Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2013  Peter Boonstra  Beoordeling Vesseur

De boodschap - Peter Boonstra

De verpakking van de zwangerschapstest lag boven op de gebruikelijk verzameling afval in de prullenbak van de badkamer. Met de tandenborstel nog in zijn mond greep Evert het gekleurde karton en bestudeerde het drukwerk. Het stond er duidelijk, ‘zwangerschapstest’. Vanuit de deuropening van de badkamer kon hij Marian op het bed zien liggen, bladerend in een boek over Italiaanse kunst. “Wat moet jij met een zwangerschapstest?” vroeg hij. Zonder dat haar ogen van het boekwerk afdwaalden, gaf ze antwoord: “Kijken of ik zwanger ben. Wat zou ik er anders mee moeten doen?” Even had Evert het idee dat de kamer een hele draai maakte. “We gebruiken toch condooms?” Hij voelde gelijk hoe dom die opmerking klonk. Met een loom gebaar legde Marian het boek geopend naast zich op het bed. Evert zag de afbeelding van de Annunciatie van Fra Angelico op zijn kop. “Jij gebruikt condooms, dat klopt” zei ze. Verder niets, geen verklaring, zelfs geen nadruk op het woord ‘jij’, alleen die opmerking die nu als een mene tekel in zijn hersens stond gegraveerd: ‘Kijken of ik zwanger ben’. Terwijl hij de tandenborstel automatisch langs zijn tanden en kiezen op en neer liet gaan, groeven zijn hersencellen zich een weg door het recente verleden. Het resultaat dat opdook in de persoon van David Milhaud beviel hem weinig. Waarom was hij zo stom geweest?
Al in het vliegtuig op weg naar Tel Aviv had Evert voor de zoveelste keer bezwaar gemaakt tegen de planning van zijn eerste gezamenlijke vakantiereis met Marian. Of beter gezegd tegen de niet gemaakte planning. Voor Marian, die je een ervaren wereldreiziger kon noemen, was het avontuur belangrijk, tent en kaart mee en kijken waar je uitkomt. Zelf was hij gewend aan vooraf geboekte hotels en de zekerheid van een bed na een vermoeiende reis. Helaas had hij de strijd tegen de logica van Marian op alle fronten verloren. Ze had al zijn bezwaren niet alleen prachtig gepareerd maar ook onderuit gehaald met haar loepzuivere redeneerkunst. Uiteindelijk was hij gezwicht en zelfs toegegeven dat het inderdaad een avontuur zou zijn, een rondreis door Israël, maar dan op de bonnefooi.

Het was niet de eerste keer dat hij verloor. Op de eerste dag dat hij haar had leren kennen op het reclamebureau waar hij als copywriter werkte, had ze hem al laten zien dat ze haar op haar tanden had. Na bemiddeling van het uitzendbureau was ze als administratieve kracht aangesteld en Evert was gelijk onder de indruk gekomen van haar fysieke verschijning, het lange rode haar, de bruine ogen en de witte huid met lichte sproeten had hem bedwelmd. Stuntelig had hij geprobeerd haar te imponeren met zijn verbale kwaliteiten en het vervolgens grondig verpest door te zeggen dat koffiezetten een van haar taken was. Aanvankelijk leek het alsof Marian haar nieuwe taak zonder protest had geslikt, maar de volgende morgen hing er een briefje van haar op het koffiezetapparaat waarop ze de werking van het apparaat uitlegde. Het hele kantoor gniffelde en Evert leed zijn eerste nederlaag.
 

Tel Aviv airport had de uitstraling van een ultramodern commandocentrum zoals je dat wel eens in Amerikaanse actiefilms ziet. Letterlijk op elke meter stond wel een soldaat of politieman. Geïmponeerd zochten ze na de uitgebreide controle van hun paspoorten naar een bus die hen naar de eerste camping zou vervoeren. Het idee om zo dadelijk in een nauw tentje te slapen deed Evert walgen. Hij haatte de rondreis nu al, helemaal nadat bleek dat er een foutje in de kaart van Marian zat. De camping die ze had aangekruist, bleek geen camping maar een legerkamp. Maar de eerstvolgende camping was dichtbij had Marian gezegd met de overtuiging van de ware kosmopoliet. Na tweeënhalf uur lopen bereikten ze inderdaad een camping die echter verdacht leeg oogde en waarvan de toegangspoort hermetisch was afgesloten. Volgens een oud mannetje dat bij de poort op een bankje zat te roken was de eigenaar drie maanden geleden overleden. “En wat nu?” Evert wist dat hij paniekerig klonk. Zijn schouders leken onderhand uitgehold door het voortdurend schuren van de banden van de rugzak en hij had al uren geleden alle gevoel voor richting verloren. De zenuwachtige giechel die Marian als antwoord produceerde had hem bijna doen ontploffen, het was inmiddels al laat in de middag en het idee dat ze misschien als twee zwervers naast de weg moesten bivakkeren, was voldoende om hem tot kookpunt te brengen. “We gaan liften” zei Marian op een toon alsof ze op een zondagmiddag gingen wandelen door het Vondelpark. “Liften?” Door zijn hoofd gingen visioenen van hitsige vrachtwagenchauffeurs met alleen maar oog voor de borsten van Marian. Misschien zouden ze hem eerst de keel afsnijden voordat ze zich massaal op zijn vriendin zouden storten. Hij zag de krantenkoppen al voor zich: ‘Nederlands stel in Israël slachtoffer van brute moord en verkrachting’. 
Marian had echter al haar duim opgestoken en het duurde verrassend kort voor een grote Volvo-truck stopte. De chauffeur was een dik mannetje met achterover gekamde haren en een grote zonnebril op zijn neus. Een bos welig borsthaar plukte boven zijn denim overhemd uit. De conversatie die Marian probeerde op te zetten stokte echter al snel nadat bleek dat de man amper Engels sprak. Het enige wat ze konden achterhalen was de vermoedelijke bestemming van de truck: Haifa. Haastig projecteerde Evert de kaart van Israël voor zijn geestesoog. Lag Haïfa niet in het meest noordelijke deel van het land? Zo schoot de rondreis gelijk wel op, bedacht hij gemelijk terwijl hij afwezig bedankte voor de sigaret die de man hem aanbod. Het roken had hij opgegeven nadat Marian hem vertelde dat ze het walgelijk vond om met iemand te vrijen die rookte. Hij liep op dat moment al weken om haar heen te draaien en na enig aandringen ging ze met hem naar de bioscoop. Later in een café hadden ze hun ernstige gesprek waarin hij onthulde onzeker te zijn in de liefde vanwege zijn overgewicht. Marin had hem vervolgens in de zevende hemel gebracht met de opmerking dat ze meer om hersens dan uiterlijk gaf en uiteindelijk belandden ze die avond in haar bed. Inmiddels waren ze een jaar samen en begonnen plannen te maken over samenwonen. Er was nog wat aarzeling omdat Marian voor haar avondstudie kunstgeschiedenis in Utrecht woonde en hij in Amsterdam zijn flatje had.

Het was al donker in Haïfa toen ze aankwamen. De vrachtwagenchauffeur had hen afgezet in een straat die volgens hem dichtbij een goedkoop hotel was gelegen. Het was stil en duister en Evert verwachte bij elke straathoek te worden aangevallen door straatrovers, junkies of een dodelijke combinatie daarvan. Hij volgde als een angstige zombie Marian die met een zekerheid door de straten liep alsof ze het hotel kon ruiken. Tot Everts vreugde was er inderdaad een hotel en het zag er redelijk uit. Er was een receptie waar een lange magere man hen in redelijk verstaanbaar Engels te woord stond. Een kamer was twintig dollar per persoon, geen ontbijt. Doodmoe sjokten ze de trappen op en ploften op het tweepersoonsbed in de kamer. Voor Evert echter kon inslapen hoorde hij hoe een kakafonie van stemmen opklonk uit het trappenhuis. “Het lijkt godverdomme de toren van Babel wel” zei hij de dekens over zijn oren trekkend. Het zachte gesnurk dat naast hem opklonk, gaf aan dat hij alleen was met zijn ellende. Het duurde een uur voordat iemand plotseling schreeuwde: “I have paid twenty dollar for this fucking hotel, shut up!” Waarna een weldadige stilte neerdaalde.  

De volgende morgen werd Evert laat wakker. Zijn tastende hand vond alleen maar lakens naast hem, waarschijnlijk was Marian al beneden. Hij trof haar inderdaad aan in een foyer naast een knappe man met lachende donkere ogen. Het zwarte haar zat in een keurige scheiding en was overduidelijk goed onderhouden. “Wie is dat?” vroeg hij terwijl hij wrokkig naar de broodjes keek die Marian aan het smeren was. “I am David,” zei de man in een soort Engels, dat was doortrokken met een zwaar Frans accent, “David Auguste Milhaud”. Hij stond half op en stak een keurig gemanicuurde hand uit. Terwijl hij de hand drukte besloot Evert dat hij een hekel had aan David Auguste Milhaud. “Hij is luitenant bij het Israëlische leger”, zei Marian terwijl ze een broodje met jam naar Evert schoof. “Een Fransman in het Israëlische leger?” zei hij. “Dubbele nationaliteit, hij is joods en zowel Fransman als Israeliër. Daarom is hij ook hier, herhalingsoefeningen.” Wat een land, bedacht Evert, voortdurend op je hoede zijn voor je buren. “Are you with the infantry?” vroeg hij aan de Fransman. “No, no. I am a pilot, helicopters.” Hij sprak het Engels uit alsof hij meespeelde in een aflevering van de serie ‘Alo, ‘alo, bedacht Evert boosaardig. Het bleek dat David gelegerd was in de buurt van Bethlehem en dat hij had aangeboden om hen rond te leiden in de geboortekerk van Jezus.
Op de trap naar de hotelkamer siste Evert: “Waarom gelijk naar Bethlehem? We zouden toch eerst naar het meer van Galilea gaan?” De glimlach van Marian gaf aan dat ze zijn ware motieven al doorzien had. “Dat kan toch altijd nog? David zegt dat hij veel weet van de geboortekerk. Hij heeft er vroeger gewerkt als gids. En gedraag je nou eens een keer.” Terwijl ze hun rugzakken weer in orde maakten, vroeg Evert: “Wat moest die vent eigenlijk van je?” “Hij had een boodschap voor me” zei Marian terwijl ze de rits van haar toilettas dichtritste. “Een boodschap?” Zijn wenkbrauwen gingen even omhoog. “Nou ja, een voorspelling,” zei ze met dromerige blik in haar ogen, “hij is erg geïnteresseerd in occulte zaken. Hij vond dat ik een goed aura had en wilde mijn hand lezen.” Evert kreunde, die Fransoos was schaamteloos, wat een goedkope versiertruc. “En? Wat stond er in je handpalm?” Hij probeerde om niet te hatelijk te klinken. Maar Marian gaf geen antwoord, met een geheimzinnige glimlach op haar gezicht begon ze de trap af te dalen.

Tijdens de reis naar Bethelem zat Marian naast David in diens tweedehands rode Toyota. Evert zat op de achterbank en probeerde niet in slaap te vallen. Het landschap bestaande uit eindeloze stukken dor en zanderig land was er ieder geval uitermate geschikt voor.
“Geloven Joden eigenlijk wel in Christus?” Het was er uit voor hij het wist. Ze liepen achter David aan die hen naar de geboortekerk leidde. In de hitte die nu al uren over de stad hing was Evert langzaam in een staat van narrigheid vervallen die hem verleidde tot uitspraken waar hij gelijk spijt van had. “Zo dadelijk ga je nog zeggen dat ze verantwoordelijk waren voor de kruisiging van Jezus” zei Marian. Haar stem klonk bedrieglijk rustig en even voelde Evert zich weer het bedremmelde jongetje van vroeger dat iets onwelvoegelijks had gezegd waar mama bij was.
De basiliek die over de vermeende plaats van Christus’ geboorte was geplaatst had de vorm van een kruis, vertelde David en was zestig meter lang en dertig meter breed. Evert gaapte achter zijn hand en was blij dat ze de betrekkelijke koelte van de kerk konden opzoeken. “Denk je dat het mogelijk is dat Maria als maagd een kind baarde?” zei Evert. Ze stonden nu voor de geboortegrot. David had net verteld dat de grot rechthoekig van vorm was, twaalf bij drie meter en twee ingangen had. “Vroeger zei de pastoor altijd dat het een wonder is, iets waar je in moest geloven.” Evert ratelde maar door, terwijl hij achter Marian de grot inliep. Een groot aantal lampen verlichtten de ruimte en David wees op een zilveren ster in het midden. "Hic de Maria Virgine Jesus Christus natus est," las David, terwijl hij gelijk vertaalde: “Hier is Jezus Christus geboren uit de maagd Maria!”. Op dat moment viel Evert in een gat.
In het ziekenhuis werd geconstateerd dat hij geluk had gehad. Een verstuikte enkel en blauwe plekken was alles wat hij aan zijn val overhield. David bracht hem naar het vliegveld. Ondanks de bezwaren van Marian was Evert daarin vastbesloten geweest. hij had geen zin om met zijn verstuiking nog een week door Israël te hobbelen. Marian had even halsstarrig aangegeven dat ze de vakantie wilde afmaken. Bij het vertrek had Evert niet durven vragen of David bij haar zou blijven.

En nu stond hij in de huiskamer en zwaaide met de verpakking van de zwangerschapstest. “Ben je soms met iemand anders naar bed geweest?”, vroeg hij. De glimlach week niet van het gezicht van Marian. “Ik was de laatste tijd ’s morgens steeds misselijk, en ik ben al anderhalve week over tijd” zei ze enkel en pakte het boek weer op. Even bleef Evert in de deuropening van de badkamer staan, hopend dat de wereld zou instorten of zijn minst het flatgebouw waarin ze woonden. Vanachter het tijdschrift klonk de stem van Marian: “De test was trouwens negatief, als het je interesseert.”

De boodschap © Peter Boonstra

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2013  Peter Boonstra  Beoordeling Vesseur