Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2005  Marlou Roossink

Dubbelspoor - Marlou Roossink

Het is warm in de coupé. Ik rits mijn jas open en kijk uit het raampje. Het berichtje op mijn mobiel brandt in mijn zak: Waar ben je? Lieverd, je kunt niet zomaar weggaan. Een rij huizen schuift voorbij. De rode dakpannen glimmend van de regen en de felle straatverlichting. Vervallen tuintjes, gietijzeren hekjes, die hun beste tijd gehad hebben. Ik kijk omhoog waar donkere zware wolken opzij gedreven worden door een zwarte lucht met enkele sterren. De maan niet meer dan een klein schijfje. Zie je, alles is nog hetzelfde, alles is nog gewoon. Ik kijk op mijn horloge, bijna middernacht, nog een geluk dat ik deze trein gehaald had. De combinatie van de warmte en de cadans van de wielen mist zijn uitwerking niet en langzaam word ik rustig. Ik leun voorzichtig achterover en sluit mijn ogen. Moe, doodmoe. Ik wil slapen, alleen maar slapen en alles vergeten. Deze avond uitbannen, weglaten. Wissen. Even niets weten, niet nadenken. Doen alsof. Wat een puinhoop. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Een onrustig gevoel in mijn buik. Een lichte trilling in mijn jaszak. Ik haal mijn gsm tevoorschijn en 'u heeft 1 nieuw bericht' knippert op de display: Dit kan niet, ik wil je zien, ik ga je zoeken.
Ik werkte er net een maand toen hij zijn entree maakte. Jeroen. Relaxed stapte hij binnen en scoorde meteen punten met zijn binnenkomst: "Dag dames, ik zie dat ik de gemiddelde leeftijd aardig opkrik, sorry daarvoor." Dat zei Jeroen met zijn hooguit negenëndertig jaar en ik voelde mijn collega naast me opveren. Vorige week had zij Sarah de hand geschud en daar was ze nog steeds niet helemaal overheen. De rest van de roedel stak hij het uur dat volgde in zijn zak met behulp van kleine kwaliteit gesprekjes. Op eentje na. Ik had mijn buik vol van mannen, en hoewel Jeroen daar natuurlijk niets aan kon doen, kreeg hij het niet voor elkaar dat ik hem juichend in mijn armen sloot. Natuurlijk niet. Nog niet.

Ik was net een beetje opgekrabbeld na een ellendige periode en had deze baan als nieuwe start met beide handen gretig aangenomen. Alles nieuw. Huis, baan, status; vrijgezel.
Na de veelbelovende start van Jeroen, lag het geheel in de lijn der verwachtingen dat de basis stabiel was en dat het van daaruit alleen maar beter kon gaan. De eerste dag overheerste de spanning en opwinding over een nieuwe collega. Na een week was er al een subtiele verschuiving waarneembaar en kwamen mijn collegaatjes opvallend fris en fruitig op het werk. De chronische telaatkomers bleken ineens voor té vroeg te gaan en de energie was gewoon voelbaar. Wat peperdure ergonomisch verantwoorde stoelen tot nog toe niet voor mekaar kregen, lukte Jeroen in enkele dagen; iedereen liep rechtop, zat rechtop en bewoog met een souplesse waar menig topsporter jaloers op zou zijn.
Degelijke kleding bleef in de kast en de eens zo kille cultuur van het kantoor werd een uitgelaten heuvellandschap. Ongelooflijk. Jeroen begreep en Jeroen overlegde. Hoewel ik me stevig bleef vasthouden aan het idee dat mannen niet deugden, moest ik al snel toegeven dat ik terrein verloor. Sodeju, wat was deze man begripvol. Jeroen straalde vertrouwen uit en bovenal respect.

De trein mindert vaart en begint af te remmen. Een donker gebouwtje doemt op, het station. Het licht van de trein glijdt er overheen. Even zie ik het grauwe wit van de gepleisterde muren voordat het weer een donkere schaduw wordt. Ik zie een perronnetje dichterbij komen, een trap, een bankje. Leeg. Een schrapend geluid en de trein stopt. En nu? Mijn ogen glijden over het perron. Jezus hij zal toch niet? Wat moet ik doen? Ik voel er ineens weinig voor om de veiligheid van de trein te verlaten voor een donker stationnetje. Weer die trilling in mijn jaszak. Jeroen, hou nou op. Ik voel de paniek over me heen spoelen. Rustig Lou. Even diep in en uit ademen. Heel belangrijk. Hij weet niet dat jij het weet. Er kan niets gebeuren. Niet kijken, laat hem.

Toegegeven, Jeroens fysieke verschijning loog er niet om. Net zomin als zijn charmante en natuurlijke manier van omgang, maar zijn grootste aaibaarheid had hij toch te danken aan zijn status, zijn privé-status. Jeroen was namelijk in de steek gelaten door zijn vrouw, die haar ochtend bakkie graag inruilde voor een sherry'tje of twee. En alsof dat nog niet genoeg was, kreeg hij de zorg over hun zoontje.
Jeroen was dus mooi, begripvol en lief, maar bovenal alleenstaande vader. Zijn zoontje ging boven alles en daar maakte hij absoluut geen geheim van. Hij stelde zich extra kwetsbaar op door zijn moeilijkheden op tafel te gooien; zijn zoektocht naar een perfecte oppas, het combineren van werk en vaderschap.
Jeroen en ik hadden een overeenkomst; allebei alleenstaande ouder en of ik het nu wilde of niet, zoiets schept een band. Toch gaf ik me nog steeds niet gewonnen. Ook omdat Jeroen niet speciaal in mij geïnteresseerd was. Hij was aardig, absoluut, maar niet anders dan tegen de anderen. Misschien was hij zelfs wel iets losser tegen de rest omdat zij er vreselijk toegankelijk voor waren en er letterlijk voor openstonden. Ik niet. Zo noemde hij iedereen 'schoonheid.' Ik nam aan dat het niets te maken had met het onthouden van namen want Jeroen kon erg goed onthouden. Het kon ook niets te maken hebben met de werkelijke betekenis van het woord, want de niveauverschillen op dat gebied waren groot. Enorm groot. Maar goed, mijn collega's werden er compleet door overruled en begonnen zelfs te geloven dat ze iets speciaals waren voor onze Jeroen. Voor mij in ieder geval nog geen directe reden om uit mijn ijskastje te kruipen.

Dat gebeurde pas een paar weken later, tijdens een teambuildingsmeeting, wat uiteindelijk een avondje bowlen bleek te zijn. Jeroen was nou eenmaal gek op Engelse termen.
We verwisselden schoenen, kozen ballen en Jeroen maakte de teams. Vanaf een afstandje genoot ik van het gedraai en geflirt van mijn collega's met Jeroen als stralend middelpunt. Ik ontspande me en liet me meevoeren met de muziek op de achtergrond, soms overstemd door de herrie van de baan. Ik nipte aan mijn port en bedacht me dat ik Anniek hier mee naar toe moest nemen.
Ineens stond hij naast me. "Hai," zei hij ietwat verlegen voor zijn doen, "vermaak je je wel een beetje?"
"Ja hoor," zei ik, terwijl ik mijn glas port omhoog hield. "Ben een beetje aan het kijken en ik dacht net aan mijn dochter, die dit ook wel leuk zou vinden."
"Heb je een dochter? Wist ik niet." Hij keek oprecht verbaasd. "Vind je het goed als ik naast je kom zitten?"
Ik haalde mijn tasje van de stoel naast me en klopte erop. "Ja tuurlijk." Hij was mijn baas en waarom niet.

"Ik ben maatschappelijk-werker geweest," vertelde hij, "maar helaas ontslagen. Bedrijfseconomische redenen." Besloot hij zuchtend. "Extra zuur natuurlijk, omdat ik Peter na de scheiding toegewezen kreeg. En je wilt niet weten hoe moeilijk het is om te solliciteren terwijl je rekening moet houden met schooltijden."
"Vertel mij wat, Jeroen." Ik knipoogde zelfs. "Ik weet er alles van."
"Ach natuurlijk," zei hij, terwijl hij mijn hand even aanraakte. "Sorry, ik dacht even alleen maar aan mezelf. Wil je nog wat drinken?"
Ik hield mijn portje omhoog. "Ja, lekker." Laat de avond maar komen, dacht ik erachteraan. De ijstijd heeft lang genoeg geduurd.
"Vanavond is het me gelukt," zei Jeroen, terwijl hij twee glazen op het tafeltje zette, "maar het valt niet mee hoor, om een goeie oppas te vinden. Ze komen allemaal maar één keer, die meiden en dan zijn ze weer verdwenen."
"Ach joh, mijn dochter past graag op." Ik pakte mijn glas en tikte het tegen het zijne: "Komt wel goed Jeroen."

Vanaf die avond werd het anders. Mijn werkdagen kregen een gouden randje en mijn leventje ook. Jeroen won terrein en zag ik hem niet, dan kuierde hij nonchalant rond in mijn hoofd. Van links naar rechts en van voor naar achter.

Ik vond het adres dat ik zocht meteen. De buitenverlichting was aan en het huis zag er gezellig uit met dat oudhollandse stoepje ervoor. Ik belde aan en Jeroen deed open. Hij hield een flesje bier nonchalant vast en wierp een vlugge blik op zijn horloge.
"Vrouw van de tijd," zei hij en lachte lief. "Kom binnen."
Even wisten we niets te zeggen. Jeroen nam een slokje bier en ik deed mijn jas uit. Om maar wat te doen te hebben.
Ik keek rond. "Gezellig hier," merkte ik op.
"Kom, ik zal 't je laten zien."
Ik sjouwde achter hem aan terwijl hij over zijn schouder tegen me praatte.
"Het was compleet uitgewoond hier, maar ja, ik was niet echt in de positie om kritisch te zijn. Ik had een huis nodig en snel ook. Vooral om Peter. Peter is er trouwens niet, hij is bij zijn moeder dit weekend. Wil je een wijntje?"
"Eh ja, eigenlijk wel."
We liepen richting open haard en Jeroen ontkurkte handig een flesje rode wijn. "Ga lekker zitten, zei hij, terwijl hij me het volle glas gaf, dan ga ik wat hapjes halen." Hij grijnsde lief en even zag hij er een beetje hulpeloos uit.
"Hm, klinkt goed," zei ik en knipoogde schalks. "Ik wacht rustig af, ik zit hier heerlijk."

Het vuurtje in de haard was nog maar een smeulend geheel toen ik wakker werd. Jeroen lag diep in slaap en snurkte zachtjes.
Ik wurmde me onder hem uit, deed wat kleren aan en ging op zoek naar de wc.
Met mijn tasje in de hand sloop ik op kousenvoeten naar de hal. Het licht van de buitenverlichting scheen schuin door de ruitjes van de voordeur. Kapstok, jassen, schoenen slordig eronder. Ik liep naar de wc, maar bedacht me en boog impulsief af naar de trap en kroop zachtjes naar boven. Ach even kijken mag best. Alleen heel even de kamer van Jeroen en kleine Peter. En de logeerkamer natuurlijk want Jeroen had al gezegd dat Anniek de volgende keer gewoon mee kon komen. Ik grinnikte in mezelf. Hou op zeg, je draaft door. Voor zover ik kon zien was de indeling boven redelijk standaard met zijn overloop en vier deuren.

Ik opende de eerste slaapkamer, deed het licht aan en zag een echte mannenkamer; grijs dekbedovertrek, sober, zonder prulletjes. Zou hij hier alleen slapen of vaak met anderen?
Het laken lag half over de vloer, de afdruk van zijn lichaam nog in het kussen. Ik gleed even met mijn hand over zijn kussen. "Zou ik hier nog eens liggen, wat denk je, Jeroentje?" Mompelde ik nog wat giechelig van de wijn. Ik ging terug naar de overloop en probeerde me te oriënteren, me afvragend welke deur van Peters kamer was. Jeroen had me verteld dat Peter helemaal gek was van voetballen en zijn kamer dus meer weg had van een voetbalkantine dan van een slaapkamer. Ik glimlachte bij het idee en nieuwsgierig opende ik de tweede deur. De badkamer. Natuurlijk. Daarnaast de logeerkamer. Ik voelde me ineens enigszins gespannen en niet op mijn gemak toen ik bij de vierde deur aankwam. Een beetje alsof ik ergens was waar ik niet mocht zijn. Een gluurder. "Ach kom op, stel je niet aan," fluisterde ik zachtjes toen ik de kamer opende. Ik sloot de deur zacht achter me en knipte het licht aan. Ik bevroor. Een boekenkast, een makkelijke stoel, een tv. Geen kinderbed, geen lego, geen voetbalposters, rondslingerende ballen, shirtjes, voetbalschoenen. Ik wachtte even en luisterde. Van beneden geen geluid. Ik stond in het domein van Jeroen. Tussen zijn gedachten, zijn leven. Ik kon het voelen. Het voelde verkeerd. Ik kon het ruiken. Het weerkaatste tegen de muren. Mijn blik gleed over de muren. Half in de hoop iets van Petertje aan te treffen. Een foto, een tekening. Iets van een kind, maar er was niets.
Waar is je zoon, Jeroen? Wie ben je?

Ik dwaalde rond, op zoek naar iets. Naar wat? Ik wilde net de kamer verlaten toen mijn oog viel op een klein ladekastje. Even aarzelde ik, maar toen trok ik het open. Enveloppen, balpennen, postzegels. Ernaast een allegaartje van paperclips, elastiekjes, nietjes, een rose haarspeldje en een kapotte ontnieter. Onrustig scharrelde ik tussen de papieren. Mapjes met foto's. Pasfoto's van Jeroen. Een lerarenagenda met leren omslag. Leraar? Foto's van vrouwen, jonge vrouwen. Meisjes nog. In walgelijke posities. Jezus Jeroen, wat heb je gedaan? Ontslagpapieren. Geen bedrijfseconomische redenen. Mijn mond voelde droog en ik voelde me een beetje duizelig worden. Ik wilde weg hier. Meteen.
Ik huiverde, liep als verdoofd de trap af naar beneden, greep mijn tasje en opende de voordeur. Zachtjes. De avond was stil genoeg om nog wat gestommel bij de buren te horen. Ik durfde de voordeur niet dicht te doen en pas twee straten verder stopte ik met rennen. Buiten adem. En zag ik dat ik nog steeds op mijn sokken liep.

Ik hoor de treindeuren openklappen en ik sta op. Ik schuif de tussendeur open en de koude buitenlucht verrast me. Langzaam loop ik het trapje af en kijk om me heen. Mijn ogen moeten even wennen aan de overgang van de verlichte coupé naar de schemering van het perron. Een tl-lampje verlicht het plaatsnaambord. Een lantaarn knippert onregelmatig. Er is niemand. Zie je wel, niks aan de hand. Over een paar minuten ben je veilig thuis, misschien is Anniek nog wakker. Maandag zien we wel weer verder. Ik kijk naar de rechthoekige lichte vlakken op de stoep door de verlichting in de trein. Een taxi, ik moet een taxi bellen. Ik haal mijn mobiel uit mijn zak. Twee nieuwe berichten: Ben ongerust, we moeten praten. Wacht op je… Achter me ploffen de deuren dicht en de trein zet zich zuchtend in beweging. De lichte vlakken glijden weg over het perron en verdwijnen in het donker. Het geluid sterft weg. De rode achterlichten worden snel kleiner en ik blijf kijken totdat ze geheel verdwenen zijn. Het is donker en stil als ik verder lees: …bij jou thuis, gelukkig was je dochter nog wakker om me binnen te laten.

Dubbelspoor © Marlou Roossink

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2005  Marlou Roossink