Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2006 Karel Kanitz Familie - Karel Kanitz |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Ik kom uit een hechte familie van bekvechters. Een hele grote familie bovendien. Overal waar je in de buurt liep, kwam je ze tegen: opa's, oma's, tantes, neven, nichten, al dan niet aangetrouwd of inwonend spul, of buren die plotseling familie schenen te zijn... Zo had ik meerdere tantes en vooral ook ooms. Van die laatste categorie waren er wel heel veel. Later bleek niet iedereen daarvan échte familie te zijn, hetgeen me het wrange gevoel gaf ze geheel voor niks te hebben geplezierd met bij hen op schoot te klimmen. En ze soms in verlegenheid te brengen met de ontwapenende kindervraag waarom ze toch in godsnaam een zaklantaarn in hun broekzak hadden zitten… Het bekvechten werd met name beoefend bij gezamenlijke gelegenheden. Verjaardagen, verlovingen, bruiloften, begrafenissen, echtscheidingen, ziekenhuisopnames; het maakte niet uit. Als er maar de geringste aanleiding toe bestond, kroop de familie bij elkaar. Met als gevolg dat er elk weekend wel minimaal één feest of plechtigheid was. Wat wil je ook met een familie van grofweg driehonderd variaties op hetzelfde DNA? Velen daarvan konden elkaar eigenlijk niet luchten of zien. Sommigen waren dermate gebrouilleerd met elkaar, dat ze elkaar jarenlang meden. Een hoogst enkele keer overkwam dat mijn vader of moeder. Hetgeen weer scheelde in de aantallen keren dat ik noodgedwongen op zo'n feestje zat. Want als enig kind moest ik altijd mee. Zwaar tegen mijn zin in onderging ik lijdzaam het ritueel dat doorgaans bestond uit: een vals-hartelijke begroeting, koffie met een jonkie, nog meer jonkies maar dan zonder koffie, meedeinen op smartlappen van Johnny Jordaan, Tante Leen, Slome Japie, Dikke Leo of Jodel Jerry, geflikflooi van ooms met flirtende tantes en ondeugende vroegrijpe nichtjes, van de alcohol rood aangelopen hoofden met verstilde blikken en lege ogen en…. ruzie! Bekvechten over vroeger, achtergesteld zijn als kind, ontrouw van de vechtgenoot, eega's met gaten in de handen, schulden bij de Kredietbank, onvereffende rekeningen. Soms kon het gebeuren dat nog ín de polonaise van het voorafgaande feestelijke moment een willekeurige oom aan zijn schouders werd omgedraaid en ogenschijnlijk uit het niets een gigantische klap voor zijn smoel kreeg. Hetgeen de feestgangers doorgaans direct verdeelde in twee bekvechtende kampen. Met een beetje geluk maakten mijn ouders deel uit van één zo'n kamp en was het feest meteen afgelopen, zodat we voor enige tijd bij minimaal de helft van de familie niet over de vloer zouden komen. Was het al een ramp om op zo'n familiefeest te zijn, de voorbereidingen logen er ook niet om. Ik werd steevast zo rond half zeven op het keukentrapje gezet om mijn hoofd ter hoogte van het keukenspiegeltje te brengen. En dan begon mijn vader mijn haar te boetseren met in de ene hand een kammetje en in de andere hand een kwak brillantine. Bewonderenswaardig was zijn geloof en volharding om van een volstrekt willekeurige hoofdbegroeiing nog iets toonbaars te maken. Uiteindelijk, met bloed, zweet en heel veel van mijn tranen, slaagde hij erin om mijn haar tegen mijn hoofd te plakken en een heus kuifje te produceren. Opgelucht sprong ik dan van het keukentrapje, waardoor mijn pruik weer alle kanten opsprong. Met als gevolg dat ik nóg ruim een half uur gedwongen was om mijn haar met steeds ruwere bewegingen te laten fatsoeneren. Het was voorjaar 1966. Mijn tante Marie was jarig. Ze was voor de zoveelste keer negenendertig geworden. Tante woonde met ome Chris in de Nieuwe Molstraat, op zo ongeveer het enige adres waar geen hoer achter de ramen zat, vlakbij de Paviljoensgracht. Op het feest, in de jonge jeneverfase, nam mijn moeder als gebruikelijk het voortouw door met geheven glas met Johnny Jordaan mee te gaan zingen. Een tot op de dag van vandaag voor de schriftgeleerden onontcijferbare tekst galmde door de ruimte: Waarmee de spanning weer om te snijden was. Want ome Chris, klein van stuk en begaafd stijldanser, had inmiddels zijn heil gezocht in een foxtrot met de een meter negentig lange, wulpse nicht Rita. Waarbij zijn hoofd op haar borsten rustte en mee wiegde op de maat van de muziek. De maat die weer vol was, wat tante Marie betreft. Ondertussen was tante Greet in haar delirium weer eens geëmotioneerd over haar zoveelste verbroken relatie. Na haar twee huwelijken had zij nog een stuk of zes snuitjes gehad, zoals zij het zelf noemde. Voor haar veertigste had zij al zestien kinderen op de wereld gezet, die allen in kindertehuizen waren ondergebracht. Drank bracht haar vergetelheid. Omdat zij bijna uit principe geen water dronk, had zij de loden leidingen uit haar woning gesloopt en in sterke drank omgezet. Steevast had zij haar eigen heupflesje bij zich. Alleen haar broer, ome Rinus, kon haar uit haar hysterische huilbuien halen. Die was echter al ruim een uur zoek. Een vreemde stilte had de ruimte bevangen. De verwachte verbale slachtingen bleven achterwege. Op de achtergrond was op gedempte toon Louis Davids te horen. Naast de grammofoon, mijn opoe, die zachtjes meezong. Iedereen keek in haar richting. Majestueus, als een soort godmother, zat zij in de grote stoel van ome Chris. Ze stond op en onverstoorbaar zong zij verder. Ze liep naar de commodekast, die ome Chris zelf had gemaakt. Daarin stond hét erfstuk waar iedereen op uit was, mocht opoe komen te overlijden: een zestal antieke porseleinen eieren, voorzien van een dun laagje bladgoud. Ze waren een fortuin waard. Eén voor één haalde mijn opoe de erfstukken uit de commode. Nog steeds bleef zij in de maat met Louis Davids. Ze ging voor het open raam staan. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Familie © Karel Kanitz Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2006 Karel Kanitz |