Een jongen in een donkerblauwe jas reed op een fiets de heuvel af. Een meisje in een zomerjurk rende achter hem aan. Het was het einde van de zomer. De jurk woei op. De stof was bijna transparant. Ze leken niet op elkaar en toch waren het broer en zus. Uiteindelijk zaten ze allebei op de fiets en reden naar de rivier. Even later kwam er een vrouw aan, in een lange rok met een wit schort. Ze liep tot aan het pad en riep iets. Het meisje bleef staan en riep terug. De jongen reed nog een rondje. Toen het begon te regenen, stonden ze nog even onder een boom en renden daarna naar het huis.
De volgende dag vertrok ze helemaal aangekleed naar haar nieuwe school waar ze ook zou overnachten. Ze zag er netjes uit, alles zat goed vast. Waarom zeurde het meisje toch zo? Waarom leek het alsof er een eindeloze sleur van kleine irritaties doorstroomde? De jurk werd achter haar rug weggestopt. Ze zei nog een paar woorden en toen stond ze buiten. Op tijd, zoals het hoorde. Op het moment dat de auto wegreed liepen Elsie, de huishoudster, en Minko, haar broer, naar de voordeur.
Een half uur later pakte Minko zijn fiets weer en reed de heuvel af, van de top naar de rivier en terug. Hij was negen jaar. Het meisje was zeven. Hun moeder, Elenka, was op reis en hun vader, Zichma, werkte in het buitenland bij een bank. Hij zou over ongeveer een maand thuis komen.
De moeder draaide haar blik weg als je haar aankeek. Ze was vriendelijk maar het leek alsof ze je door een waas observeerde en als ze door de waas heen reikte, was het vaak zonder dat ze echt de moeite nam om te luisteren. De vader dacht meestal aan geld, misschien omdat hij er zo weinig van had toen hij jong was. Elsie Schuitenbrocht werkte al twaalf jaar in het huis en kende de kinderen beter dan hun eigen ouders. Elsie hield van haar werk, van het huis en de vriendschap die ze met Minko en zijn zusje had.
“Zo was het goed” dacht Elenka. Ze wilde zich van de druk bevrijden, de druk van alles wat er geregeld moest worden elke dag weer. Ze zag er erg jong uit en bleef bezig met het idee van een nieuw begin. Ze wilde iets doen dat helemaal in haar handen was en afhankelijk van haar kunnen en kennis. Het leek alsof ze steeds alleen maar een tussenstop maakte in het huis om zeker te weten dat alles nog in orde was. Ze had geen spaargeld en alles waar ze van leefde was van Zichma. Ze zocht steeds verder. Eerst in de regio, daarna buiten de regio en nu reisde ze naar nieuwe landen om daar een plek te vinden voor iets dat haar kon bezighouden. Sinds een paar maanden werkte ze voor een reisorganisatie.
Om haar gedachten te ordenen had ze een paar maanden geleden een lijst gemaakt van dingen die ze moest doen, die ze in haar agenda bewaarde en die Elsie, per ongeluk, op de grond had gevonden in de gang. Elenka zei dat het niet was wat ze dacht en had het papier weggegooid. Elenka was lichtvoetig en had zich in het huis gevestigd omdat het zo uitkwam met de kinderen. Ze liet het zich gemakkelijk aanleunen en was tegelijkertijd bezig met waar ze eigenlijk wilde zijn, wat ze eigenlijk wilde doen en hoe ze het zou doen.
Een half jaar later werd het meisje ziek. Tijdens de sportlessen op school werd ze onwel en kon na een paar weken niks meer verdragen. Geen daglicht, geen eten en ook de ziekenhuislucht niet. Haar grootmoeder, Gemma, kwam elke dag in het ziekenhuis langs en probeerde te begrijpen wat er aan de hand was. Maar een duidelijk antwoord kreeg ze niet. Ze zat aan het bed van het meisje dat vertelde dat ze naar buiten wilde. “Hoe heet ze?” vroeg een zuster. “Mir Mir” zei de grootmoeder. “Wat is dat voor naam?” Die naam had ze zelf verzonnen. Mir mir was ook Merenka, de naam die ze van haar ouders had gekregen. Gemma was een gezonde vrouw en begreep niet hoe iemand zomaar onverklaarbaar ziek kon worden. De zuster knikte hen gedag en liep weg. Gemma wachtte op de dokter. De dokter wist niet wat hij moest antwoorden. Hij keek nog een keer door de papieren en zei dat Merenka wel weer naar huis kon gaan. Ze had zich heel goed gedragen en omdat ze geen koorts meer had, kon ze gewoon naar huis. Merenka veegde de spullen van haar tafeltje bij elkaar en pakte haar tas. De grootmoeder pakte een kleine koffer en vouwde haar kleding op. Een half uur later vertrokken ze. Merenka trok het koffertje door de gang en rende naar de uitgang. Gemma droeg de tas en had de auto sleutels in haar hand.
Dezelfde avond pakte Elenka haar koffer. Ze keek in haar agenda en telde de weken dat ze in het huis zou zijn. Ze kwam eerder thuis voor Merenka. Bij aankomst was ze blij, ze hield niet van vliegtuigen. Thuis had ze een gesprek met Minko, een gesprek met Elsie en belde haar dochter op. Elenka had een lage stem en sprak traag. Minko had geen geduld om te luisteren en draaide op zijn stoel, speelde met zijn bestek en keek naar Elsie. Een paar minuten later ging hij naar bed.
De volgende dag haalde Elenka haar dochter op bij haar grootmoeder. Het meisje keek treurig en rende de tuin in. Ze bleef bij de rotsen staan en keek naar het strand en de zee. Toen Gemma haar riep, kwam ze terug. De glazen deur stond open en Gemma kwam naar buiten en liep haar tegemoet. Ze fluisterde iets in haar oor. Het meisje knikte, ging naar binnen en deed haar jas aan. Even later reed Merenka met haar moeder weg.
“Je hebt een week school gemist en je hebt niks, hoe kan dan?”, vroeg haar moeder. Ze wist het niet. Ze keek naar buiten en zag de kleine heuvels in de verte die in enorme bergen overgingen. De weg liep om de berg heen en volgde de treinrails. De lucht werd geleidelijk blauwer en huizen lagen rechts en links verspreid tegen de berg wand. Merenka keek naar de wegen die als een net over de bergen lagen en maakte nummers met haar vinger op de ruit, net zolang totdat ze thuis waren.
Ze luisterde nauwelijks naar haar moeder. Niet omdat ze geen respect voor haar had, maar omdat ze geen band met haar voelde. Veel gesprekken eindigden in een paar losse zinnen. “Waarom zeg je niks?” vroeg Elenka. Elenka zat aan tafel en luisterde naar haar dochter. Ze boog naar voren. Merenka rolde haar servet op en vouwde hem daarna tot een klein vierkantje. Elenka boog verder naar voren, maar het meisje zei niks. Een poos later liep Merenka naar boven en ging in de kamer van haar broer naar binnen. Een uur later sliepen ze.
Elenka zat beneden en keek voor zich uit. Ze keek zoals ze jaren geleden op de bank had gezeten terwijl ze op Zichma wachtte. Zichma die ergens een antieke kast had gekocht, die gebracht moest worden. Ze zat op de bank en keek naar de klok. Het geluid van de klok weerklonk in de kamer. Ze telde mee met de tikken en volgde de secondewijzer. Ze zat daar in stilte en keek naar de klok en kreeg het ongelukkige gevoel dat er niks was veranderd. Het gevoel dat sinds ze daar zat alles wat ze had meegemaakt tot niks concreets had geleid. Het was vier uur in de middag en ze voelde een steen op haar rug, het gewicht wat haar steeds weer terugbracht tot waar ze vandaan kwam, hier in Wanzaaner. “Het Wanzaaner van niks” hoorde ze zichzelf zeggen.
Buiten begon het te waaien en de takken van de bomen bogen in de wind. Ze bogen net zo lang totdat het niet verder ging en het hout langzaam terugduwde. De hele middag bleef het zo, de kracht van de wind tegen de huizen, de bomen en alles wat los zat. Na een poos werd alles zwart en was de nacht begonnen.
De volgende dag bracht ze Merenka weer naar school en liet haar spullen bij Gemma achter. Ze hadden afgesproken dat ze bij haar grootmoeder zou blijven logeren. Thuisgekomen begon ze met de planning voor haar werk. Ze draaide de pen tussen haar vingers en maakte een berekening. Zichma zou over twee weken terugkomen. In de nacht liep ze door het huis en telde de kleine spullen die er stonden, porseleinen vazen, kristal, verzilverde fotolijstjes. Ze liep ook langs een paar schilderijen. Ze maakte een lijst die ze wegstopte in haar portemonnee.
Elsie merkte op dat er spullen in de kamers waren verschoven en soms wist ze dat er iets was verdwenen. Elenka wilde niet reageren. Ze was bezig met de voorbereidingen voor haar vertrek en had begrepen dat Zichma al over een week zou komen. Ze had hem acht maanden niet gezien en wilde hem pas spreken als ze alles had gedaan zoals ze dat zelf wilde.
De volgende ochtend had ze haar spullen ingepakt en was Minko ook klaar met zijn koffer. Ze wilde deze keer dat hij meeging “op vakantie” . Een uur later stond de taxi voor. Elsie hield de voordeur open. Op het moment dat ze wegliepen stopte er een auto voor de oprijlaan. Uit de auto stapte Zichma. Minko herkende zijn vader niet meteen en stapte achter zijn moeder aan. Elsie stond in de deuropening. Minko deed moeite om zijn moeder bij te houden, die steeds sneller naar de taxi liep. Zichma pakte zijn koffer en liep naar het huis. Ergens op de oprit moeten ze elkaar gekruist hebben en ergens op dat pad moet Minko onbewust een keuze hebben gemaakt. Hij bleef staan en keek. Hij keek naar zijn moeder die vertrok, en zijn vader die aankwam en Elsie die bij de voordeur stond en geschrokken de situatie waarnam. Hij keek om zich heen en liet Elenka’s hand los. Daarna keerde hij om en besloot gewoon thuis te blijven alsof er niks was gebeurd.
|