Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2007  Margareta Keijser  Beoordeling BSN

Mama Dia - Margareta Keijser

Papa heeft het me verteld toen we op het strand waren.
Mama ging naar bed. Ze was niet lekker, want ze had dia. Dat zegt ze altijd, dia.
Diarree vindt ze een vies woord. Dat snap ik echt niet, want je kan er van alles mee maken in je hoofd. Diarree van dikke Kee bijvoorbeeld, of diarree spuit in de plee. Die is wel een beetje goor, maar wel de beste die ik ooit gerijmd heb. Ze had Daan ook naar bed gebracht, voor zijn middagslaapje. Daan is een slaapkop. En een poepchinees.
Wij gaan lekker samen naar het strand, Tim, zei papa. Uitwaaien en dan een patatje eten. Dat van die patat had hij gefluisterd, want mama vindt patat niet gezond. Veel te vet. Daar word je ziek van. Dat moet zij nodig zeggen, want wie is er nou het meeste ziek van ons allemaal? Ze zegt dat ze lastige darmen heeft. Het is hollen of stilstaan. Daar moest ik verschrikkelijk om lachen; ik zag ze al rennen, die darmen. Ik haalde mijn laarzen uit de bijkeuken en trok mijn gele regenjack aan. De wolken hingen bijna op de grond en gisteren had het ook aan een stuk geregend. Papa had vast heel snel de auto gestart, de motor liep al toen ik buiten kwam. Ik mocht voorin. De straat glom van de nattigheid en aan de kale takken van de bomen hingen druppels die ik in mijn mond had willen opvangen. Regendruppels hebben een heel andere smaak dan water uit de kraan. En sneeuw smaakt wéér anders. Misschien omdat regen en sneeuw uit de lucht komen en gewoon water uit de grond? Ik zal het eens aan juf vragen of aan opa. Opeens komen oma’s ogen in mijn gedachten. Die zien er uit alsof ze steeds bijna willen gaan huilen. Dat begrijp ik nu wel.

Ik laat me uit bed glijden. In het donker loop ik naar de slaapkamerdeur en doe hem zachtjes open. Op de overloop brandt een kinderlampje dat een zacht oranje licht geeft. Ernaast is de badkamer. De deur staat op een kier. Ik neem een grote stap óver de badmat (anders ben ik af) naar de wasbak en zet de kraan open. Ik steek mijn handen onder de straal. Het water spettert alle kanten op. Over de rand van de wasbak, op de vloer, op de spiegel. Mijn voeten worden nat en de mouwen van mijn pyjamajas beginnen te druipen. Ik moet er van plassen en omdat ik zo bibber, plas ik de hele wc-bril vol. Met een handdoek maak ik hem een beetje droog. Doorspoelen doe ik niet. Mama wordt overal wakker van. Ik kruip weer in bed en voel hoe het water in de lakens trekt; ik draai net zolang in mijn dekbed rond totdat ik er als een worstje in zit. Ik heb het tot aan de maan zo koud.

Op het strand stond de wind uit zee en blies steeds in mijn ene oor. Papa zette mijn capuchon op, maar die woei gelijk weer af. Dat schiet niet op, zei papa, laten we maar flink doorstappen. Papa en ik gaan wel vaker samen naar het strand, maar deze keer voelde het anders. Alsof er iets tussen ons in zweefde dat je niet kon zien. Ik dacht dat het misschien wel een zeerovergeest kon zijn. Rik zei op een keer dat dooie zeerovers nooit echt dood zijn; ze blijven altijd als geest rondwaren. Wat is rondwaren, vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op en ik begreep dat hij het ook niet wist, maar dat was niet erg, omdat het precies het goede woord was dat bij geesten past. Soms voel je dat soort dingen aan.
We hadden al een behoorlijk stuk gelopen toen papa zei dat hij iets moest zeggen.
Tim, zei hij, ik moet je al heel lang iets vertellen. Iets belangrijks.
Net op dat moment zag ik twee zeemeeuwen aan de rand van het water met elkaar vechten. Ze pakten om beurten iets van elkaar af en ik holde er heen om te zien waar ze om knokten. Het was een dikke oranje zeester, die ze al bijna aan stukken hadden getrokken. Ik raakte er helemaal opgewonden van, want zo vaak zie je niet dat meeuwen ruzie maken om een zeester. Moet je kijken pap, schreeuwde ik. Maar hij liep geen stap harder en keek naar het zand.
In mijn buik begon er wat te knijpen en de lol over de meeuwen was meteen weg. Ik wachtte totdat papa weer naast me stond en toen zei hij dat we maar beter even in de richting van de duinen konden gaan. Hij zag heel bleek en deed een beetje raar.
Weet je Tim, zei hij terwijl we in het koude zand gingen zitten, ik vind het erg moeilijk om te zeggen en ik had het al veel eerder moeten doen, maar…het is namelijk zo… dat mama niet je échte mama is. De bobbel bij zijn keel ging op en neer. Ik zei niks. Mijn hoofd was net zo leeg als een luchtballon aan een touwtje.
Ik bedoel, je komt niet uit háár buik, maar uit de buik van een andere mama.
Toen hij dat zei dacht ik dat ik het snapte. Dat ik een gevondeling was. Maar papa zei dat mijn mama dood ging, toen ik bijna drie was, en dat hij mijn echte papa was. Zijn mond trilde in de hoekjes. Ik schrok en vroeg of dooie moeders ook konden rondwaren. Hij keek me strak aan. Hoe kom je daar nou bij? Ik vertelde wat Rik had gezegd. Hij schudde zijn hoofd. Jouw mama is bij de sterren, zei hij op een manier alsof hij het zelf niet helemaal geloofde. Mijn hersens werden er duizelig van. En Daan, uit wie z’n buik komt die dan? vroeg ik, want het wou maar niet tot me doordringen hoe het zat.

Pfff, wat zit dat dekbed krap. Ik schop met mijn benen om meer ruimte te krijgen. Dan schiet me iets te binnen waar ik op slag stil van word. Als opa en oma de papa en mama zijn van mijn eigen mama, dan zijn zij niét de opa en oma van Daan! En we hebben óók opa en oma webcam nog, die in Spanje wonen omdat oma een ziekte aan haar geraamte heeft en veel in de zon moet lopen. Bij wie horen die dan? Bij mama, die mijn mama niet is of bij papa? Dat moet ik vragen als het licht is.

De patat was helemaal niet lekker. Zelfs niet met een heleboel mayonaise erop.
Papa was stil en probeerde een kroket naar binnen te proppen. Er zaten geen andere mensen in de snackbar, dus er viel niks te zien. Naar buiten kijken ging ook niet want de ramen waren beslagen. Ik volgde een dikke druppel die tot onder aan het glas zakte en dacht de hele tijd aan Rik. Ik vroeg me af of ik hem moest vertellen dat mijn moeder dood was. Zijn vader en moeder zijn gescheiden. Daarom woont hij af en toe bij zijn vader en dan weer bij zijn moeder. Zijn vader heeft een vriendin en die noemt Rik gewoon Tineke.
Toen moest ik er aan denken dat ik al die tijd geloofd had dat mama mijn mama was. Iets van binnen begon heel hard te bonken. In mijn buik, tegen mijn ribbenkast maar vooral in mijn hoofd. Het werd steeds groter en sterker. Ik moest iets doen om het te stoppen en voor ik het wist hadden mijn handen het bakje patat een zwieper gegeven. De frietjes lagen over de hele vloer verspreid met hier en daar een klodder mayonaise ertussen. Het bonken sprong achter mijn ogen en duwde de tranen naar buiten. Met mijn voorhoofd op de tafel begon ik te huilen. Zo hard dat ik er zelf van schrok, maar toch kon ik er niet mee ophouden. Ik hoorde een stoel omvallen en meteen was papa bij me met zijn armen om me heen. Timmie, het spijt me zo, het spijt me zo, zei hij alsmaar.
Nu ik daar weer aan denk, kriebelen er nieuwe tranen achter mijn ogen. Maar je kunt toch niet steeds huilen om dingen die gebeuren?
Zulke dingen gebeuren in het leven, zei papa op de terugweg, ook al zijn ze heel erg verdrietig. Ik wist niet eens precies om welke mama ik nou verdrietig was. In mijn hoofd lag alles door de war.
Mama zat met Daan op schoot toen we thuiskwamen. Ze keek me lief aan, net zo lief als ze naar Daan kijkt. Daar lette ik speciaal op. Daan stak zijn armen naar mij uit en riep, Mim! Mim! Daan is één en kan nog steeds niet goed praten. Ik keek naar hem en probeerde me voor te stellen dat ik bijna zeven jaar geleden ook zo bij mijn eigen mama op schoot zat. Papa vroeg of ik mama’s foto’s wilde zien, want die had hij in een boek. Dat wilde ik niet. Ik ging naar mijn kamer om een computerspelletje te doen. Ik wou het liefst dat alles weer gewoon was. En vooral wou ik dat ik geen dooie moeder had.

Ik draai me om. Het bed kraakt. Ik kan niet slapen en het is nog steeds geen ochtend. Plotseling wil ik wél de foto’s zien. Ik weet alleen niet waar dat boek is. Misschien in het ouderwetse bureautje dat in de kamer staat? Ik stap uit bed en sluip in het donker de trap af. Beneden doe ik het licht in de gang aan. De kamer is een zwart gat en als ik niet meteen het lichtknopje kan vinden word ik bang. Het lijkt wel een beetje te waaien tegen mijn pyjamabroek. Hij plakt nat en koud aan mijn benen. Misschien is het de geest van mijn moeder wel. Dat vind ik zo'n enge gedachte, dat ik niet oplet en struikel als ik hard de kamer uit wil rennen. Mijn ene knie bonst op de parketvloer, de andere op een houten blok van Daan. Het doet behoorlijk pijn, maar ik wil niet huilen. Boven gaat een deur open en even later komt er iemand de trap af, die het licht in de kamer aanknipt. Het is mama. Haar haren staat recht overeind van het slapen.
'Tim,' zegt ze zacht, 'wat doe jij nou hier? Het is midden in de nacht.'
Ik wrijf over mijn knieën en weet niks te zeggen.
Ze komt naast me op de grond zitten, slaat een arm om mijn schouders en trekt me tegen zich aan. Met haar andere hand aait ze over mijn haar. Heel zacht. Ze ruikt naar het bed van papa en haar. Een beetje vies maar ook vertrouwd.
'Het is allemaal ingewikkeld hè Tim?' Ze geeft een kus bovenop mijn hoofd.
'Ik vind het stom!' Er zit een kikker in mijn keel. 'Waarom mag ik nú pas weten dat jij mijn mama niet bent?'
'Omdat we dachten dat je er nog te klein voor was. En papa vond het moeilijk.'
'Dáán is klein! En Daan is geeneens een broertje van me.' De kikker wil huilen, maar ik niet. Ik ben al bijna acht.
'Daan is je halfbroertje, zo noemen ze dat.' Nu moet ik lachen want ik zie Daan in twee helften gezaagd voor me. De kikker is weg.
'Zal ik warme anijsmelk voor je maken?' fluistert mama in mijn oor. Ze weet dat ik dat bijna het lekkerste van de hele wereld vind. Nog lekkerder dan cola. Ik knik. Mama tilt me van de vloer en dan pas voelt ze mijn natte pyjama. Ze pakt de deken die altijd over de leuning van de bank hangt en wikkelt die om me heen. Met een zwaai zet ze me op de bank.
'Ben zo terug.' De deur blijft op een kier.
Ik hoor in de keuken de deur van de koelkast open en dichtgaan, het plofje van het gas en het geluid van melk die kloppend opgewarmd wordt. Langzaam begint mijn hele lijf te tintelen en voel ik me doezelig worden. Wat was ik ook weer van plan? Oh ja, de foto's….

Als ik wakker word is het licht. Eerst snap ik niet waarom ik niet in bed lig, maar beneden op de bank. Ik ga rechtop zitten en zie een beker melk op het bijzettafeltje staan. Jasses, er zit een joekel van een vel op. Naast de beker ligt een blauw boek. Een fotoalbum! In mijn oren begint het te suizen. Ik glijd uit de deken, neem het fotoboek op schoot en doe het open. Op de eerste bladzijde is een geboortekaartje geplakt. Tim, staat er met lichtblauwe letters op. Dat kaartje heb ik al eerder gezien. Ik had er om gevraagd toen Daan geboren was en zijn kaartje op het prikbord kwam te hangen. Voorzichtig sla ik een bladzijde om en krijg kippenvel van de eerste foto. In de kussens geleund zit een vrouw met een baby in haar armen. De foto is van dichtbij genomen en ik buig me voorover om het gezicht van mijn moeder beter te kunnen zien. Maar dat is toch gewoon mama? Mama die mijn mama niet is, maar dan met lang haar? Ik snap er niks van en blader snel verder. Papa met mij, ik in bad, drinkend aan de borst, oma met mij, op de arm van opa en steeds maar weer mama's gezicht.
Zachtjes gaat de kamerdeur open. Ik kijk op van het album.
'Ik kom kijken of je al wakker bent,' zegt mama. Ze gaat naast me zitten.
Ik wijs naar het fotogezicht van mijn moeder. 'Dat ben jij toch gewoon?'
Mama schudt haar hoofd, wrijft met haar hand op mijn rug. 'Jouw mama was mijn zus. Mijn grote zus. We leken erg op elkaar.' Haar gezicht staat een beetje verdrietig.
Ik kijk naar haar en dan weer naar het boek. Waarom heeft papa op het strand niet álles gezegd? Ze kunnen zo stom doen, grote mensen.
Op dat moment komt papa de kamer binnen met Daan op zijn arm.
'Kijk nou Daan, dáár hebben we de verloren schapen.'
'Ape, ape!' roept Daan en lacht zijn liefste Danenlach naar mij.
Als ik van de een naar de ander kijk voel ik een rare kriebel opkomen. Papa is mijn papa, mama is mijn tante en Daan is mijn halve broer, maar ook mijn… hoe heet dat ook weer.. nicht?…Neef? De kriebel wordt een grote bubbel slappe lach. Ik kijk opzij naar mama.
'Ik ga echt geen tante tegen je zeggen hoor,' gier ik, 'ik noem je gewoon Mama Dia.'
Daar moet ik zelf zo vreselijk hard om lachen, dat ik plat achterover op de bank val en met mijn benen in de lucht begin te schoppen, terwijl de tranen over mijn wangen rollen.

Mama Dia © Margareta Keijser

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2007  Margareta Keijser  Beoordeling BSN