Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2003  Martien van Bergen

Joni - Martien van Bergen

Het was niet de bedoeling dat ik haar hoorde, maar dat deed ik dus wel. ‘Bart is een eenling,’ zei ze, ‘hij kan niet samenwerken met anderen. Hij zou het wel willen, maar iedere keer dat hij het probeert heeft hij er geen goed gevoel bij.’
Ik kon niet horen hoe de persoon aan de andere kant van de lijn daarop reageerde. Waarschijnlijk vol onbegrip. Mensen snappen niet dat ik zielsgelukkig ben als ik in mijn eentje musiceer. Dat het niets te maken heeft met onwil. En ook niet met tekortkomingen van hun kant. Er is gewoonweg niets dat me een aangenamer gevoel bezorgt, dan wanneer ik in mijn uppie muziek schrijf, uitvoer en opneem. ‘Als je bij dit nummer gebruik had gemaakt van een echte goede drummer, zou het veel beter zijn geworden,’ roepen de mensen soms. Als je vervolgens zegt dat dat niet je doelstelling is, kijken ze je vreemd aan. En ze geven je de naam eigenwijs te zijn. Hoe leg je aan mensen uit dat je succes wel belangrijk vindt, maar dat je in de eerste plaats muziek maakt om jezelf gelukkig te voelen, en dat je bereid bent betere verkoopcijfers daarvoor op te offeren?
Joni begrijpt me. Dat zeg ik niet alleen vanwege dat wat ze aan de telefoon beweerde. Ze snapt werkelijk wat mijn beweegredenen zijn en is, net als ik, een idealist.
Ik heb haar ontmoet in mijn tienertijd, toen ik met mijn eerste band in het Rotterdamse Nighttown speelde. Ze stond vooraan en zong iedere regel van mijn strijdlustige teksten uitbundig mee. Naderhand trof ik haar in de zaal bij de merchandise-tafel. Ze kocht een cd-single en een poster. ‘Hoi,’ zei ze, ‘mag ik je handtekening?’ Ze glimlachte koket.
‘Tuurlijk,’ zei ik, en krabbelde wat op haar cd. ‘Heb je je vermaakt vanavond?’
‘En of! Schitterend optreden.’
‘Dank je.’
Ik bestelde wat te drinken voor ons.
‘Wil je met me trouwen?’ vroeg ze opeens.
‘Je bent nog minderjarig,’ antwoordde ik schertsend.
‘Volgend jaar niet meer,’ lachte ze.
‘Goed,’ zei ik, ‘dan gaan we volgend jaar trouwen.’
We zijn het jaar daarna niet getrouwd. Dat liet nog wat langer op zich wachten. Maar het gebéurde wel. Op onze bruiloft hebben we op initiatief van familie en vrienden samen een duet gezongen: You and me van Spargo. Dat was eigenlijk de eerste muzikale samenwerking waar ik ooit van genoten heb. Alleen - Joni bleek niet bijzonder muzikaal te zijn. Ze zong consequent een halve toon te laag, of te hoog. Maar nooit correct. 
Gisteren zijn we naar de bioscoop geweest. In een ander land is dat nog specialer dan thuis. De film ging over een man in zijn midlifecrisis. Hij vertelde zijn wederhelft dat hij overwoog vreemd te gaan. Toen ze vroeg waarom, zei hij: ‘Ik wil weten hoe dat voelt. Ik ben je nog nooit ontrouw geweest.’
‘Ben je dan verliefd op een ander?’ snikte zijn echtgenote. 
‘Ik blijf uit de buurt van vrouwen op wie ik verliefd zou kunnen worden,’ zei hij, ‘en dat zijn er nogal wat.’
Joni en ik zijn elkaar al bijna acht jaar trouw. Dat zal zo blijven tot de dood ons scheidt. Maar die laat helaas niet lang meer op zich wachten; morgenmiddag om twee uur sterft mijn vrouw.
Ik heb een tijdje gedacht dat Joni mij niet trouw was. Ze had altijd een halo van raadselachtigheid om haar hoofd hangen. Als ik naar haar deugdzaamheid vroeg, zei ze: ‘Don’t worry, be happy.’ Dan werd ik nog onzekerder.
In het begin van onze relatie leerde ze Ted kennen. Hij was een grote, knappe jongen die in een broodjeszaak werkte. Volgens Joni hadden ze daar de lekkerste kadetjes van de wereld, doch na een paar bezoekjes kreeg ik de indruk dat ze niet de etenswaren bedoelde, maar Ted zijn ronde billen. Dit leidde wel eens tot ruzie.
‘Joni, ik wil naar huis,’ zei ik op een keer.
‘We zijn hier net.’
‘Ik heb geen honger meer.’
‘O, maar ik wel.’ Ze maakte haar opgestoken haar los.
‘Dat zie ik, ja.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je valt hem zowat aan.’
‘Wie?’
‘Die lange.’
‘Ted? Denk je dat ik Ted...’
‘Ik wil nu naar huis.’
‘Ik ga niet mee, hoor.’
‘Nee, ga maar met die klootzak mee, straks. Dat wil je toch?’
‘Ja, dat wil ik. Zal ik zijn pik de groeten van je doen?’
Ik stond op en verliet de zaak. Op straat liep ik eerst snel, en daarna langzaam, zodat ze me in kon halen. Ik meende haar te voelen in mijn rug. Er gebeurde niets. Ik draaide me aarzelend om. Ze was nergens te zien. In een staat van opperste verbijstering stond ik stil op een zebrapad. Pas toen een chauffeur claxonneerde kwam ik tot mijn positieven. ‘Eikel,’ riep ik. Ik stak over en schopte tegen een lantaarnpaal. Ze was me helemaal niet achterna gelopen, de hoer. Even twijfelde ik nog of ik terug zou gaan om haar een mep te verkopen, maar ik durfde niet. Een paar straten verderop belde ik aan bij Eddie, een kameraad van me. We kochten twee kratten bier en zopen ons van de wrede wereld.
‘Weet je wat het is,‘ zei Joni een dag later, ‘jij moet leren zwijgen als je hart spreekt.’
‘Dat lijkt me niet verstandig,’ zei ik.
‘Je voorkomt er wel ruzie mee.’
‘Moet ik dan maar stilzwijgend toekijken?’
‘Je moet eerst eens rustig bedenken of er wel reden is om jaloers te zijn.’
‘Ik ben bang om je te verliezen. Ik hou van jou.’
‘Dat is een slechte reden om je te misdragen.’
‘Kutwijf,’ zei ik.
Even later stond ik opnieuw bij Eddie aan de deur. ‘Zin in een wijntje?’ Ik hield een fles Beaujolais omhoog.
‘Altijd,’ antwoordde Eddie, ‘heb je toevallig ook stuff bij je?’
‘Beetje Marok en wat Afghaan.’
‘Te gek.’
Die avond draaiden we plaatjes. Pretty girls make graves, zong een zanger.
‘Helemaal mee eens,’ zei ik.
‘Geef me nog eens een hijs,’ zei Eddie. Zijn bloeddoorlopen ogen keken even smachtend naar mijn joint, als Joni had gedaan naar Ted zijn achterwerk.

Joni voelde helemaal niets voor Ted. Ze vond hem gewoon aardig. Misschien ook wel sexy, maar dan nog... Ik was in die tijd te slecht van vertrouwen. Ik dacht dat iedereen iedereen belazerde. Ons gezin spande de kroon. Mijn vader ging naar de hoeren, mijn moeder had een minnaar. Kees, mijn broer, liet na een huwelijk van zeven jaar zijn vrouw zitten voor een zestienjarige knul. En mijn jongere zusje liet zich neuken door alles wat bewoog. Ik had de indruk dat ‘monogamie’ een woord was zoals ‘god’; een verzinsel, slechts uitgevonden ter bevordering van je innerlijke rust.
Naarmate mijn relatie met Joni vorderde, werd ik steeds beter van vertrouwen. Ik begon te begrijpen wat dat woord betekende, en hoe mooi alles kon zijn wanneer je het in de praktijk toepaste. Joni liet me dat zien. Door onvoorwaardelijk in mij te geloven, als ik weer eens diep in de nacht thuiskwam. Ze was nooit achterdochtig, en dat vond ik zo indrukwekkend dat ik daardoor ook nimmer in de verleiding ben gekomen om haar te bedriegen. Dit alles leidde ertoe dat mijn wantrouwen ten opzichte van haar stilletjes verdween; ik ben haar uiteindelijk blind gaan vertrouwen. En dat heeft ze op zekere dag beloond met een subliem gebaar.
De gebeurtenis vond anderhalf jaar geleden plaats. Het was een doodgewone herfstavond; kil, nat en guur. Ik zat beneden naar de televisie te kijken, toen ze me riep vanuit haar werkkamer. ‘Kun je me even helpen?’ Ik wilde weten waarmee. Er kwam geen antwoord, ik besloot te blijven zitten. ‘Bart, kom nou eens even,’ klonk het even later, een beetje dwingender deze keer. Ik liet Studio Sport voor wat het was en liep de trap op. ‘Wat is er?’ vroeg ik. 
Joni stond bij haar bureau. Ze wilde dat ik haar een handje hielp met het verplaatsen van het ding. Ik stroopte voor de lol mijn mouwen op en liet mijn biceps zien. ‘Bijna net zo groot als mijn tieten,’ zei Joni. Ze maakte altijd grapjes over haar kleine borsten. We tilden het bureau op. Dat ging echter niet helemaal vlekkeloos, waardoor er een stapel boeken op de grond viel. Op een ervan stond: Dear Diary. 
‘Goh,’ zei ik, ‘ik wist niet dat je er een had, zit je daarom zo vaak hier?’
‘Wil je hem lezen?’
‘Natuurlijk niet.’
Ze stopte het dagboek achter mijn trui. ‘Ik wil dat je hem leest.’
Ik stribbelde tegen, maar ze snoerde me de mond met haar tong. We hebben toen een nummertje gemaakt op haar bureau. Zonder onze kleren uit te doen. Mijn geslachtsdeel stak door mijn gulp onder Joni's rok, haar onderbroek wat opzij geschoven. Naderhand schrijnden de schaafwonden aanzienlijk. Ongetwijfeld een nauwelijks noemenswaardig offer, naar de mening van mijn vrouw. ‘Het toppunt van liefde is jezelf te offeren,’ zei ze eens, vlak na het vrijen.
Ik veegde met het laken mijn sperma van haar buik en borsten. Dat vindt ze fijn. ‘Hoe bedoel je?’
‘Sterven uit liefde,’ zei ze, ‘is het hoogste dat je kunt nastreven.’
Ik dacht even na. ‘Het is moedig en poëtisch, maar wel heel definitief.’
Joni wees naar haar navel. Daar zat nog wat van mijn spul in. ‘Zullen we een pizza bestellen?’ vroeg ze.
‘Met of zonder ansjovis?’
‘Met.’

Joni is het beste wat me ooit is overkomen. Ik had er wat tijd voor nodig om dat in te zien. Ze is als een popsong waarvan je bij de eerste luisterbeurt niet weet wat je ervan moet vinden, maar die na een paar draaibeurten zijn verborgen klasse toont. Een groeiplaatje noem je dat. Daarom is Joni mijn groeimeisje. Door de jaren heen heb ik haar onderhuidse schoonheid ontdekt, haar zuivere vriendschap, liefde en toewijding. Mijn jaloezie en onzekerheid in het begin van onze relatie komen me nu erg dwaas voor. Ze plaagt me er nog wel eens mee. Pas geleden zaten we in een Shoarmatent een broodje falafel te eten. De eigenaar van de zaak was een charmeur en gedroeg zich zeer galant ten opzichte van Joni. ‘Kijk eens,’ zei hij, ‘extra veel falafel, speciaal voor de mooie dame.’
‘Zo zo,’ zei ik, ‘wat aardig. Dankjewel.’
Toen hij weg was zei Joni: ‘Had je zijn billen gezien? Mooi stevig.’
Met mijn lepeltje schoot ik een stukje brood tegen haar rechtertiet.
‘Niet doen,’ zei ze, ‘daar raakt ie opgewonden van.’
's Avonds smokkelde ik een pitabroodje mee naar boven, haalde het in bed tevoorschijn en wreef ermee over haar tepels. ‘Inderdaad,’ zei ik, ‘het werkt.’
Na een paar frivole uurtjes tussen de lakens sliep ik in. Ik droomde over de Franse Alpen. Ze hebben me altijd aangesproken; je plukt daar de inspiratie zo uit de lucht. Nu wandelde ik er in alle rust met Joni en onze hond Fido, totdat plotseling onze aandacht werd getrokken door een luidruchtig groepje mannen. Weemoedig gezang echode door de bergen. In mijn hoofd hoorde ik er passende pianoakkoorden bij. Nieuwsgierig keek ik wat er gaande was en opeens zag ik dat men een dier aan het slachten was. ‘Halleluja!’ riep iemand.
‘Dat zijn geen Fransen,’ zei Joni, ‘die spreken de 'h' niet uit.’
De mannen zagen ons naderen, maar dat scheen hen niet te storen.
‘Que se passe-t-il?’ Mijn stem klonk krachtig.
‘Sorry, old chap, we're English,’ zei een van hen. Hij was een lange man, minstens 1 meter 85. Hij deed me een beetje denken aan de acteur John Cleese.
Ik switchte naar het Engels en vroeg wat dit allemaal te betekenen had.
‘We offeren een geit,’ zei een kerel met donkere bakkebaarden. ‘Het is een geschenk aan God, zodat Hij ons zal beschermen tegen het toenemende geweld in de wereld.’
Ik dacht na hoe ik daarop wilde reageren, maar plotseling liet Joni zich horen. ‘De grootste en puurste gift,’ zei ze, ‘is er een waar je niets voor terug verwacht.’
Toen ik Joni de volgende ochtend hierover vertelde, kuste ze me hartstochtelijk. Haar dagboek had zijn vruchten afgeworpen, wist ze. ‘Hoe is het met Little Willy?’ fluisterde ze in mijn oor. Ze had mijn pik al vroeg in onze relatie een naampje gegeven. Of eigenlijk twee: hij heette Little Willy in slappe toestand, Long John in stijve. ‘Little Willy has just left the building,’ zei ik.

Het dagboek van Joni heeft de geheimzinnige halo om haar hoofd geheel doen verdwijnen. Ik kwam een hoop te weten over de tijd dat ze nog niet in Nederland woonde, en ik las over haar wezenlijke gevoelens en idealen. Ze dacht veel na. Nog veel meer dan ik al vermoedde. Ze schreef ook over haar plan. In eerste instantie was ik geschokt, maar juist doordat het dagboek mij zo diep in haar hart liet kijken, begon ik het allemaal te begrijpen. Joni dient een hoger doel, eentje waar ze heilig in gelooft. Ik ben daarom geenszins van plan haar te beschermen tegen zichzelf, of de wereld te waarschuwen. Temeer omdat ze mij onvoorwaardelijk vertrouwen schonk, door mij via haar dagboek op de hoogte te stellen van haar voornemen. Dat vertrouwen mag en wil ik niet schaden. Het is een teken dat ze veel van me houdt. En ík hou van haar. Het grootste bewijs dat ik haar daarvan kan geven, is als ik haar laat begaan. Morgenmiddag zal ze haar plan ten uitvoer brengen; een eenmansactie, volledig door haar zelf uitgevoerd en uitgedacht. Ze kan niet samenwerken met anderen.

Joni © Martien van Bergen

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2003  Martien van Bergen