Hij keek naar de boterham die collega Kees zojuist uit zijn vaal oranje broodtrommeltje had genomen en omdat hij zijn handen niet of nauwelijks waste vóór de middagpauze zag je zijn vingerafdrukken overduidelijk. Kees riep gewoontegetrouw door de kantine naar een supporter van een andere voetbalvereniging dat zijn club de beste was en omdat het bijna elke dag zo ging reageerde de ander nauwelijks. Zijn aandacht ging van de boterham naar de aanwezigen in de kantine. Hij kende ze allemaal. Al jaren. Vierendertig jaar. Vierendertig dienstjaren had hij er al opzitten bij dit bedrijf. Hij kon het haast niet geloven. Ze waren ook zo snel voorbij gegaan. Hij was erbij geweest toen de oprichter, meneer van der Velde, in een kleine schuur was begonnen met het repareren van allerlei zaken als stofzuigers, TV’s en radio’s. Nu maakte het bedrijf allerlei apparatuur zelf en was het erg groot geworden. Hij keek de kolossale kantine eens door en bedacht dat ze in het begin niet eens een kantine hádden. Je moest je boterham opeten tussen de rommel van de reparaties. Maar dat was wél gezellig. Nu voelde hij zich erg eenzaam in deze grote ruimte. Er was inmiddels ook een hele nieuwe generatie medewerkers gekomen. Best leuke lui, maar ze wisten alles zoveel beter. Met zijn vierendertig jaren ervaring werd hij niet eens aangehoord. Nee, op school hadden ze het allemaal véél beter geleerd. Hij stond op en raapte de resten van de zojuist verorberde sinaasappel op, een ritueel dat hij óók al jaren deed. Dat had hij van zijn moeder. Bij het weggegaan uit de kantine deed hij het afval netjes in de daarvoor bestemde bakken en zuchtend liep hij weer richting de werkplaats. Onderweg daar naar toe kwam hij langs de personeelsingang en door de moderne glazen deur zag hij de oude schuur een eindje verderop op het terrein. Van der Velde had de schuur volledig in tact gelaten en zelfs na zijn overlijden, een jaar of twee geleden, had zijn zoon, die inmiddels het bedrijf leidde, niet het lef gehad de schuur op te ruimen al vonden veel nieuwe medewerkers het een vorm van misplaatste nostalgie. Hij twijfelde even en liep door de moderne uitgang richting het schuurtje. Onderweg daar naar toe meende hij de geluiden te horen van de werkplaats zoals die ook tóén klonken. Hij keek naar het bouwvallige dak waar hier en daar dakpannen ontbraken en hij herinnerde zich dat er overal emmers stonden om het water op te vangen van de lekkages als het weer eens hard regende. “Dat gaat wel weer over”, had van der Velde geroepen, eerder duidend op de regen dan op het lekkende dak. Toen hij valkbij was hoorde hij duidelijk de heldere stem van Rietje, de koffiejuffrouw. Ze zong altijd mooie aria’s en bij gebrek aan een schallende radio, zoals nu in de werkplaats en tot zíjn grote ergernis genoot iedereen ervan. Rietje was bij het plaatselijke dameskoor, en dát kon je horen. Nu zong ze weer. Een van zijn favoriete stukken uit Aďda. Hij versnelde zij pas en voelde zijn hart sneller kloppen. Bij de voordeur die nog steeds een lik verf kon gebruiken, stond hij even stil. Het bordje met de tekst ‘Van der Velde reparaties etc.’ hing er nog steeds ondanks de verregaande staat van roest van de bevestigingsmiddelen al was dat een groot woord voor de twee spijkers en één veel te grote schroef. Gewoontegetrouw wilde hij kloppen met het vaste signaal om binnen gelaten te worden omdat híj het was en niet de arbeidsinspectie die altijd kwam zeuren over de te lange werktijden. Zij hadden er toch gewoon plezier in. En je hield nog wat extra’s over. Voor de feestdagen bijvoorbeeld. Hij liet het kloppen toch maar achterwege en draaide aan de knop en deed de deur zachtjes open. Helemaal zachtjes lukte niet omdat de deur kraakte, maar dat was ook al jaren. Toen hij de deur helemaal opendeed keek hij verbaasd naar binnen en zijn adem stokte toen hij de rijzige gedaante zag staan van de oprichter en hun held. “Meneer van der Velde”, stamelde hij en toen de man hem naar binnen wenkte sloot hij de deur achter zich en keek met open ogen rond. Rietje die nét met haar koffiekarretje bij de expeditie stond was even gestopt met zingen en de heldere stem riep nu vrolijk zijn naam. Alle anderen hielden even op met hun werk en keken naar hem. Van der Velde liep op hem af en legde zijn arm om hem heen en vertelde dat ze iets te vieren hadden en dat Rietje voor gebak had gezorgd. Hij keek naar de dikke vlaai met kersen die Rietje op haar karretje had liggen. Ze sneed behendig een grote punt aan, schoof die op een bordje en bood het hem aan. Daarna veegde ze haar vingers af aan een doekje en likte zij ze niet af zoals die del van de kantine dat nu pleegde te doen. Hij nam het bordje met trillend handen aan. Hij keek verrast rond toen de anderen begonnen te klappen en voelde dat hij een kleur kreeg. Meneer van ver Velde hield de arm om hem heen toen hij zich naar het personeel richtte en vertelde over de eerste dagen van zijn bedrijf. Hoe moeilijk dat ze het soms hadden en hoe vaak er een beroep gedaan werd op het personeel om over te werken en dat met name hij, die hier nu in zijn arm stond, altijd bereid was geweest dat te doen. Hij voelde zich helemaal warm worden en keek verlegen rond met het gebaksbordje nog trillend in zijn hand. “Vierendertig jaar”, riep meneer van der Velde, “vierendertig jaar trouwe dienst”. Dat was nog eens iets om trots op te zijn. Dat moest gevierd worden en daarom had hij Rietje gevraagd om een extra dikke vlaai te bestellen bij de bakker zodat ze dit eens goed konden vieren. Rietje schonk er als gewoonlijk ook nog eens een lekkere kop koffie bij en begon met haar glasheldere sopraan aan een van die mooie aria’s en tot zijn vreugde herkende hij de een stuk uit de opera Aďda. Hij neuriede mee en nam plaats aan de oude wankele tafel in het midden van de werkplaats. Hij genoot van de heerlijk dikke vlaai mét een dikke laag slagroom én van het gezelschap van zijn vertrouwde collega’s. Na een kwartiertje riep van der Velde zoals gewoonlijk dat het weer tijd was om aan het werk te gaan en automatisch wilde hij naar zijn werkplek lopen maar die was verdwenen. Zijn hoek aan de werkbank was totaal veranderd en er lagen allerlei dozen bovenop. Zijn stoel was verdwenen en zelfs zijn eigen lade in de werkbank was weg. Hij draaide zich om toen hij zijn naam hoorde roepen. Het was zijn voorman Harrie die staande in de deuropening naar hem wenkte om weer aan het werk te gaan. Licht geschrokken liep hij achter zijn baas aan die vertelde dat ze hem kwijt waren en dat ze wel dachten dat hij in de oude schuur zou zijn. Toen ze samen naar binnenliepen door de nieuwerwetse ingang zei Harrie dat er een restje slagroom aan zijn mondhoeken zat…….
|