Karel was een grote vent met een flinke buik, kaal wordend hoofd en een vriendelijke grijns op zijn rond gezicht. Hij hield van gezelligheid en feestjes. Simone een gezette blonde vrouw met een voorliefde voor opzichtige mantelpakjes in luipaard motief. Karel had het goed met zijn Simone. Er was nooit ruzie en af en toe kookte Karel uitgebreide feestmaaltijden die nog goed smaakten ook. Simone vond haar man een fijne vent. Er was maar een nadeel aan hem. Hij wou nu niet, dan niet en nooit niet naar zee! Karel had namelijk een fobie. Al sinds hij een klein jongetje was had hij een nachtmerrie. Dat een grote witte walvis hem aanviel en opvrat. Het was altijd precies kwart voor vier in de morgen als hij er met een schreeuw van wakker werd. Dan moest hij een glas water en even naar de wc en woelde onrustig voor hij weer kon slapen. Simone haatte het. Ze woelde onrustig met hem mee. Later kon ze er doorheen slapen. Alles wende, dus ook de obsessie van Karel om nooit naar zee te gaan. Niet naar Spanje. Niet een dagje Zandvoort. In de plaats daarvan zagen ze Zwitserland en Oostenrijk en alle mooie bergen die er maar bestonden. Ook de Veluwe kenden ze al goed. Maar Simone zag na elke warme zomerse dag beelden op tv van rijen mensen die heerlijk lagen te bakken op het strand, ze moest en zou naar zee! 'Gatver mens. Ik wil niet. Karel gebaarde ongeduldig. Je weet toch waarom?' 'Nou en? Je hebt me al jaren mee naar de bergen gesleept, snauwde ze. Maar maak je niet druk, de buurvrouw gaat wel met me mee.' Dit was bijna een breuk in hun huwelijk. Simone kwam laat in de avond thuis met wangen roodverbrand van de zon. Met een geur van zee aan haar haren en de smaak van zout op haar lippen. Het was heerlijk geweest. Ze had een glazen potje met zand en wat schelpjes voor hem meegebracht en een klein colaflesje vol met zeewater zodat hij kon ruiken en proeven hoe zout het was. Voor haar was het een schoolreisje geweest. Simone vertelde opgetogen van het leuke plekje vlakbij duinen bij de oudere dames met hun knalroze badpakken die gezellig bij hen kwamen zitten. Ze hadden koekjes geknabbeld en blikjes sinas gedronken. Daarna had ze pootje gebaad en er zo van genoten. Karel besefte hij dat de zee hem ook wel aantrok. Hij bekende het met een aarzeling. 'Maar. Moby Dick? Hij fluisterde het met een zielig schokschouderen. Hij wilde ook wel naar de zee maar, wat als de walvis kwam en hem dan opvrat?' 'Nou weet je wat? We kunnen toch alleen naar het strand gaan, stelde Simone voor. Je hoeft geen voet in het water te zetten als je niet wilt. We kunnen op het strand zitten en een zandkasteel bouwen. Weet je wat? De buren gaan ook mee. Kun je tennissen en zo.' Karel had diep in zijn hart een grote angst. Maar hij ging een dagje mee. Zijn hart klopte en bonkte toen hij van de duinen af ineens het grote blauw zag. Bijna was hij zo terug gerend. Maar Simone pakte zijn arm en trok hem mee. Ze namen vlak bij de duinen plaats zo ver van de zee dat toen hij eenmaal zat er niks meer van zag. De buurman ging zwemmen. De beide dames pootje baadde. Karel bouwde een zandkasteel en genoot met volle teugen. Zand was heerlijk. Ze speelden met de bal strandvolleybal en toen de bal weg stuiterde en hij er vrolijk achteraan rende herinnerde hij het zich ineens weer met schrik. Dertig meter verder was de zee! Snel greep hij de bal en haastte zich met bonkend hart terug maar toch, steeds weer keek hij even behoedzaam om, er gebeurde niets. De volgende dag flink verbrand maar bedwelmd door de zalige geur van zee en zand vatte Karel moed en hij ging naar het reisbureau. Simone had hem nooit haar grootste verlangen bekend. Maar hij kende haar nu wel en kocht voor anderhalve week een hotelkamer voor twee in Blanes. Simone kreeg de tickets mooi ingepakt tegelijk met een grote bos rozen. 'Omdat je zolang geduld met me hebt gehad,' zei Karel haar en kuste haar wang. Ze vloog hem om de hals en jubelde het uit. Spanje! Ze gingen naar Spanje! Het was een last-minute reis en ze gingen al een dagje later. In het vliegtuig kreeg Karel wel een beetje buikpijn maar dat was gewoon van het vliegen. Na het landen konden ze in een grote bus stappen en werden keurig naar de plaats van bestemming gebracht. Het hotel lag aan zee. Op honderd meter afstand kon je het blauwe nat zien glinsteren in de zon. Ook hier was er een groot strand vol met toeristen en het hotel had een schitterend terras waarop tijdens de avond feestjes waren en levende muziek met een waterorgel speelde. Het was heerlijk! Simone pootje baadde af en toe. Karel lag te lezen of bouwde zandkastelen. Samen maakten ze wandelingen langs de winkeltjes en kochten grote danseressenpoppen en sombrero's voor de familie. Het was bijna de laatste dag toen Karel toch onrustig begon te worden. Steeds vaker tuurde hij uit hun veilige raam op de vierde verdieping naar de zee. Moest hij nu leven met de gedachte nooit een voet in de zee te hebben gezet? Ze gingen weer naar het strand. Simone kwam terug van een kleine duik in de zee. Op haar voeten glinsterde zand en zout. Hij kon zien hoe druppels langs haar benen sijpelde en hoe ze hem vol stralende blijdschap aankeek. Morgen om half acht in de morgen moesten ze gepakt voor het hotel staan. Dit was hun laatste dag. 'Simone, Karel ging staan en haalde diep adem. Ik wil pootje baden.' Zijn hoogblonde vrouw in haar luipaardbadpak hield de adem in. Ze wist wat dit voor hem betekende en voor haar. Als dit goed ging zouden ze vaker naar zee gaan. 'Kom maar. Als een moeder die haar kind wil helpen met lopen strekte ze hem de arm toe. Ik houd je wel vast.' Arm in arm begonnen ze langs de toeristen op hun handdoeken heen te lopen. Karel greep Simone stevig beet. Hij kon de zee zien! Hij hield haar arm knijpend vast. 'Wil je terug?' Ze keek hem afwachtend aan. Hij moest alle kans krijgen om dit in eigen tempo te doen. Maar nu ze dichter bij de zee waren was het geruis van de branding te horen. Het vrolijke gelach van kinderen. Mensen die op een luchtbed langs dreven joelden het uit. 'Goed,' Karel haalde diep adem. Nog tien meter te gaan. Hij hield haar arm met beide handen vast en deed een pasje. Ze stapte mee en wachtte geduldig. 'Ruik je het? Karel keek haar aan met op zijn rond gezicht een mengeling van angst en triomf. De zee!' 'Ja,' Simone snoof diep. Ze konden het zilt ruiken. Bijna tastbaar was het hoe het witte zand en het blauwe water een mix van parfums afgaven die hen liet tintelen vol het heerlijke gevoel te leven.
'Het ruikt heerlijk vind je niet?' Simone keek haar man afwachtend aan. Hij was ineens zo stil? Karel knikte wild. Weer deden ze een stapje. Hij keek om zich heen. Een paar mannen renden wat verder met elkaar om het hardst naar het water en doken er gillend van het lachen in. Ze kwamen weer boven en schreeuwen het joelend uit. Karel deed weer een pasje. Vlakbij zat een kleine naakte baby met zand te spelen en keek naar hen met grote verwonderde ogen. Vastberaden maakte hij zich ineens van haar los. 'Ik wil het zelf doen,' zei hij met zachte stem. Simone zag haar man weglopen en besloot hem snel te volgen voor de paniek hem misschien wel liet gaan gillen of huilen of angstig om hulp gaan schreeuwen. Wat als hij ineens flauwvalt? Karel naderde de eerste rand waar het witte heldere zand donker kleurde. De laatste golfjes bereikten het zand en trokken weer terug. 'De zee. Hij keek naar haar en glimlacht aarzelend. Het is zo groot nietwaar?' Ze knikte en fluisterde, 'het is prachtig. Zo mooi blauw.' Karel keek naar de branding. Naar de mensen die verder weg dreven en met een bal spelen. 'De walvis zal nu toch niet komen?' Hij vroeg het smekend. Simone zweeg. Ze kon wel geruststellend nee zeggen maar wat als er iets gebeurt? Als er soms een witte haai kwam die nu net haar Karel pakte? Simone hield de adem in. Karel beende ineens naar het water en stapte met een snelle stap in het kleine beetje golf dat net wegtrok. Hij blijft staan. Simone een anderhalve meter achter hem. Karel zag een golf aankomen en even leek het alsof hij wou terugwijken. Maar hij bleef staan en de golf spoelde ineens bruisend en sissend met wit schuim om zijn enkels en langs hem weer terug. Hij keek er vol verrukking naar. Simone kwam naast hem staan. Hij pakte snel weer haar arm. Nu niet uit angst maar hij begon te lachen en joelde uit, 'het is heerlijk!' 'Ja zalig,' stemt ze in. Het water was inderdaad zalig warm en het voelde zo grappig als de golf aan je voeten trok en je dieper het zand in liet zakken. Karel bleef staan maar lachte en lachte. Vol geluk en bevrijding. Er gebeurde niets. Helemaal niets! Hij bleef staan. Ze ontweken samen de hoogste branding en lachen het uit. Samen met zijn Simone stond Karel er tot de zon onder begon te gaan. Nooit mocht de branding hoger als tot kniehoogte maar het was een bevrijding voor hen allebei. De zon ging onder en voelbaar werd het kouder. Het water en de wind die opstak verkilde hen. 'Laten we naar het hotel gaan.' Karel keek haar vol liefde aan. Ineens besefte Simone dat hij haar wou. Het was voor hen beide lang geleden. Eigenlijk vreesde ze al dat ze nooit meer zo heerlijk zouden vrijen als vroeger. Maar nu hij haar snel naar hun handdoeken bracht en ze naar hun hotelkamer gingen was zijn opwinding voelbaar. Het was zalig. Zo ontspannen dat er geen einde aan hun verlangen leek te komen. Daarna vielen ze in elkaars armen zomaar in slaap. Toen Simone wakker werd stond Karel onder de douche en zong vreselijk vals, maar hij zong! 'Ik heb niet gedroomd vanmorgen, Simone'. Karel keek haar stralend aan. Ze had het op de lippen om hem te zeggen dat het pas half negen in de avond is. Dat de morgen met zijn vreselijke nachtmerries nog moest komen. Maar Karel trok haar mee. 'Maak je mooi, zei hij bijna bevelend. We gaan uit.' Ze kleedde zich in haar mooie zijden mantelpakje met goudkleurige luipaardstof. Met haar gouden oorbellen in was ze zo mooi als een prinses. Hij keek haar verliefd aan en hield de deur galant voor haar open.
Arm in arm gingen ze de lift in naar beneden. Buiten was het donker. Maar overal stonden er lantarens. De straat was vol pratende en lachende mensen. Het was zalig zwoel. Vrolijke gitaarmuziek klonk er van een terras. Bij de lantarens zwermen grote motten. Op de straat stonden enorme potten met palmen en cactussen. Ze naderde een weg, even oversteken en je kwam in de hoofdstraat. Mensen liepen langs hen en lachen luid en vrolijk. Ze keken elkaar lachend aan. Karel ontdekte aan de overkant een dame met een mandje met rozen zag die ze verkocht, ongeduldig gaf hij een ruk aan haar arm en zei, 'kom mee lieveling.' Hij keek haar stralend aan en haastte zich voor haar uit dolblij met de romantische verrassing die hij haar zou bezorgen. Toen klonk er ineens gedaver, een keiharde hoorn brulde het uit! Meteen erna klonk het piepen van de remmen. Simone zag hoe Karel, die toch wel een flinke vent was een keiharde duw kreeg van de uit alle macht remmende vrachtwagen en neer smakt alsof hij een lappenpop was! Daarna verdween hij onder de vrachtwagen. Toen ze weer keek begon ze te gillen en kon niet meer ophouden. Wat daar lag was haar Karel niet meer. Bloed gutste over de grond! Mensen kwamen aanrennen en ineens draaide ze zich om en begon te lopen. Naar de voorkant van de grote witte vrachtwagen. Simone keek naar de cabine op waar twee mannen zaten en haar met grote schrikogen aanstaarden. Haar ogen gingen langzaam omhoog. Bovenop de cabine was een wit walvisje met sierlijk omhoog gebogen staart. Daaronder, stond in zwarte plakletters, Moby Dick!
|