een bestraffend handgebaar maakte ze duidelijk dat ze alles gezien had. Zijn hart ging sneller kloppen en transpiratie verdeelde zich over zijn lichaam. Zijn vermoeid wordende lichaam. Ofschoon hij niet wist of het de bedoeling was, bleef hij in zijn positie lopen. Omdat Geertruida dat ook deed ging hij ervan uit het juiste te doen. Het lag in zijn aard om in het gareel te lopen dus het viel hem allemaal niet zo zwaar. Plotseling begon de hele groep wild te bewegen en moest hij moeite doen om op de been te blijven. Hij greep zich vast aan de kleren van de mensen om hem heen en half vallend zag hij de paniek op hun gezichten. Ook bij hem kwam een onbestendige angst op die hem bijna letterlijk naar de keel greep. Tussen de wild graaiende mensen door zag hij plotseling een tiental meter verderop nog een andere rij mensen lopen. Bij hen was er geen sprake van wanorde en iedereen liep als in een militaire colonne. Allemaal strak en netjes gekleed marcheerden zij met gelijkvormige gezichten in heel veel hoger tempo in de richting van hun gemeenschappelijke bestemming, zonder enig spoor van twijfel. De rust in zijn eigen stoet keerde een beetje terug en hij ordende zijn kleren die scheefgetrokken waren door angstige handen. De andere, strak gedisciplineerde groep stapte met een marstempo uit zijn gezichtsveld en hij was te laat met de overweging om over te stappen. Inmiddels liep hij weer in het oude vertrouwde ritme en dat voelde goed. Toen hij weer om zich heen keek zag hij dat de samenstelling van de groep mensen om hem heen drastisch was veranderd. De enige die hij direct herkende was zijn eigen Geertruida die in een frivole zomerjurk naast hem liep. Ze lachte naar hem. Hij genoot van haar én haar mooie jurk, zijn favoriet. In die jurk zag ze er altijd zo mooi uit. Hij sloeg zijn arm om haar heen en voelde de intense warmte van haar lichaam. Uit pure liefde drukte hij haar strakker tegen zich aan. Zo liepen ze een tijdje en gaandeweg werd hij zich meer bewust van zijn omgeving. De natuur stond in volle bloei, iets dat hem tot nu toe helemaal niet was opgevallen. Hij begon spontaan te fluiten. De zon was heerlijk warm, niet te heet en hij snoof de geur van het losbarstende voorjaar. Dit was het favoriete seizoen van Geertruida. Ze genoot altijd van de geboorte van het nieuwe seizoen. Sinds haar dood was hij echter dit deel van het jaar het hardst gaan haten. Hij voelde zijn stemming omslaan. Zonder Geertruida scheen de zon voor niets. Wat hem betreft kon de aarde dit gedeelte van het seizoen beter overslaan. Het was aan hem niet meer besteed. Links van hem zag hij in de verte iemand zwaaien. Hij kon niet goed zien wie het was. Dichterbij gekomen ontwaarde hij opnieuw Geertruida. Met een snelle draai keek hij weer naar rechts en keek in de angstige ogen van de mooie vrouw van zoeven. Met een schrikreactie trok hij zijn arm van de vrouw af. Hij voelde een scherpe angst gloeien in het binnenste van zijn lichaam. De pijn was brandend en hels. Hij raakte in paniek. Hij wilde naar zijn Geertruida. Hij was nu weer dichtbij haar gekomen. Ze was enkele meters van hem vandaan uit de rij was gestapt. Wat zag ze er mooi uit in die flinterdunne zomerjurk die alle vrouwelijke rondingen van haar lichaam zo mooi accentueerde. Het leek wel of ze oplichtte toen hij luid haar naam riep. Ze wenkte hem. Hij keek snel om zich heen en bedacht dat het zich los worstelen uit de groep niet mee zou vallen. Iedereen liep nogal dicht op elkaar. ‘Het is hier veel te vol, ik wil eruit!’ riep hij zonder iemand specifiek aan te spreken. De paniek versterkte zijn wil. Hij baande zich een weg door de menigte maar voelde dat iemand hem tegenhield. Toen hij omkeek zag hij het wanhopige gezicht van de mooie vrouw. Haar blik stond angstig en zonder het te horen zag hij dat ze zijn naam riep. Hij rukte zich los en kwam te vallen. Hij voelde helemaal geen weerstand meer en rolde uit de stoet op een zachte ondergrond. Nog een beetje angstig stond hij snel op en liep hard weg van de mensenmassa die op een treurige toon leek te protesteren. Hij versnelde zijn pas en zonder goed te weten waarheen, wilde hij weg… weg van die angst en drukte. Door de consternatie was hij Geertruida uit het oog verloren en hij keek verbaasd naar kleine lichtblauwe aanwijsbordjes die ogenschijnlijk willekeurig in de grond gestoken stonden.. Hij volgde automatisch de aangegeven richting zonder dat hij de tekst erop kon lezen. Volgzaamheid was hem niet vreemd. Toen hij zo een tijdje gerend had raakte hij buiten adem en moest het tempo noodgedwongen verlagen. Hij keek om zich heen en zag niets dan een mooi groen grasveld met een waaier van aanwijsbordjes. Ze leken in tegengestelde richtingen te wijzen. Hij moest zijn bestemming vinden. Toen hij verder wilde lopen struikelde hij over een meterhoge steen. Hij moest een vloek onderdrukken. De grijze steen was er nog maar kort, dat kon hij zien aan de verse aarde eromheen. Er stond een tekst op. Zich over de pijnlijke knie wrijvend las hij verbaasd zijn eigen naam en twee data. De een was zijn verjaardag.
|