Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2005  Micheline Verlinden

De geur van oude boeken - Micheline Verlinden

Ze ging zitten in de grijze, lederen zetel. De zitting was verweerd en het wit van de vulling stak hier en daar naar buiten. Ze zakte diep weg in de kussens; de zetel omarmde haar helemaal zoals hij jarenlang met ontelbare lichamen had gedaan. Er daalde een grote rust over haar die zich uitte in de zucht die haar ongewild ontsnapte.
Ze keek op een keek recht in de grijnzende ogen van de oude man. Hij zat haar onbeschaamd te fixeren maar vreemd genoeg voelde het niet vervelend aan. Ze lachte wat onwennig en hij knikte kort. Even later wist ze niet meer of dit echt was of ingebeeld want nu staarde hij nietszeggend voor zich uit. Er hing een stilte in de kamer die niet ongemakkelijk werd. Integendeel, ze voelde een kalm en vredig gevoel over zich komen.
Ze keek rond in de kamer. Het was een eerder kleine ruimte, volgestouwd met de erfenis van een gans leven. Overal stonden fotootjes; sommige in vergeelde kaders, anderen leunden tegen de beeldjes, schelpen en stenen die her en der verspreid lagen alsof ze er onverschillig waren neergegooid. Toch wist ze dat dit niet zo was. Hier was over alles nagedacht; alles had een betekenis, een herinnering, een anekdote.
Haar blik bleef rusten op de imposante boekenkasten. Het waren geen echte kasten, alleen maar meubelpanelen die hij ooit, toen hij nog jong en sterk was, had in elkaar getimmerd. Er stonden honderden boeken met oude stoffen kaften. Ze snoof de geur ervan op.
‘Ik lees nooit,’ zei de oude man en bleef recht voor zich uit kijken. Ze antwoordde niet; hij verwachtte dit ook niet van haar. Na een tijdje stond hij moeizaam op en nam een boek uit het rek. Hij voelde aan de omslag, bladerde er even in en gaf het toen aan haar. ‘De legende van koning Arthur,’ zei hij. ‘Mijn vrouw verzamelde oude boeken; ze kocht ze op veilingen.’ Het was een prachtexemplaar; alleen al aan de illustraties kon ze zien dat het waardevol was. Hij zette het boek voorzichtig terug op zijn plaats, streelde liefdevol de rug en ging dan weer zitten.
Opnieuw werd de kamer zwaar van een stilte die hen beiden omsloot.
‘Heb je kinderen?’ vroeg hij plots. Ze schrok op. ‘Twee dochters,’ antwoordde ze, ‘maar die zijn al lang het huis uit. Ik zie ze niet zo vaak, ik ben ook altijd aan het werken.’ ‘Mensen aan het redden,’ glimlachte hij, ‘net zoals nu.’ Ze fronste haar voorhoofd en keek hem nadenkend aan. Ze was nog niet zo ver dat ze hem gelijk kon geven. Was ze mensen aan het redden? Vermoeid wreef ze zich in de ogen. Hij bleef haar een beetje spottend aankijken.
Wanhopig zocht ze naar het vredige gevoel dat ze hier eerder op de avond had ervaren. Nu voelde ze enkel onrust en twijfel.
Ze zag dat hij de ogen gesloten had maar hij sliep niet. Nu kon ze rondkijken zonder betrapt te worden. Aan de muur hingen oude, lelijke schilderijen die niet pasten bij wat ze zich van hem voorstelde. Er lag een dun laagje stof op de koffietafel hoewel het huis verder een nette indruk maakte. Zou hij iemand hebben die kwam poetsen? Zou hij überhaupt iemand hebben die hem kwam bezoeken? Ze besefte dat ze eigenlijk niets wist over de oude man.
‘Ik heb de poetsvrouw deze week niet laten komen,’ zei hij stil. Ze schrok en keek naar haar handen. Had ze onbewust over het tafelblad gewreven? Neen, ze wist zeker van niet. Hoe kon hij weten waaraan ze dacht? Weer die spottende blik. Ze bleef hem wat langer aankijken nu; zijn grijze ogen waren ongelooflijk zacht en diep. Ze voelde nu heel intens waar ze al de hele avond naar zocht: hij wist. Hij wist waarom de dingen liepen zoals ze moesten lopen, hij wist van de kringloop van alle materie, van bloesems in de lente en verdorde takken in de herfst. Hij wist dat alles onomkeerbaar was, zich verzetten nutteloos en vechten verspilling van kracht. Kracht die hij spaarde voor iets dat alleen hij nog maar kende.
En toen hield ook zij op zich te verzetten. Hij begreep het en glimlachte; nu niet langer spottend maar begrijpend zoals een vader die zijn dochtertje na talloze pogingen eindelijk alleen ziet fietsen, wetend dat ze opnieuw tot bloedens toe zal vallen. Zijn glimlach was van een oneindige zachtheid; hij was op een punt in zijn leven gekomen waar zwart en wit niet meer bestonden. Tijd had alles genadig grijs gemaakt, overdekt met een floue mist die oude hardheid verzachtte.
En toen ging de bel.
Verschrikt keek ze hem aan maar hij knikte haar bemoedigend toe waardoor ze de moed vond om de deur te openen. Daar stond Bart, de jonge collega die haar deeltijds hielp in de praktijk.
Ze knipperde even met de ogen; het harde buitenlicht confronteerde haar weer met een realiteit die ver te zoeken was in de kamer met de oude boeken. Bart zei niets, hij kwam rustig binnen en begroette de oude man alsof hij gewoon langskwam om een partijtje te schaken. Ze praatten wat over nietszeggende zaken en ze verwonderde zich over hen. Stond zij in leeftijd al te dicht bij de oude man om dit alles te begrijpen? Was het dan geen cliché dat jong en oud elkaar makkelijker vonden? Bart lachte even naar haar en ook in zijn ogen las ze berusting, aanvaarding en vooral dat weten. Was zij de enige die niet wist? Haar hele leven was ze op zoek geweest naar een betekenis voor haar bestaan.
Hier in deze kamer was ze er zich voor het eerst van bewust dat alles te vinden is in niets. Boeken met de ziel van een vrouw, schelpen voor nooit geboren kinderen, lelijke schilderijen van ouders die ooit handen vasthielden.
Had zij zich steeds te krampachtig vastgehouden aan afspraken en gewoontes, aan wat wel en niet hoorde? Had dit haar verhinderd om verder en dieper te kijken, om te zien in plaats van te kijken? Was het haar oude schuldgevoel geweest dat steeds weer de kop opstak, dat een afstand geschapen had tussen haar en de anderen? Schuldig omdat ze niet bij haar kinderen kon zijn als ze haar nodig hadden, schuldig omdat ze haar man te vaak alleen thuis had achtergelaten, schuldig omdat haar ouders in een rusthuis waren gestorven, alleen. Sorry scheen het woord te zijn dat ze het meest gebruikt had.
In de ogen van de oude man en van Bart las ze een ander verhaal, één dat vertelde over aanvaarden en vergeten, over een leven dat geleefd was zonder om te kijken en ja, over een dood die natuurlijk scheen.
Ze voelde de blik van de oude man op zich rusten en ze wist dat hij al lang klaar was. Hij had gewacht om haar de tijd te geven om in het reine te komen met wat ze ging doen, met wat ze al gedaan had. Het was een geschenk van hem aan haar; ze wist dat haar leven er voortaan nooit meer hetzelfde zou uitzien.
Hij knikte even; ze opende Barts dokterstas en haalde er het spuitje uit dat ze thuis reeds had klaargemaakt. Ze hoorde de zware, zinloze ademhaling van de man, zijn diep snakken naar zuurstof die toch niet meer in zijn longen raakte. Al maanden had ze bij elke controle gehoord hoe zijn hart minder sterk pompte tot het op een dag zou stoppen. Hij had niet willen wachten op een dood die nochtans zeer kort zou zijn.
Hij stroopte zelf zijn mouw op, ging makkelijk in de zetel liggen en keek haar vol verwachting aan. Een grote rust welde in haar op toen ze hem het spuitje toediende.
Ze zag hoe zijn ogen even vol verwondering opkeken en hoe hij toen zachtjes insliep.
Bart ruimde alles op en verliet stil de kamer, haar met hem alleen latend.
Ze wist niet hoe lang ze daar gezeten had toen de kamer zich plots vulde met een lome warmte. De oude boeken leken sterker te geuren, de kaften kregen een heldere kleur en ze wist dat de ziel van de oude man was thuisgekomen.
Met een glimlach op de lippen ging ze naar huis.

De geur van oude boeken © Micheline Verlinden

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2005  Micheline Verlinden