|
|
Vandaag zijn de tomaten en sla voor de helft van de prijs, ziet Yona. Al gauw zitten ze in haar tas. Diep in haar jas gedoken, loopt ze verder. Marktkooplui verheffen hun stem om de laatste waar aan te bieden. Ze tuurt hen voorbij, haar blik gericht op het laatste kraampje. Een paar kleurige emmers heeft ze al ontdekt. En ja, ze zijn er nog, de rode rozen. Ze blijft staan en kijkt naar de prijs… dan loopt ze door, blijft weer staan en komt terug. 'Mooie rozen, mevrouw,' prijst de marktkoopman zijn bloemen aan. 'Twee bossen voor de prijs van een.' Aarzelend pakt Yona haar portemonnee en haalt de munten er een voor een uit. Zou ze het doen? Ze houdt ze even vast…en stop ze weer weg. Nee, maar niet. Of…? 'Prima rozen, eersteklas kwaliteit… ze móeten weg vandaag!' dringt de man aan. Weer kijkt Yona naar de rozen. Vastbesloten knikt ze. Ze doet het… voor deze keer. Rozen … als kind was ze er al gek op. Haar moeder zette ze soms op tafel en dan rook het hele huis ernaar. Ze schudt haar hoofd om de gedachte weer weg te stoppen. Dan kijkt ze de man aan en lacht naar hem. 'Graag de mooiste,' zegt ze. 'Is het een cadeau?' Yona knikt, haar gezicht wordt warm. 'Voor mezelf. Ik ben jarig vandaag.' De man maakt een mooi boeket van de rozen en schikt er de laatste bos gipskruid tussen. 'Voor je feest,' knipoogt hij. Hij pakt de bloemen in cellofaan en draait er bij de stelen een rood en een rozegeruit lint omheen. De uiteinden bindt hij bij elkaar in een grote strik en het cadeau is klaar. Dan buigt hij zich over de lange planken van de kraam heen en geeft Yona de bloemen aan. Haar hart maakt een sprongetje, ze kan wel dansen. Een streng zwart haar waait voor haar ogen. Ze haakt de lok met haar vingers achter haar oor en overhandigt de man het geld. 'Veel plezier ermee.' 'Dank u wel,' zegt Yona. Ze legt de bloemen voorzichtig in haar rieten mand. Nog even kijk ze om, vangt de blik van de man en steekt haar hand op. Dan loopt ze de markt af en de oprit op, in de richting van de boulevard.
Haar lange rok waait op. Het paars is geen paars meer, het oranje is wat valer, ziet ze. Maar het geel is nog mooi en het blauw lijkt als altijd op de lucht uit Argentinië. Haar feestrok. De rok die haar moeder haar jaren geleden heeft opgestuurd omdat ze wist dat Yona zo van deze kleuren hield. Op de boulevard gaat ze linksaf. Het water slaat met kracht tegen de glooiing omhoog. Rolt weer weg en rent opnieuw de helling op. Vanuit Antwerpen vaart een schip de Noordzee op, door de vaargeul die hier pal langs de boulevard loopt. Zouden er passagiers aan boord zijn? Lang geleden was zij zo in Antwerpen aangekomen, meegevaren met haar man Jan, stuurman op de grote vaart. Ze ziet hem nog staan op de brug, zijn blonde krullen wapperend in de wind. In Buenos Aires, in het restaurant waar ze werkte, was ze verliefd geworden op zijn blauwe ogen die haar telkens als zijn schip in de haven lag, plagend hadden gevolgd in haar werk. Want de eerste keer dat ze hem had ontmoet, was ze letterlijk gevallen voor hem, toen ze struikelde over zijn tas naast de tafel. Om het goed te maken had hij haar mee uit genomen. Het tintelende gevoel dat sindsdien onder haar huid kriebelde, had gemaakt dat ze de lange reis naar haar nieuwe vaderland met hem had aangedurfd. Krijsend vliegt een meeuw voorbij en even later nog een. Net alsof ze roepen 'weet je nog die eerste keer dat je hier met Jan liep?' Ze weet het. Ook al is het ruim twintig jaar geleden. Veel te gauw is ze bij het standbeeld van Michiel de Ruyter. Ze blijft staan en zucht. Jan is er niet, heeft haar achtergelaten met zijn gokschulden. De jaren op zee waren te eenzaam geweest voor hem, hij had zijn goklust met de dood moeten bekopen. De kinderen zijn er niet. Ze studeren in Amsterdam en Groningen. Haar tas wordt zwaar, ze pakt hem over in haar andere hand. De rozen prikken door het cellofaan heen… ze haalt heel diep adem. Weg herinneringen. Ze gaat er een mooie dag van maken vandaag. Ze zet de tas even neer, terwijl ze zich omdraait en tegen de vestingmuur leunt die Vlissingen nu moet beschermen tegen de stijging van het waterpeil. Zo'n tien meter beneden haar ligt de oude binnenstad, het Beursgebouw en het Bellamyplein. De stenen lijken wel warmte af te geven aan haar verkleumde benen en ze voelt de zon op haar rug. Hoort ze het goed? Zijn dat de klanken van een viool? Ze drijven haar kant op. Haar hart veert op. Muziek. Weer borrelt het van binnen. Steeds meer. Gauw pakt ze haar tas op. Ze gaat naar beneden, de muziek tegemoet.
Dan ontdekt ze hem, zo'n vijftien meter van haar vandaan. Op de andere hoek van het plein, tegenover de haven. De man met de viool. Hij zit voorovergebogen op een kruk. Zijn jas wappert in de wind over de grond. Onder zijn grijze hoed dansen krullen zwartgrijs haar in het ritme mee. Net als de damp uit de beker, die de man naast zich op de grond zet. Mensen lopen hem druk kletsend voorbij, zoeken de warmte van het café op. Ze zien niet dat hij met zijn rechterhand even schokkerig de klankkast van zijn viool streelt, voordat hij hem weer oppakt. Ze zien niet dat hij hem een paar keer heen en weer schuift over zijn sleutelbeen, voordat de viool op de goede plaats ligt. Ze zien niet dat zijn vingers zich moeilijk om de snaren krommen. Pas wanneer hij onwennig, lijkt het, zijn snaren bijstemt, kijken ze verstoord om en lopen nog sneller op de deur van het café af. Yona loopt dichter naar de man toe. Als hij opkijkt, gaat er een rilling door hem heen. Zijn wangen krijgen meer kleur en in zijn ogen komt een lichtje. Het lichtje lijkt weg te reizen, hem mee te nemen. En zijn vingers reizen mee over de snaren. Slepen, net als de strijkstok. Melancholiek klinkt de muziek en even houden vingers en strijkstok de adem in… ze zoeken verder naar het land van haar hart. Vlinders en hommels dartelen over de snaren en strelen haar ziel in steeds groter wordende golven. Ze brengen haar Argentinië. De klanken van de taal en het lied van de natuur. De mensen, sensueel bewegend op de tangomuziek. De geuren van citroenverbena en het aroma van mirte. De man…deze man speelt de bandoneón in Adiós Nonino. Ze voelt haar hart meebewegen op de emoties van dit lied en de laatste noten trillen na op haar lippen. Tranen hangen aan haar wimpers als ze begint te klappen, steeds enthousiaster tot haar lichaam danst en haar bewegingen wild meewaaien met de wind. Op het gezicht van de man komt een glimlach en hij buigt zijn hoofd. Yona gaat nu bij hem staan. Opnieuw kijkt hij naar haar op. 'Prachtig!' De trilling kan ze niet uit haar stem weren. Snel pakt ze haar portemonnee en haalt er wat geld uit. Zijn hand voelt mager en koel aan als ze hem het geld geeft. 'Dank u.' Zijn glimlach maakt hem jonger, valt haar op en even ziet ze kuiltjes in zijn wangen. De wind is in kracht toegenomen en de zon is weg. De man rilt en trekt zijn jas dichter om zich heen. Hij bukt zich om zijn viool in de koffer te doen. Voorzichtig spreidt hij er een doek over uit en hij doet de koffer dicht. Yona wacht tot hij weer overeind komt en zegt: 'Het was net of u dit lied op de bandoneón speelde, een tango uit het land van mijn jeugd.' Ze voelt de herinneringen opnieuw boven komen. 'Dank u, dat vind ik een prachtig compliment.' Weer ziet ze de lichtjes in zijn ogen. 'Wilt u het nog een keer voor mij spelen?' De man kijkt naar zijn vingers. Hij schudt zijn hoofd. 'Het is te koud.' 'Alsublieft,' dringt Yona aan. Opnieuw schudt hij zijn hoofd. Yona heeft ook gezien hoe blauw zijn vingers zijn, maar ze wil zo graag vandaag nog een keer dat thuisgevoel beleven… Ze kijkt naar de grond. Wat nu? En ineens voelt ze een glimlach naar haar gezicht kriebelen en haar hoofd komt omhoog. 'En als ik u vraag om mijn avondeten met mij te delen, speelt u dit lied dan nog een keer voor mij? Met deze muziek is het net of mijn familie vandaag bij mij is. Ik ben jarig, weet u.' Haar ogen laten de zijn gezicht niet los. Ziet ze de kuiltjes in zijn wangen? Ze houdt haar adem in. Hij kijkt haar indringend aan, langer dan nodig is en de glans in zijn ogen maakt dat ook haar hart begint te glimlachen. 'Oké dan, Adiós Nonino is mijn lievelingslied. De muziek herinnert mij aan de ontmoeting met mijn vrouw. We waren zo gelukkig samen.' Zijn ogen worden donker en glijden weg. 'Afgelopen zomer is ze overleden.' Even blijft het stil, dan vangt hij haar ogen opnieuw. 'Je lijkt op haar,' zegt hij. En dan glimlacht hij ook.
|