's nachts rijden we naar de geheime velden en laten onze lichamen de ochtendstond etsen vuur, en aarde fluistert hij onbewust terwijl hij zachtjes en bijna liploos mijn maanbeschenen huid afzoekt naar de orakeltraan, die hem zal vertellen waarom en hoeveel mijn vlees wordt gesneden en praat, vertelt hem alles dat hij diende te weten in een hogere positie is een uil met ons, en roept het uit bibber, opeens bewust van elke sapdragende aanwezigheid, we voelen het ademen van de longen der aarde laten we verder kijken, naar de beetjes bron, waar misschien een nachtvlinder waakt als feeënwacht hij wordt mijn broer en beschermer, en met een Graal in de hand zoekt hij zich een weg tussen doornen en bloesems hij zal uitkijken naar zijn angst, proberen haar aan zijn kant te krijgen en Erin, springt hij en bevliegt de hemellucht naast mij Niet langer nodig nu, droog ik mezelf af en reis verder
|