Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Peter Wortelboer

Vier A-viertjes - Peter Wortelboer

Is dat het enige wat ik nu moet doen? Vier A-viertjes vol schrijven op een manier die volgens anderen zinnig genoeg zouden moeten zijn om, ja, om wat eigenlijk? De vraag pakt me, het antwoord kan ik niet vinden. Maar het duurt niet lang: gelukkig werken ook mijn hersenen nog redelijk goed als ze toeren draaien. Vier A-viertjes om jezelf te bewijzen, door het oordeel van anderen, dat je misschien schrijver bent. Misschien, want wat garandeert dit stukje tekst voor je eigen toekomst? Ik hoor mijn moeder direct een hele reeks door mijn hoofd tetteren: “alle begin is moeilijk”, “wie niet waagt die niet wint”, “elk beetje helpt”.

‘Sodemieter op’. Ik spuug het uit. ‘Ik ben toch in Gods- en vredesnaam niet bezig om mee te doen aan een schrijverswedstrijdje, in een poging om mezelf los te maken van alles wat ik verafschuw en altijd al verafschuwd heb, om vervolgens jou weer op mijn dak te krijgen?’

Ik schrik van mijn eigen tekst. Dat kan toch niet waar zijn? Ben ik met mijn vijfenveertigjarige levenservaring niet verder gekomen dan nu mee te doen met een of andere onbeduidende schrijfwedstrijd en daardoor opnieuw terecht te komen in het gevecht met mijn moeder? Een gevecht dat ik al jarenlang gevoerd heb, vanuit alle perspectieven die ik maar vinden kon? Van borderlinegeschreeuw naar diepteanalyse tot aan superieur intellectualisme: de enige manier om haar te kunnen verslaan, althans zo dacht ik. En waar kom ik terecht en mezelf tegen? In een of ander puberaal gevecht met mezelf terwijl ik probeer om een prijsje te winnen in een schrijfwedstrijd. ‘Jezus, beter vergeet je het allemaal maar weer, meneer, en zoek je weg maar naar het arme mannenhuis. Daar weten ze wel raad met je, want jij weet het duidelijk niet. In ieder geval zorgen ze voor je. En met een beetje mazzel wordt je nog aangesteld in een leidinggevende positie.’ “Want de hersenen heb je er wel voor!”, hoor ik mijn moeder gelijk weer brullen. Houdt dan mens dan echt nooit op?

Vier A-viertjes, ik red het nooit. Ik kan net zo goed gelijk stoppen. Wie in hemelsnaam kan nou mogelijkerwijs geďnteresseerd zijn in de troep die ik hier opschrijf? Onmogelijk. Mission uncompleted. Terug naar af. Kop dicht en werken, kreng. Werken voor je geld. Net als ieder ander. Hup naar het arbeidsbureau, schrijf je maar weer in, ga maar weer door die fucking vacaturebanken waar je niet in gelooft en zorg dat je de centen weer bij elkaar krijgt. Iets anders zit er niet op!

Ik vraag me vertwijfeld af wie er nu weer aan het woord is. Is dit nog steeds een subliem verkapte stem van mijn onsterfelijke moeder, ben ik het zelf, is het een gedrocht in mijn geest – denkpatronen noemen ze dat - of is het gewoon heel banaal de absolute waarheid?

Hoe vaak heb ik in mijn leven mensen niet getraind, dat ze werkelijk doen moeten waar ze goed in zijn? En even hoe vaak heb ik mensen niet terug gefloten omdat het niet reëel was wat ze wilden, deden of wilden gaan doen? Wie bepaalt? Dat is altijd de hele grote vraag. Uiteindelijk is het vaak een kwestie van marketing, een kwestie van ondernemerschap en management. Wie het goed aanpakt, er genoeg in investeert, reclame in stopt, netwerk heeft, de strootjes in eigen handen, bepaalt. Hoeveel ongelooflijk slechte zangers zijn er niet beroemd geworden met een totaal ondermaatse productie? En hoeveel geniën zitten er thuis op de bank, net als ik, volkomen misplaatst, te fantaseren over het arme mannenhuis. Het duidelijkst kun je het zien in het tegenwoordige voetbal: de beste voetballers zijn tevens de goedkoopste, want geld is er niet, en waar worden ze vandaan gehaald? Juist: Afrika. Plotseling blijkt het talent niet te liggen bij de duurste clubs van Europa, maar gewoon in Afrika. Naast de hongerdood, de aids en het tribunale geweld. En wat zijn we dan plotseling blij dat die onbekende Afrikaan voor ons elftal speelt. Een ware held, een legendarische belofte die in de boeken weggeschreven zal worden. En ik? Gewoon weer een niemendal waarvan er meer dan dertien in een dozijn rondlopen. En ja, ik moet wel ‘meer dan’ zeggen want anders word ik direct veroordeeld tot ‘cliché’. Maar toch, de wereld is cru. Wie zit er op mij te wachten? En ik, met het medezeggenschapsrecht dat ik heb, krijg allerlei figuranten opgedrongen waar ik helemaal niet op zit te wachten. Ik snap er niets van. Mijn moeder wel. Die zei al twintig jaar geleden tegen mijn zuster dat ze Arabisch moest gaan studeren, want daar zat toekomst in. Dat het vanuit ellende gepaard zou gaan , maakte haar niet uit: je kon er geld mee verdienen. Frapperend blijft dat ze koos voor Arabisch en niet voor Chinees. Had ze dan misschien werkelijk een vooruitziende blik en had ik dan toch naar haar moeten luisteren in plaats van naar mijzelf? Feit is, dat als mijn zus geluisterd had, ze nu waarschijnlijk een topbaan bij de AIVD had kunnen hebben. Als ik naar mijn moeder had geluisterd, werkelijk had geluisterd, dan was ik dus nu chirurg. Dat ben ik uiteindelijk ook wel geworden alleen niet fysiek, maar eerder mentaal-maatschappelijk. Ik weet wel waar de rotte plekken zitten, ik weet wel wat er allemaal niet klopt. Alleen ik kan het er niet uit snijden, net als een echte chirurg die moet constateren dat het kankergezwel te groot is. Plots hoor ik mijn schoonvader, leuk dat hij zich er ook nog even tegen aan bemoeit, zeggen: “niets aan doen, kerel, laten zitten, ’t is allemaal werk voor niets”. Hij is schilder, tenminste dat was ‘ie voor de afgelopen vijftig jaar. Zijn taak was om dingen mooi te maken. Eén ding had hij daarbij wel geleerd: wat je niet veranderen kan, moet je laten zitten, geen energie aan verspillen en er gewoon een mooi laagje overheen zetten. Voor hem heeft het gewerkt, vijftig jaar lang. ‘De mensen’ waren altijd dik tevreden, want hij leverde altijd alles pica bello op. Voor mij werkt dat niet. Dan had ik net zo goed plastisch chirurg kunnen worden. Toen mijn moeder mijn schoonvader ontmoette, op haar nota bene vijfenzeventigste verjaardag, zolang heeft dat kreng het al uit gehouden, was ze zo wijs of bot, gelijk hoe je het classificeren wilt, om mijn schoonouders netjes en beleefd te parkeren bij het edele echtpaar, waarvan de man het tuintje van mijn moedrs zomerhuis onderhield. Eigenlijk moet ik zeggen ‘tuin’, want anders doe ik haar toch tekort in hetgeen ze bereikt heeft in haar leventje. Zij had wel ingeschat dat dit een betere match was dan de chirurgijn of de ex-Shell-directeur die haar met hun gezelschap wilden vereren. En weer had ze gelijk, want de tuinman en de schilder hadden tenminste iets te bepraten met elkaar. Het ging voornamelijk over de opera en Toon Hermans die ze beiden telkens toch wel erg ontroerend vonden. Mijn moeder heeft ontroering nooit gekend. Misschien toen ze, na een zware bevalling, haar baby in de armen mocht sluiten. Maar daar was ik niet echt bij, dus kan ik er ook niet echt over oordelen. Ik heb het mijn zussen, eeneiige tweeling zijn ze, nooit gevraagd.

Ondertussen, terwijl ik dit schrijf, zit mijn vrouw beneden in de keuken te janken omdat zij in haar patroon geschoten is: “Niemand houdt van mij. Niemand heeft ooit werkelijk van mij gehouden.” Als een mens, welk goed mens dan ook,in het diepst van zijn of haar eigen patroon schiet, is er geen redden aan. Dan zijn mensen , ikzelf inclusief, laat daar geen twijfel over bestaan, zo ongelooflijk onbereikbaar, dat er geen redden aan is. Wat een mooie wereld is dit, maar niet heus. Ik probeer vier A-viertjes vol te schrijven omdat ik denk dat het mijn toekomst zou kunnen redden en mijn vrouw stapt om twee uur ’s nachts in de auto op weg naar God weet wat, omdat ze gevangen zit in de pijn van haar patroon. Mijn God, wat zou ik haar graag willen helpen, willen verlossen van de pijn waar zij gevangen in zit. Maar het heeft geen zin. Ik kan niets doen. Alles wat ik probeer werkt alleen maar averechts. En zo kom ik weer terug bij mijzelf. Barre en bizarre omstandigheden waarin ik probeer om iets te mogen betekenen in een wereld die A-viertjes heet, terwijl mijn vrouw ‘m is gesmeerd op weg naar god-weet-waar-naar-toe. Wat is nou belangrijker op deze woensdagavond, die best wel mooi begonnen was: dat mijn vrouw behouden thuis komt, of dat ik een prijsje in een schrijfwedstrijd mag ontvangen? Och lieve lezers, voor wie dit leest. Het leven is zo relatief en zo ernstig tegelijkertijd. Waar zouden we ons nou druk over moeten maken? Ik vraag het u echt! Over vier A-viertjes, over onze relatie, over de maatschappij die verrot is en voor geen meter klopt of over wat. Ja, één antwoord heb ik: als onze gezondheid het in de steek laat hebben we vaak echt ’n probleem. Gelukkig is dat bij ons beiden niet het geval. Maar, een schrijfwedstrijd? Als ik ooit doorbreek en ik hoop het toch, dan ben ik vast van plan om Jan Wolkers op mijn manier een ode te brengen omdat hij consequent geweigerd heeft welke literaire prijs dan ook, die hem werd toegekend, in ontvangst te nemen. Misschien om de zelfde reden die ik hier heb geprobeerd te verwoorden. Gelukkig is mijn vrouw behouden thuis gekomen. Wees gegroet en welterusten.

Einde.

Vier A-viertjes © Peter Wortelboer

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Peter Wortelboer