Moest ik gelovig zijn, ik zou de Heer elke morgen op mijn blote knietjes danken. Ik zou van blijdschap een rondedansje maken omdat Hij er voor gezorgd heeft dat ik nooit meer alleen moet zijn. Ik zou Hem omhelzen omdat Hij mij deze speciale engelbewaarder toebedacht heeft, mijn James die mij overal vergezelt en die mij nooit in de steek laat. Zonder James zou ik waarschijnlijk nog steeds gehuwd zijn met mijn jeugdliefde. Ik zou niet kunnen meepraten over echtscheidingsperikelen, over kinderen die zich in de steek gelaten voelen, over erelonen van advocaten en notarissen. Ik zou niet weten hoe het voelt om na bijna dertig jaar huwelijk spullen te verdelen in 'mijn' en 'zijn'. Ik zou me niet kunnen inleven in al die emotionele (v)echtscheidingsverhalen in vrouwenbladen. Ik zou me misschien wel een hopeloos ouderwets buitenbeentje gevoeld hebben.
Parijs maakt zich klaar voor oudejaarsavond 2004. Ik zit op een bankje en bekijk de opgewonden mensen die zich haasten om een plaatsje te veroveren op de Place Concorde. Naast mij zit de man met wie ik al meer dan een kwart eeuw gehuwd ben. We hebben elk onze eigen gedachten. Onze monden houden een beleefd gesprek gaande, onze hersenen herkauwen alle moeilijke momenten van de afgelopen maanden. We weten allebei dat dit de laatste keer is, de laatste reis samen, de laatste keer samen op een bankje. Het eindejaarsvuurwerk knalt ons huwelijk uit. We staan op en lopen tegen de massa in, terug naar het hotel. Mijn linker been sleept, mijn linker arm hangt stokstijf naast mijn lichaam. Ik struikel bibberend door een donkere stad een onzekere toekomst tegemoet.
Zonder die schat van een James zou ik nooit het genoegen gekend hebben om te ontdekken dat op de markt je gulden inderdaad een euro waard is. Ik zou, met het riante inkomen van tweeverdieners, op het einde van de maand nooit zo innig tevreden geweest zijn omdat het banksaldo positief bleef. Ik zou nooit ontdekt hebben dat er zo veel goede meubelen in tweedehands zaken staan. Ik zou nooit genoten hebben van de vloeiende beweging die een arm kan maken als hij een stukje schuurpapier vast houdt. Ik zou nooit bewonderende blikken gescoord hebben omdat ik met onvaste hand een oud tafeltje van een nieuw vernislaagje kon voorzien.
'U bent volledig afgekeurd voor de arbeidsmarkt. U hebt geen recht op een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat u geen regelmatig werknemer was.' Ongelovig lees ik verder, dat het van geen belang is dat ik zevenentwintig jaar bij dezelfde werkgever in dienst was, dat het er niet toe doet dat ik enkel tijdens mijn zwangerschapsverlof en één griepperiode afwezig was, dat er geen rekening mee gehouden wordt dat ik vaak zieker achter de onthaalbalie van de dokterspraktijk zat dan de patiënten in de wachtzaal zich voelden. Ik werkte maar halve dagen en ik ben dus een 'onregelmatig werknemer'. Ik zal tot mijn pensioen moeten rondkomen met zo'n 600 euro per maand, zonder het vooruitzicht ooit nog iets extra's te kunnen verdienen en zonder nog iets te kunnen sparen voor mijn oude dag.
Als James er niet zou zijn zou men mij wellicht een culinaire barbaar noemen omdat ik gehakt boven biefstuk verkies. Men zou mij onbeleefd en ongemanierd vinden omdat ik niet keurig met mes en vork eet, omdat ik zelfs nouvelle cuisine eten prak en een lepel gebruik om alle voedsel naar mijn mond te transporteren. Zonder James zou ik geen pillen slikken en dus geen excuus hebben om alcoholische drankjes te weigeren zonder een droogstoppel te lijken.
Ik zit op een oncomfortabele rotanstoel in de mooiste feestzaal van het dorp. Op mijn bord ligt een huwelijk van zalm en tarbot op een bedje van spinazie, overgoten met een hemels roomsausje. Op de borden naast mij zijn de messen en vorken al mooi naast elkaar geschikt, in dezelfde richting gedraaid, woordeloos teken voor de ober dat het bord mag afgeruimd worden. Ik slaag er niet in de stukjes vis op de zware zilveren vork te schuiven. In een waas van tranen leg ik het bestek neer, buig mij over mijn handtas en tast naar een zakdoek. 'Bent u klaar?' vraagt de ober, met mijn bord al in zijn hand. 'Ja, dank u,' fluister ik. Ik heb geen hap gegeten. Mijn maag is leeg en knort.
Voor James in mijn leven verscheen kwam er heel wat geregel bij kijken om een snipperdag te kunnen nemen. Nu kan ik zo maar een middag met een boek in de zon zitten. Ik kan mijn dag indelen zonder met iemand anders dan wij twee rekening te houden. Dank zij James kan ik tegen verminderde prijs een luxe, extra verwarmd zwembad binnen, kan ik genieten van een deugddoende massage die terugbetaald wordt door het ziekenfonds en kan ik gratis een begeleider meenemen op de trein.
We zitten in de trein. We hebben elk een gratis krantje veroverd en doen een sudoku wedstrijdje. Wie er in slaagt als eerste de sudoku op bladzijde acht op te lossen, mag een wens doen. De conducteur staat plots naast me. Ik grabbel in mijn handtas. Verdorie, ik vind het treinkaartje niet. Paniekerig toon ik hem alvast mijn kortingskaart en de begeleiderskaart die wel in mijn portemonnee zitten. Ik voel zijn ogen op mijn trillende handen. Vermoedt hij waarom ik een begeleider nodig heb?
Samen met James leerde ik een hoop nieuwe mensen kennen. Hij opende een wereld die ik zonder hem nooit zou hebben opgemerkt maar waar ik me nu thuis voel. James en ik vallen er niet op, we worden er aanvaard zoals we zijn, zonder dat we veel uitleg moeten geven.
Het is eind oktober. Buiten waait de stormwind de bomen kaal. Ik maak mijn blik los van de vlammen van het haardvuur. Ik zie strakke, schijnbaar emotieloze gezichten waarin ogen levendig fonkelen. Ik hoor voorzichtig gekozen woorden haperend een poging doen om diepste gevoelens te vertalen. Ik hoor het ritmisch getik van een niet stil te houden schoen op het parket. Ik merk de bevende hand die een schepje suiker in de koffie doet. Ik kijk vertederd naar mijn zachtjes ingedommelde buurvrouw. Ik zie pillendozen naast de schotel met koekjes. Ik proef de harmonie, de rust.
Als James niet in mijn leven verschenen was zou ik misschien nooit de moed gevonden hebben om mijn kinderdroom waar te maken. Terwijl hij over mijn schouder mee gluurde heb ik het relaas van een bewogen periode uit mijn leven met drie vingers van mijn rechter hand uitgetikt. Het boek is geschreven.
Zo veel dingen om blij mee te zijn! Maar waarom werd ik deze morgen wakker op een nat hoofdkussen? Waarom heb ik nog een kwartier geluidloos liggen huilen?
Misschien is het omdat ik vandaag vijftig word en omdat James voluit James PARKINSON heet?
|