Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Juliaan Vandorne

Leegte - Juliaan Vandorne

Het zwembad is leeg. Allang leeg. De groene aanslag is verdroogd en de stenen bodem is wit uitgebeten door het chloor. Ik sta te staren naar dit stilleven dat maar niet in beweging wil komen. Ik ben vandaag hier naar toe gekomen om herinneringen op te halen. Ze zitten verborgen achter een muur van verdriet. Het huis staat inmiddels jaren leeg en er is blijkbaar niemand geïnteresseerd in een pand dat opgetrokken is uit een aantal met tranen doordrenkte muren. Ik kijk naar de droeve uitstraling dat op amper twintig meter van het zwembad te koop staat. De voordeur is overdreven asymmetrisch in de voorgevel geplaatst waardoor het huis een verwrongen gezicht krijgt. De mediterrane kleur van de gevel gaat grotendeels verborgen achter een wilde fanatieke begroeiing die de slaapkamerramen al bereikt heeft.
Het dak heb ik altijd afschuwelijk gevonden, maar het was een idee van Inge.
De voorbeelddakpan waarop ze kirrend haar keuze had gemaakt was roze, maar samen met nog zo’n duizend exemplaren in werkelijkheid werd het een bleek geheel dat nu haast ineenkrimpt onder mijn kritische blik. Ze doen pijn aan mijn ogen.
Wanneer ik mijn betraande ogen sluit hoor ik haar heldere stem die mijn naam roept en het beeld van een naakte nimf die over het grote grasveld naar me toe huppelt dringt zich moeizaam op. Haar jonge borsten bewegen nauwelijks en haar lichaam lijkt gebeeldhouwd. Lange donkerblonde haren lijken speciaal voor haar gemaakt en wapperen naar hartelust.  Ik steek mijn armen naar voren en hoor plots voetstappen achter me op het dorre gras. Niemand verwachtend draai ik me met een ruk om.
Een schimmig spel van herinneringen schiet door mijn hoofd en een miljoen voor- en achternamen proberen zich te vormen tot één naam van de vrouw die voor me staat. Ze lacht vriendelijk en straalt een en al aantrekkelijkheid uit.
‘Ik heb je nog niet laten schrikken,’ vraagt ze lachend. Ze heeft ongewoon witte tanden die in een keurige rij de indruk geven van rijkdom. Haar jas doet daarin heftig mee. Haar haren zijn goudblond en opgestoken. Ik word nerveus van het feit dat ik haar niet kan thuisbrengen terwijl mijn onderbewustzijn het uitschreeuwt van herkenning. Haar stem zegt me niets, ik word onzeker en doe een stap terug zodat ik haar beter kan bekijken. Ze is lichtjes en kundig opgemaakt en ook haar verdere kleding doet een zekere status vermoeden.
Ze schiet in de lach en houd haar met een dunne leren handschoen omhulde smalle hand voor haar mond.
Ik kan niet goed inschatten of zij weet wie ik ben. Mijn verstand draait nog steeds op volle toeren om de flarden uit het verleden aan elkaar te rijgen tot een zinnig beeld. Het lukt me niet.
Ik ben bang dat mijn glimlach naar haar niet overkomt zoals ik hem bedoel en ik zoek naar een openingszin die mijn stupide houding kan compenseren.
Ze is me voor.
‘Je weet werkelijk niet meer wie ik ben, hè ?’ zegt ze met een benepen piepstem.
Ik kijk om me heen alsof ik betrapt ben bij iets onbehoorlijks en zie in de verte aan de weg een Porsche staan die ik direct met deze vrouw associeer. Het maakt de zoektocht in mijn geheugen alleen maar moeilijker.
‘Eh,… nee!’ gorgelt het uit mijn keel die ik direct schraap.
Haar verbaasde gezicht wordt met de seconde knapper en ik realiseer me dat ik tegenover een prachtexemplaar van een vrouw sta die ik zou moeten kennen terwijl mijn geheugen me in de steek laat.
De schaamte begint zich met warmte in mijn lichaam te ontwikkelen en onwillekeurig trek ik mijn wintersjaal wat losser. Het is weliswaar bijna winter, maar de waterige zon is aan de warme kant.
‘Ik ben het …Sophie !’ lacht de vrouw terwijl ze me bij de arm neemt.
Met een lichtflits valt ze mijn geheugenterrein binnen. De enige Sophie die ik ken is de vriendin van Inge, een verwend nest dat uit een rijke familie stammend een eindje verderop in de betere buurt woonde. Ik had een hekel aan haar omdat ze Inge voor een groot deel van me afnam door héél hecht met haar te zijn.
De herkenning brengt me alleen nog maar meer van slag en ik heb nog te weinig gegevens voor handen om een juiste houding aan te nemen.
De laatste keer dat ik haar gezien heb is op de begrafenis, dat kan ik nu met zekerheid vaststellen.
‘Jeetje, Sophie…’ zeg ik met grootst mogelijke neutraalheid.
Ze schud nu een beetje aan de mouw van mijn jas en kijkt me met een schuin hoofd aan.
‘Hé, hoe is het nu met je?’ vraagt ze .
‘Goehoed….’ Zeg ik mijn lippen tuitend en wrijf langs mijn ongeschoren wang. Ik ging er vanmorgen niet vanuit dat deze ontmoeting plaats zou vinden anders had ik me wel beter verzorgd.
Een restant dorre bladeren wordt in een kleine draaikolk door de wind opgetild en weer neergelegd. Het lijkt een vrij nutteloze actie en ik weet me even nergens anders op te concentreren. Er dringen zich een aantal herinneringen op die geblokkeerd en misplaatst voelen. Ik zucht en laat mijn ogen weer langs haar schitterende contouren gaan. Ze is niet zozeer ouder geworden, maar meer rijper… mooier. En dat terwijl ik elke morgen mijn eigen vergrijzing als een aftakeling beoordeel.
‘Twaalf jaar…’ fluistert ze naar de grond kijkend. Ik meen een glinstering in haar ogen te zien.
‘Tja,’ zeg ik niets beters weten te zeggen.
In de flarden uit mijn geheugen zoek ik tevergeefs naar een situatie waarin ook zij naakt om het gevulde zwembad rent. Dat zullen ze wel gedaan hebben als ik er niet was.
Ik was met grote regelmaat in het buitenland om de resten van het bedrijf van mijn vader proberen te redden. Als enige zoon had ik na zijn plotse overlijden alles geërfd, behalve zijn zakelijk talent. Ineens zat ik tegenover achterdochtig kijkende Aziaten die graag gebruik maakten van de producten en kennis van mijn vader, maar die in mij alleen maar het verwende enige kind zagen. Ik kon ze geen ongelijk geven. Tegen beter weten in heb ik het toch een tiental jaren volgehouden om de wereld rondreizend mijn erfgoed te verdedigen tegen een concurrentie die veel meer gochme bezat dan ik.
Veel later kwam ik tot de conclusie dat dit verloren tijd was die ik beter aan Inge had kunnen besteden. Ik meende dat ik een onuitputtelijke zee van tijd ter beschikking had. De werkelijkheid kwam hard aan.
‘Wat… wie …’ Ze maakt haar zinnen niet af en kijkt me aan met een zorgwekkend gezicht.
Ik strijk met mijn hand door mijn grijzend haar en zoek naar een mogelijk antwoord .
‘Ik ben met pensioen…’ zeg ik alsof daarmee alles verklaard is.
De vale spijkerbroek met gerafelde pijpen voelt slecht aan zo tegenover deze modieuze perfectie.
Met een elegant gebaar trekt ze haar handschoenen uit en met intens warme handen pakt ze de mijne. Ze staat nu recht voor me en de afstand tussen onze gezichten is niet meer dan een centimeter of tien. Ik ruik haar parfum en voel haar adem.
‘Je hoeft je niet anders voor te doen. Ik heb je altijd bewonderd zoals je was ook al heb ik altijd geweten dat je me niet zo mocht. Inge was onze verbondenheid maar wel heel indirect. Ik was jaloers op je, weet je dat?’
Ze blijft me intens aankijken.
Mijn mond voelt gortdroog en ik verlang naar een koel glas bier, niet alleen vanwege de dorst. De schaamte over deze gedachte slaat als een natte vaatdoek om mijn hals. Ik heb me de laatste maanden al diverse malen voorgenomen te stoppen.
‘Meen je dat?’ vraag ik.
Ze knikt langzaam met haar mooie hoofd.
Na zoveel jaren weet ik niet goed meer te reproduceren waarom ik haar niet mocht. Dat kan eigenlijk alleen maar vanwege haar relatie met Inge zijn. Een soort jaloersheid op een vals plat. Een gevoel dat onuitsprekelijk is.
‘Ik mis haar nog elke dag…’ fluistert ze bijna in mijn neusgaten.
Mijn oplaaiende emoties beletten me te antwoorden.
Ik zie Inge weer voor me. Door God rijkelijk bedeeld met feminiene kenmerken wist ze alles en iedereen voor zich te winnen, behalve zichzelf. Ik voel een rilling langs mijn rug gaan als ik denk aan haar brief die ik op ons bed vond. Lang heb ik mezelf verboden om aan de inhoud terug te denken. Nu komt onbelemmerd de cryptische tekst weer voorbij die een grote leegte achterliet. Ze schreef dat ze niet had kunnen kiezen tussen twee geliefden. In de veronderstelling dat ik de ene was heb ik me jarenlang suf gepiekerd wie die andere man was geweest. Deducerend kwam ik op niemand en liet het op een gegeven voor wat het was. Het zou immers niets veranderen aan mijn verdriet.
Sophie komt dichterbij en kust me teder op mijn mond.
De dunne wind omhult ons met een kolk van bladeren.

Leegte © Juliaan Vandorne

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Juliaan Vandorne