Naderhand denk ik dat het de zon moet zijn geweest. De zon die onder de wolkeloze hemel van het eiland alles in sprookjesachtige gloed zette, alsof de goden voor één keer bereid waren om de sterfelijken de illusie te geven dat het leven oneindig was. Met Nadine en Erica zat ik in de luwte van een klif op het kleine kiezelstrand en keek naar het turkoois gekleurde water van de Egeïsche Zee. Veel verder weg van de Olympus konden we niet zijn. Het enige wat aan de illusie van een godenwereld ontbrak was een godin, hoewel de vrouw die ons strandje op kwam lopen het zeker niet aan mythische proporties ontbrak. Antheia was de vrouw van de professor die ons naar deze magische plek had gelokt. Ze was een jaar of vijfendertig en een klassieke Griekse schoonheid. Als ze door de straten liep van het enige stadje dat het eiland rijk was, zag je overal de hoofden omdraaien. Lopen was ook niet het goede woord, ze schreed als een koningin. Hoewel ze niet veel groter kon zijn dan een meter zestig, maakte ze de indruk twee meter te zijn, samen met haar olijfkleurige huid en ravenzwarte haar vormde dat een onweerstaanbare combinatie. Drie dagen geleden had de veerboot ons afgezet, drie studenten geschiedenis op werkvakantie. Onze professor, een cynische vijftiger met zwakke ogen en een klein geitenbaardje wachtte ons op in de haven. Tijdens de colleges oude geschiedenis had hij vol vuur gesproken over zijn archeologisch werk op eilandjes in de Egeïsche zee, over de schoonheid van het lokale landschap en de opwindende resultaten van zijn graverij in de vorm van potscherven en pijlpunten. Uiteraard was het werk dat we gingen doen onbetaald, maar het uitzicht op een gratis verblijf op een Grieks eiland vergoedde veel. Aangezien de professor problemen had met het verkrijgen van de juiste vergunningen was ons archeologisch avontuur tot nu beperkt gebleven tot wat rondhangen op het kiezelstrandje. De komst van Antheia leek het einde van ons geluier aan te kondigen. “Ah, daar zijn jullie,” zei ze met haar zwaar aangezette accent, “Kom mee, Victor heeft jullie nodig.” Op de weg naar de plek waar we als veldassistent de opgravingen gingen bijwonen, liep ik naast Antheia. Al vanaf de eerste dag had ik pogingen gedaan om deze prachtige vrouw beter te leren kennen, maar tot nu toe had ze de boot afgehouden. Aangezien ik, afgezien van de professor, de enige man was in het gezelschap leek het even of ik in de Elysische velden van de liefde was beland. Maar al snel bleek dat noch Nadine, noch Erica belangstelling toonden, terwijl ook Antheia geen enkel signaal afgaf. Vandaag leek de laatstgenoemde echter wat meer toeschietelijk, ze lachte hard om mijn onbenullige grapjes en regelmatig gleden haar ogen over mijn lichaam. Veel te snel kwamen we aan bij ‘site’. Het was een vlak gebied waar vroeger een oud-Griekse nederzetting uit de Bronstijd moest zijn geweest en waar een aantal mannen al druk aan het graven was. Naast het veld, als een generaal tussen zijn troepen, stond de professor. Voor hem stond een simpel uitklaptafeltje waar de kaarten lagen van het geofysisch onderzoek, notitieblokken en de onvermijdelijke laptop. Al snel werden we door de professor verdeeld over het gebied. Onze taak was simpel, als veldassistent moesten we in de gaten houden of de gravers bij hun werkzaamheden stuitten op verkleuringen in de grond. We moesten dan het werk stil leggen en de professor of Antheia waarschuwen, grondverkleuring kon mogelijk wijzen op verdwenen bebouwing, zoals muren van huizen of tempels. Was dat laatste het geval dan werd alles eerst gefotografeerd en vervolgens met kleine schepjes uitgegraven. Die avond was ik kapot. Het voortdurend staren naar de grond vanuit een ongemakkelijke houding, de fel brandende zon en de tot wanhoop drijvende verveling maakte dat ik als een levend lijk op mijn bed viel. Slapen was overigens ook het enige vertier dat het pension verder bood. Er was geen elektrisch licht, laat staan elementair vermaak als televisie of radio. Uren later werd ik wakker en besloot mijn opspelende blaas te legen in het toilet dat zich op het erf bevond. Met een kleine zaklantaarn zocht ik mijn weg tussen de verroeste kruiwagens en kratten met ouzo. Het toilet was niet veel meer dan een gat in de grond en stonk als de hel. Met een dichtgeknepen neus kwam ik naar buiten en probeerde me weer te oriënteren op de terugtocht. Een gerucht deed me opschrikken en ik liet de lichtbundel van de zaklantaarn omhoog komen. Op een omgekeerde wasmand zat Antheia, haar hand ging naar haar ogen om ze te beschermen tegen het felle licht. Snel schoof ik de schakelaar naar achteren en doofde de lantaarn. “Kom eens bij me zitten,” hoorde ik Antheia zeggen. Voorzichtig schoof ik dichterbij, bang mijn blote tenen te stoten tegen een stuk schroot. Nog voor ik goed en wel een plaats had kunnen vinden op de mand lag Antheia al in mijn armen en voelde ik haar tong in mijn mond verdwijnen. De volgende morgen leek het alsof er niets gebeurd was. We ontbeten in de gelagkamer aan een lange ruwhouten tafel en Antheia negeerde me volledig. Ze was druk in gesprek met de professor over de werkzaamheden van vandaag en regelmatig werd er tussen de twee gelachen. Naast me waren Nadine en Erica al druk bezig met het smeren van broodjes die we gingen meenemen voor de lunch. Ook zij voerden een druk gesprek waarbij veel gelachen werd, en ik me bleef afvragen wat de reden van alle vrolijkheid was. Het voelde alsof ik verdwaald was geraakt in de opnames van een komische televisieserie waarbij iedereen een rol had gekregen behalve ik. Nog moe van mijn escapades van de afgelopen nacht en geplaagd door een gigantische hoofdpijn vulde ik een beker met koffie en trok me terug in een hoekje van de kamer. Na een rumoerig ontbijt waarbij nog altijd veel werd gelachen, kwam de pensionhoudster de gelagkamer in met een mand vol appels. Ze haalde er een uit en bood die aan Antheia aan. “Ah”, riep de professor, “voor de mooiste, natuurlijk.” Een gierende lach ontsnapte aan zijn mond en hij sloeg met zijn hand op de tafel om zijn blijdschap te onderstrepen. De hap die Antheia van de appel nam, leek al haar voorgangsters van Sneeuwwitje tot Eva in de schaduw te stellen. Ze plooide haar lippen rondom het vruchtvlees en keek tegelijkertijd met een zwoele blik naar de professor. De kracht van de steek van jaloezie die zich door mijn hart ploegde was te vergelijken met de impact waarmee haar tanden zich in de appel boorden. Bij de ‘site’ kon ik even bijkomen. De gravers hadden inmiddels al een groot deel van de grond afgegraven maar een verkleuring bleef uit. Terwijl ik weer mijn ongemakkelijke observatiehouding aannam, overdacht ik de gebeurtenissen van de nacht. Op het erf had ik uitgebreid met Antheia gevreeën en ze had een hartstocht getoond die me volkomen verraste. Uren gingen we door en steeds als ik aanstalten maakte om even te praten, legde Antheia haar vinger op mijn mond. Het had er alle schijn van dat ze vannacht behoefte had gehad aan een wip met een student, maar dat ze geen zin had hierover enige verantwoording af te leggen. Waar ik me echter boos over maakte was de schijnbare achteloosheid waarmee ze bij het ontbijt weer aan de kant zette. Voor haar was kennelijk de kous af. Tegen de middag was ik van plan om even een dutje te doen. De gravers hadden lunchpauze en ik voelde me nog steeds doodmoe. Het leek of Antheia geroken had dat ik even alleen was, want nauwelijks was ik gaan liggen of ze dook naast me op. “We moeten voorzichtig zijn, “ zei ze met haar diepe stem, “vannacht kom ik bij je, ja?” Ze was al weer weg voor ik iets kon zeggen. De nacht was een herhaling van de vorige, met als enig verschil dat Antheia nu mijn kamer binnenglipte. Ondanks mijn vermoeidheid wist ik mijn lichaam weer tot nieuw prestaties te verheffen. Antheia kronkelde als een slang en spoorde me voortdurend aan. Uitgeput sliep ik in nadat ze tegen het ochtendgloren was vertrokken. Bij het ontbijt was er nu geen sprake van vrolijkheid. De professor en Antheia hadden duidelijk ruzie en Nadine en Erica bleken al naar de opgraving. “Slaap je wel genoeg?,” vroeg de professor nadat ik bijna de koffiepot had laten vallen, “je ziet er beroerd uit.” Hij wendde zich tot Antheia en zei: “Vind je ook niet, schat?” De blik van Antheia was als die van Sfinx van Odipous, er viel niets vanaf te lezen. Zonder iets te zeggen vertrok ik naar de site. Later op de dag deed Nadine haar grote ontdekking. Bij de lunch vertelde ze dat ze voor het eerst een grondverkleuring had opgemerkt. Samen met Antheia had ze met kleine schepjes de aarde verder omgewoeld tot ze waren gestuit op een stuk steen. Het bleek een beschadigd beeldje te zijn dat nu door de professor ijverig werd bestudeerd. “Volgens Antheia is het een afbeelding van Hera, je weet wel die jaloerse vrouw van Zeus,” zei Nadine, “het zou kunnen dat hier een kleine Heratempel was, als dat zo is dan hebben we een grote ontdekking gedaan, want de prof zoekt al jaren naar bewijzen dat Hera de beschermgodin van dit eiland was.” Na de lunch liep ik naar de plek waar het beeldje stond. Het was een lelijk, grof uitgesneden vrouwenfiguur waarin ik met de beste wil van de wereld geen godin in kon herkennen. De professor was nergens te bekennen maar Antheia stond er achter en straalde als een moeder die haar pasgeboren kind laat zien. “Is ze niet prachtig?,” zei ze. Mijn ogen gleden over Antheia, ze droeg een strak zittende spijkerbroek met een wit t-shirt en zag er uit als een schoonheidskoningin. “Jij bent prachtig,” zei ik en kuste haar. Even giechelde ze, om me vervolgens af te weren, “niet doen,niet hier.” Alsof hij was gewaarschuwd zo snel dook nu de professor op. Hij had wat boeken bij zich en knikte verstrooid naar me. Samen met Antheia begon hij in de boeken te bladeren en zo nu dan hoorde ik ze praten over verschillende oud-Griekse stijlen. Net op het moment dat ik weg wilde lopen kwam Erica naast me staan. “Ook niet bepaald moeders mooiste,” zei ze en boog zich over het beeldje, “maar ja, kunst hoeft niet altijd mooi te zijn.” Uit mijn ooghoek zag ik de professor omhoog komen en naar Erica kijken. “Je vergist je, liefje,” zei hij, “dit beeldje is de mooiste kunst die ik ken. Het bewijs dat ik al die jaren gelijk had, dit is de Hera Moeder, de beschermgodin van dit eiland, volgens de legende ook het eiland waar Paris zijn beroemde oordeel velde. “U bedoelt die herder die jureerde bij de eerste schoonheidswedstrijd in de geschiedenis,” zei Erica koel, “de man die verantwoordelijk was voor de Trojaanse oorlog?” Er kwam geen antwoord. Kennelijk had de professor zich weer herinnerd dat Erica een feministe was. Antheia bleek echter minder goed ingelicht. “Maar het is toch prachtig dat hij op het aanbod van Aphrodite inging en de voorkeur gaf aan een vrouw in plaats van rijkdom of een carrière als krijgsman?,” zei ze. “Hij koos voor de mooiste vrouw van de wereld,” zei Erica, “en vervolgens verkrachtte hij haar en veroorzaakte een tienjarige oorlog, typisch een man.” Tegen de avond riep de professor ons bijeen. Aan de rand van de opgraving was een tafel neergezet met een wit kleed erover. Er stond wijn, ouzo en witte schalen waren opgesierd met heerlijk ruikende salades. Aan het hoofd van de tafel poseerden de professor en Antheia, als een slechte imitatie van Zeus en Hera, en dronken wijn uit witte bekertjes. “Eet en drink,” zei de professor, “dit is een feestmaal aangericht om te vieren dat we hebben bewezen dat Hera op dit eiland werd aanbeden als beschermgodin.” We namen plaats en na een korte aanmoediging van Antheia begonnen we te eten en drinken. De ouzo begon halverwege het maal zijn tol te eisen van de professor. Hij was bezweet en zijn konen zagen rood, zijn baardje was vochtig van de dronk en zijn ogen zagen troebel. Nadat iedereen verzadigd was, stond hij op en stak zijn hand op. “Lieve studenten en Antheia, luister,” begon hij en keek om zich heen, “ooit was dit de plek waarop Paris zijn beroemde oordeel velde over wie de mooiste was van de drie godinnen, Hera, Pallas Athene of Aphrodite.” Hij keek opzij naar Antheia en boerde. Maar de Griekse liet de provocatie aan zich voorbij gaan en keek strak voor zich uit. “De jonge Paris moet een keuze maken en liet de dames zich uitkleden. Vervolgens sprak hij met hen. Hera beloofde hem een carrière, Athene wilde hem tot een groot krijger maken en Aphrodite beloofde hem de mooiste vrouw van de wereld. Het resultaat kunnen we lezen in de Illias.” Het tafereel kreeg nu iets toneelmatigs. Ik zag dat Erica met een wrevelige trek op haar gezicht achterover leunde en dat Nadine met open mond zat toe te kijken. De enige die niet toekeek was Antheia, nog altijd staarde ze in de verte en dronk witte wijn uit een bekertje. De professor richtte zich nu tot Erica en Nadine. “Dames, jullie moeten nu jury zijn, we leven thans in moderne tijden en waar vroeger een sterfelijke man kon kiezen uit drie godinnen, daar moeten nu drie vrouwen kiezen uit twee mannen. Mijn lieve vrouw heeft haar voorkeur al uit gesproken, maar ik ben benieuwd naar jullie oordeel. Wie is de mooiste, deze jongeman,” zijn vinger priemde naar mij, “of ik.” Als Erica en Nadine al een antwoord hadden willen geven dan was dat sowieso academisch geworden, want Antheia rees in haar volle glorie van een meter zestig omhoog. “Doe niet zo idioot, Victor,” zei ze en haalde uit. Haar hand raakte de professor vol in het gezicht en hij ging neer als een zwaargewicht in zijn laatste titelgevecht. Die avond nam Antheia me even apart en vertelde resoluut dat het beter was als ik morgen zou vertrekken. Op mijn aarzelende vraag of mijn voortijdige vertrek van invloed zou zijn op mijn studiepunten gaf ze geen antwoord. De volgende morgen nam ik de veerboot terug naar het vasteland. Er was niemand om me uit te wuiven, zelfs Nadine en Erica niet. Terwijl ik in de verte het eiland zal verdwijnen, vroeg ik me af hoe eenzaam Paris moest zijn geweest nadat hij zijn keuze had gemaakt.
|