Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Olaf Korder

In ogen gevangen - Olaf Korder

Alex begon er genoeg van te krijgen. Hij had van opa een kist vol oude boeken en spellen gekregen. Er zaten spannende verhalen bij over uitvindingen en avonturen en allerlei dozen met spelletjes. Nu zat hij op deze winterse zaterdagmiddag met zijn ouders aan tafel. Op een speelbord waren in spiraalvorm vakjes getekend, sommige met een plaatje.
Hij zag allerlei ganzen, een doolhof en een put. Eerst vond Alex het een leuk spel, maar nu zat hij al een kwartier in de gevangenis en wachtte hij vergeefs op verlossing. Toen zijn vader lachte om zijn boze gezicht riep Alex: 'Jullie helpen me niet. Ik heb geen zin meer, ik houd er mee op.' Het weekend was toch al verpest. Maandag repetitie wiskunde. Als hij een beurt kreeg, wist hij niets. Iedereen keek naar zijn rode hoofd als hij voor het bord moest komen. Zuchtend en steunend ging hij de trap op.

In zijn kamer voelde hij twee dobbelstenen in zijn dichtgeknepen vuist. Hij gooide ze kwaad op zijn bureau. Op elke steen waren drie zwarte ogen te zien. Hij wierp opnieuw, de drieën kwamen boven. Ook de derde en vierde keer gebeurde dat. Hij sprong op om het zijn ouders te vertellen.
De deur was op slot. Waren zijn ouders uit? Hadden ze hem opgesloten? Hij schreeuwde om hulp en trapte tegen de deur. Niemand scheen hem te horen. Alex keek om zich heen. Hij zag de posters aan de muren, de boeken op de plank boven zijn bed, de schoolspullen op zijn bureau en daartussen de witte dobbelstenen. Het was of de ogen naar hem gluurden.
Opeens schoot hem te binnen: zijn kamertje was 3 bij 3 groot. 'Ik word gek,' dacht Alex en wankelde naar bed.

De kamer werd snel donker en ijzig koud. Er dansten vlekken voor zijn ogen. Zijn lichaam trilde, zijn hart bonkte. Hij kromp bang in elkaar en sloeg zijn armen om zijn benen. Lange tijd bleef hij zo liggen. Toen zag hij in het grijze duister de schakelaar van zijn leeslampje. Er ging een zwak lampje branden. Was dit zijn kamer? Er was geen deur of raam meer. Zijn bureau, stoel en kast waren weg. De posters waren verdwenen, de muren waren zwart met witte cirkels. Op de plank boven het bed zag Alex zijn klokradio. Er kwam alleen een jankend geluid uit de radio. De rode cijfers knipperden 00.00. Het was half zes geweest toen hij wegliep. Hij keek op zijn horloge, twaalf uur. De secondewijzer bewoog niet. De tijd staat stil, ik ben dood, dacht Alex. Hij kneep in zijn arm, dat deed pijn.

Opeens zag hij een rood telefoontoestel met een draaischijf. Zijn vingers gleden bijna uit, toen hij het nummer van zijn ouders draaide. Geen toon. Eerst een nul, geen geluid. Zijn oren suisden. Hij draaide 1200. 'Hallo,' zei een stem. 'Met Alex, kunt u ...' De stem onderbrak: 'In orde. Tel maar.' 'Wat bedoelt u?' stamelde Alex. 'Gewoon tellen', bastte de telefoon. 'Ja,' zei Alex, 'één, tw...' Een zoete geur overviel hem. Zijn tong zwol op, hij stikte bijna. Hij viel in een koortsige slaap.

Hij lag in een zonnige tuin vol bloemen en planten. Onder een boom stond een wit paard met een hoorn op zijn hoofd. 'Je ademt en voelt weer', zei de eenhoorn en krabde letters en cijfers in de aarde. "Los deze som op' zei hij. Het moest met wortels en kwadraten, maar hoe? 'Ik weet het niet', zei Alex. 'Een complex probleem', zei de eenhoorn.

Alex lag weer in het donker. Hij voelde een koord achter zich en trok er aan. Een fel geel licht brandde aan het plafond. Tussen de rijen witte ogen op de vloer stond de rode telefoon. Met 1200 kwam geen antwoord. Het zweet brak hem uit. Op de klokradio was het 05.20 uur. Hij draaide het.

'Ja,' zei een jongensstem. 'Met Alex.' Alex stamelde: 'Wat, wie, wie zeg je?' Nogmaals zei de jongen: 'Met Alex.' 'Maar ik ben Alex,' verweerde Alex zich. 'Dat denk je maar,' zei de stem. 'Doe hetzelfde als net.' Alex telde: Eén, twee, ... Zijn stem begon te bibberen, zijn ogen prikten. Er stroomden tranen over zijn gezicht die al gauw zorgden voor kalmte en opluchting.

Alex stond aan de rand van een grote vijver. Maanlicht trilde op het heldere water. Hij hoorde gekwetter en gesnater om zich heen, maar zag geen enkel dier. Plotseling brak een hand door de waterspiegel. Een naakte jongen kwam te voorschijn. Hij leek op Alex, maar was toch iets anders. 'Ik zal je helpen', zei de jongen. Hij tekende met zijn vinger een driehoek. 'Je moet het middelpunt vinden.' Alex trok boogjes en lijnen. 'Ik kan het niet', zei hij. De jongen verdween in een dikke mist.
Alex wreef in zijn ogen. Hij was terug in de donkere kamer. De rode cijfers knipperden 05.29. Hij deed het plafondlicht en het bedlampje aan. De telefoon gaf geen geluid. Wat deed hij verkeerd? Op zijn horloge lagen de drie wijzers op elkaar.

Er bewoog iets in het vierkant van ogen tegenover zich. Hij zag het grijnzende gezicht van de jongen, toen veranderde de wand in een glanzende spiegel. Alex las 92.50 achter zich. Hij draaide dat nummer en hoorde gekraak. Hij hield de klokradio ondersteboven en probeerde 65.20.
'Wat is er?' zei een vrouwenstem. 'Kunt u me helpen?' vroeg Alex. 'Een ogenblik', antwoordde ze. Hij telde: 'Eén, twee, drie,...' De kamer werd in schokken groter. Er ging een fel licht branden. Hij hoorde schelden, gillen en krijsen. De geluiden sneden in zijn hoofd. Een zure geur maakte hem misselijk. Alex viel flauw.

Hij lag op de grond in een grote zaal. Er stond alleen een reusachtig bureau voor een zwart bord vol formules en figuren. Links zag hij drie donkere ramen, rechts een deur. Hij hoorde een tikkend geluid, toen voetstappen. Een vrouw liep op hem af. Hij slikte en zei schor: 'Moeder, waarom hebt u me opgesloten?' De vrouw pakte zijn hand. 'Ik ben je moeder niet. Je bent in de war, je bent je oriëntatie kwijt. Deze ruimte is 60 bij 50 bij 8 meter. Ga middenin staan. Neem dat hoekpunt als de oorsprong. Bereken de plaats van het topje van je hoofd. Neem de tijd.'
Ik moet de helft nemen, dacht Alex, dat is makkelijk. Ik ben 1.67, dat is dus de hoogte. Hij was pas 14 jaar geworden. 'Het antwoord is (30, 25, 1.67, 14)', zei Alex. 'Goed zo,' zei de vrouw. Ze kuste hem en liep het lokaal uit.

De jongen stond voor hem. 'Jij bent ik,' zei Alex en stak zijn hand uit. De jongen knipoogde en werd langzaam onzichtbaar. Zijn grijnzend gezicht verdween het laatst. Tranen vloeiden uit de ogen van Alex. In het spiegeltje zag hij 02.20 in rode cijfers. De kamer was normaal. Zijn horloge wees tien voor zes. Het telefoontoestel was weg. Hij telde tot tien, opende de deur en ging naar de huiskamer.
'Daar is de verloren zoon,' zei vader. Het ganzenbord stond nog op tafel. 'Ruim jij even op', zei moeder 'we gaan zo eten.' Alex haalde de stenen uit zijn broekzak en wierp dubbel zes. Vrolijk nam hij zijn pion uit de gevangenis en deed het speelbord, de pionnen en dobbelstenen in de doos.

In ogen gevangen © Olaf Korder

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Olaf Korder