Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Marc van Caelenberg

Gedichten - Marc van Caelenberg

Vers in de etalage

Gedichtendag,
En in de uitstalling van slagerij André,
Tussen de worsten en de ham,
Hangt er een levensgroot gedicht,
Toevallig van mijzelf.

Aan een mevrouw van onbestemde leeftijd
Die in de etalage kijkt,
Vraag ik: “Hoe vindt u het?”

Ze kijkt mij angstig aan
Alsof ik het op haar,
Of nog veel erger,
Misschien wel op haar handtas heb gemunt.

“De ham, of wat?” vraagt ze argwanend.

“Nee, nee,” sus ik, “nee, het gedicht.”

Ze haalt de schouders op en zegt:
”O dat? Dat stoort mij niet,”
Zich ijlings uit de voeten makend.

En ik zak zwijgend van mijn voetstuk.

 

 

Midwinter

Als “Jingle, Bells” één ogenblik verstomt,
Dan hoor ik vaag en in de verte
De echo van een eeuwenoud gezang
Al is dat dan al eeuwen lang gesmoord.

Dan zie ik in gedachten,
Hoe in de donkerste der dagen,
Op heuvels en in dorpen
Een vreugdevuur wordt aangestoken
Om daar het licht mee te begroeten.

Want onder klatergoud en kitsch
Glanzen nog steeds,
Verwrongen weliswaar en zwaar verminkt,
Maar nog herkenbaar voor wie kijken wil,
De oude waarden
Van het heidense geloof.

En ook al heet het Kerstmis,
Het was en is
Midwinter.

 

 

De Kalenberg

Hier sta ik dan,
Hier in dit steile stukje straat,
Een bult slechts in het landschap
Die men in Vlaanderen een berg noemt.

Ooit laadde hier een man
Zijn hebben en zijn houden op een wagen
En trok de wijde wereld in.

Was hij verbannen of gevlucht?
Was hij een ketter of een geus?
Was het de passie die hem dreef?
Of was het simpelweg een zoektocht
Naar nog betaalbaar akkerland?

Mij liet hij weinig na,
Tenzij de plaatsnaam
Van dit steile stukje straat,
Een bult slechts in het landschap
Die men in Vlaanderen een berg noemt,
De Kalenberg.

 

 

Het belbusje

Door buurtschappen en straten
Waarvan zelfs god de naam niet kent
Rijdt nu al een paar maanden
Het belbusje van hot naar haar.

Het komt wellicht niet in de hemel,
Maar wel op aarde en op alle plaatsen,
Zoals dat in de catechismus stond,
Want het verschijnt en het verdwijnt
Volgens geheime wetten
Waarvan de logica aan mij,
Gewone sterveling,
Niet is geopenbaard.

Misschien is het alleen een speeltje
Van iets of iemand in den hoge,
Een klein mirakel op vier wielen.

Maar hoe dan ook,
Het busje hobbelt vrolijk verder
En ook bij de bestuurster
Hobbelt alles vrolijk mee.

 

 

De populier

Als afgekeurde stek
Vanwege krom en veel te spichtig
Bij toeval in de tuin beland
En daar voorlopig ingekuild,
Was ik hem even uit het oog verloren.

Nu,
Dertig zomers later
En nog meer meters hoger,
Kan ik er moeilijk nog omheen;
Ik denk dat hij hier blijven zal
Op deze plek
Waar ook ik wortel heb geschoten.

Ik vraag me enkel af
Wie van ons twee
Als eerste voor de bijl zal gaan.

Gedichten © Marc van Caelenberg

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Marc van Caelenberg