Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Rabin Gangadin

Romantiek in the White Beach - Rabin Gangadin

Fragment uit de roman: Rustige dagen in Suriname

White Beach is vanuit Paramaribo bezien binnen ongeveer 45 minuten te bereiken indien er consequent de zuidwaartse richting wordt aangehouden. Na de drukke stad Paramaribo te zijn uitgereden zijn de lantaarnpalen al gauw vervangen door bomen langs het open landschap die in weerwil van de oprukkende grote droge tijd toch in de volle bloei van hun bladeren staan. Het is voor Donos Juanos een verrukking om elk voortuintje van de kleine houten huisjes getooid te zien met ontzaglijke bloemen en fruitbomen. Voor hij kon vertrekken heeft het hem erg veel inspanning en inzet gekost om Sonali zover te krijgen dat zij met hem heeft willen meereizen naar The White Beach om vervolgens met hem in dezelfde hotelkamer door te brengen. Zij maakte hem echter duidelijk dat zij geen zin had in een avontuur met iemand die zij enkel van een dating-site kende en dat het voor haar een enorme concessie was om aan haar eigen principes te willen tornen. Hun blikken hielden elkaar seconden lang vast. Een tijdlang hadden ze gestaan als standbeelden, onbeweeglijk als graniet. Geen van beiden zei ook maar één woord. Sonali heeft absoluut het karakter van een hoogstaande vrouw en is daardoor een frappant voorbeeld van het spreekwoord Noblesse oblige.
Het verwondert Donos Juanos wel hoe Sonali zich tijdens hun eerste ontmoeting zo kostelijk vermaakte met zijn bijtend cynisme en naarmate die twee vaker met elkaar vaker spraken, haar tolerantiegrens geleidelijk inkromp. Een keer zei Sonali tegen hem dat het haar opviel dat Donos Juanos de meest vergezochte zinswendingen gebruikte om zich deftig voor te doen, als een ware schrijver alsof gewichtigdoenerij ook in de preektaal van harte kan worden toegejuicht. Donos Juanos zei daarop ontspannen dat hij dit doet sinds de taalhaters het verschil tussen de spreek- en schrijftaal hebben doen wegebben met hun emancipatoire geestdrift en een ieder zich liet richten naar hun platitudes. Met al hun zogeheten taaleenvoud hebben zulke mensen toch de grootste moeite om de diepe afkeer te verbergen die hun privé opvatting hen inboezemen. Na deze uitleg en verantwoording ontdekt hij dat hij op deze wijze maar hoogst zelden te biecht ging tegenover iemand. Tegenover Sonali voelt Donos Juanos heel vaak betekenisloos, zelfs eendimensionaal worden. Zelfs Suzette biedt daarbij geen tegenwicht. Tijdens het overhalen glimlachte Donos Juanos teder en toegeeflijk tegen Sonali om haar de hoop te geven dat ze zich geen zorgen hoefde te maken om wat voor haar persoonlijk obsessioneel is. “Het gebod van een vrouw is voor mij een bevel en ik ben geen type dat zich beijvert om dusdanig opdringerig en interessant te blijven doen tot zij overstag gaat “, verduidelijkte Donos Juanos haar waardoor Sonali hem bedankte voor diens geruststellende woorden. Bij Sonali zijn de problemen groter omdat ze onbeschrijflijk mooi is. Ze draagt een dusdanig absolute schoonheid met zich mee dat een ieder haar aanduidt als “die ene bloedmooie”. Door de hele geschiedenis hebben alle mooie vrouwen meer problemen gehad dan gewone vrouwen, herinnert Donos Juanos zich uit het roemruchte essay De Tweede Sekse van de Franse schrijfster, Simone de Beauvoir. Sonali slaat zedig haar ogen neer en onthoudt zich verder van verdere tegenwerpingen . In de wiebelende auto drukt Sonali zich voorzichtig uit: “Weet je Donos, de omstandigheden verhinderen mij om mij vrijelijk prijs te geven. Daarom vraag ik je om mij de gelegenheid te geven je beter te leren kennen. Als daaruit moet blijken dat we met elkaar overeenstemmen , namelijk wat je voor mij voelt wat uit ieder gebaar en ieder woord wel duidelijk moet spreken… “ .Donos juanos houdt haar beide handen vast en kijkt haar diep in de ogen. Sonali beeft inwendig. In haar donkere, glanzende ogen fonkelt een eerlijkheid die niet mis te verstaan is. Hun ogen en lippen gaan in elkaar over. Hun lichamen zijn vast tegen elkaar aan geklemd en de hartstocht stuwt tussen hen op. Buiten adem gaan ze een eindje van elkaar staan af staan en zoeken opnieuw elkaars blikken. Donos Juanos’ gretige lichaam was hard geworden tegen het hare en de noodzaak om zich te verontschuldigen is nog pijnlijker dan het gevoel van zijn mannelijkheid dat in actie kwam.”Sorry Sonali, ik bedoel er niets oneerbaars mee uit te drukken “, zegt hij op een kuise manier. Hij vervolgt op een gezaghebbende toon: “Hoor eens, we moeten de dingen in de juiste verhoudingen zetten. Ik praat tenslotte met een ontwikkelde vrouw en geen domme narcistische, leeghoofdige pop”. Sonali zegt daarop: “het is OK. Je hoeft je ook niet helemaal in te houden omdat ik dan anders ook niet weet hoe jouw emotie is. Gevoel voor verhouding is erg belangrijk”.
Sonali knippert na aankomst op The White Beach tegen het duizelingwekkende felle zonlicht, rekt lui haar armen uit en houdt ze plotseling midden in de lucht stil, de oren gespitst om geluiden uit de omringende natuur te kunnen opvangen. Het water van de Suriname rivier is bruin en volmaakt. De temperatuur is gestegen naar 35 graden terwijl de lucht helemaal niet circuleert waardoor er haast een dodelijke verstikking hangt. De hersens van de gasten zouden kunnen gloeien terwijl het bloed ook nog tot op kookhitte zou kunnen stijgen. Uit een rots die nauwelijks ver van de Suriname rivier verwijderd is sijpelt water, dikke vlugge druppels die met een hardnekkige regelmaat steeds op dezelfde plaats neerkomen. In een schaduwrijke ruimte aan de oever bewegen zich spookachtige vormen die ontstaan zijn door de zonlichtprojectie op de kokospalmen en kokosbladeren waardoor je een heup met een ronding krijgt, een gespierde arm, een woeste, als voor een misdaad zwart gemaakte kop. Op het witte zand waar dit strand haar naam aan te danken heeft zijn er parelmoerkleurige schelpjes terwijl er aan het wateroppervlak van de Suriname rivier zelf de bewegingen merkbaar zijn van snelle, steeds weer onvermoeibare schietende bewegingen van vissen. Rust, warmte, licht….. Donos Juanos’ hand schuift onzichtbaar naar die van Sonali toe. De dichter in hem vraagt hem opeens: “Wat gaat er nu door de lucht, tussen de wolken en de hoogvliegende vogels, in dat zuivere domein waarin de stemmen van de natuur versterven en waarin de geuren van de aarde vervliegen? De brokken van het leven op deze plek staan op één lijn en op afstand van elkaar. Ze bezien elkaar over de afgronden die hen scheiden en geven zo aan elkaar het eeuwige raadsel door”. Donos Juanos bevrijdt zich van deze literaire sensatie omdat die niets is wanneer je een bloedmooie vrouw naast je hebt lopen, realiseert hij zich. Nu luisteren Sonali en hij ingespannen, aanvankelijk verrukt door de beatrijke klanken die uit de speakers op een podium rollen en opstijgen.
Een onverwachte frisheid mengt zich met de geuren uit de cafetaria’s, prachtige Surinaamse bloemen in tot aluminium vazen geïmproviseerde emmers die staan te gloren in de verzengende hitte. De menigte op het strand beweegt zich langzaam voort. Bij het kijken naar al de mensen ondervindt Donos Juanos een gevoel van verlatenheid, van onbehagen. Op de grote strook van de White Beach zijn er bontgekleurde parasols, hoeden in alle soorten en maten terwijl verwarde geluiden en ijle stemmen, het geroep van kinderen die waterpret hebben , de extatische lach van vrouwen die op zich een aanhoudend en aangenaam rumoer inhoudt,veroveren. Al deze geluiden vermengen zich met het briesje uit de Suriname rivier dat men nauwelijks opmerkt en gewoon inhaleert. Het water komt op en jaagt geleidelijk aan de voeten van de strandwandelaars. Sommigen staan te spartelen in de zwakke gelige golven. Sonali en Donos Juanos lopen langs groepjes, allen uitgedost in bonte kleren van fraaie stofjes, de kunstmatige zwier van in keurslijven geperste vrouwen middeltjes, al die vernuftige uitvindingen van de mode, van het leuke schoentje tot en met de zonderlinge hoed, de verleidelijke charme van hun gebaren, stem en glimlach, kortom de behaagzucht die op dit strand ten toon wordt gespreid. Al die uitgedoste vrouwen willen behagen, bekoren en iemand verleiden. Ze hebben zich mooi gemaakt voor de mannen, voor alle mannen, behalve voor hun echtgenoot die ze niet meer hoeven te veroveren. Ze hebben zich mooi gemaakt voor de minnaar van vandaag en de minnaar van morgen, voor de onbekende die ze zouden willen ontmoeten, opmerken naar wie ze misschien uitkijken. De mannen op zich kijken elkaar dan aan en als ze praten met de ogen zijdelings verstolen gericht op de hitsige dames, raken hun monden elkaar bijna. Ze dagen hen uit en begeren hen, maken jacht op hen als op lenig en schuw wild, ook al lijken ze zo dichtbij en gemakkelijk te vangen. Dit Surinaamse witte strand is dus niets anders dan een liefdesmarkt waar sommige vrouwen zich verkopen, anderen zich weggeven, sommigen hun kussen verhandelen, anderen slechts beloftes doen. Al die vrouwen denken alleen maar aan hetzelfde: hun lichaam dat al weggegeven, al beloofd is aan andere mannen, aanbieden en begeerlijk maken. De mannen op hun beurt bedenken dat het op de hele wereld altijd en overal hetzelfde is. De met kokosbladeren opgetuigde hutten staan gelijk te midden van een hels ballet van strandbezoekers, die in de hutten een plekje proberen te veroveren. Sonali groet een aantal bekenden met een hoofdknik, loopt samen met Donos Juanos een feesttent binnen alwaar de wanden met felle kleuren zijn gecapitonneerd en versierd met veldboeketjes. De ruimte ziet er behoorlijk vol en zelfs rokerig uit ondanks dat die geen hermetisch afgeschermde hal is. Er is een tafel met gokkers en aan een naburig tafeltje zit een lichtelijk getikte vrouw die denkt dat ze een hoer is en van achter haar glas met het mengsel van bacardi en cola naar een onzichtbaar iemand zit te lonken die tegenover haar zou zitten. Twee kennelijk jong verliefden lezen elkaar de les voor betreffende hun liefdesrelatie. misschien is het echt wel zo, zoals ik het van mijn beste vriendin heb gehoord..”, gilt het meisje tegen de jongen. De verbetenheid die zich opeens van haar meester maakt is zo heftig dat ze bijna de neiging heeft te gaan gillen. Er is kennelijk niets voor haar om bang voor te zijn maar ook niets om er van te houden. Als de verstandhouding tussen beiden een holle luchtspiegeling mocht zijn, bestaat de liefde tussen hen dan ook niet echt. Misschien is er tussen hen alleen maar een eindeloze optelsom van waardeloze momenten geweest, alleen maar een rommelig gewroet van zinnelijke driften en van idyllische fantasieën die een kleefproces tot gevolg heeft gehad. Inmiddels wervelen de dansers over de dansvloer met bezwete voorhoofden langs Donos Juanos en Sonali heen. De beweging wordt geleidelijk aan levendiger en onregelmatiger naarmate de beat van de muziek van modulatie en timbre verandert. Sonali die zich geïnspireerd erdoor aan een dans met Donos Juanos overgeeft met iets van een kwijnend verlangen, trekt hem helemaal tegen zich aan. Haar tedere aanschuren tegen zijn lichaam verschaft Donos Juanos een soort dronkenschap waar andere beelden aan ontspringen. Hij verdrinkt in de donkere ogen van Sonali waarvan de omtrek schittert, zich onder de ietwat zware leden bewegen terwijl er uit de diepte van haar oogappels een oneindige tederheid en schranderheid stralen. Hij voelt zich aangegrepen door een liefde die sterker blijkt te zijn dan ooit, mateloos: het is een stille bewondering die hem geheel verdooft. Hij neemt ook de andere vrouwen op die aan zijn ogen voorbijtrekken, elk van hun verblindend, opwinding schenkend welke kennelijk in lineaire correlatie staat met de aard harer schoonheid. Donos Juanos realiseert zich dat hij in het algemeen alleen maar valt op vrouwen van een tamelijk volkse schoonheid want de schoonheid die hij onbewust probeert bij Sonali te zoeken komt geheel overeen met de schoonheid die hij vaak bewonderde in vrouwenfiguren op posters. Zij kan hem met haar idyllische en gracieuze uitdrukking totaal doen verkillen, met inbegrip van haar mooi afgewerkte ronde vormen die bij hem de warmste gevoelens opwekken. Sonali port donos Juanos en zegt tegen hem: “Donos, moet je toch eens naar die ene aap daar kijken. Hij heeft zich jaren beijvert mij voor zich te winnen. Je kunt je zijn ijdelheid niet voorstellen welke allemaal werd bewerkstelligd door mij”. Als ook die man Sonali in het vizier heeft maakt hij een lichte buiging en blijft hij onbeweeglijk staan met één hand op het hart, de linkervoet naar voren, de ogen ten hemel geslagen terwijl hij uit alle macht tracht in zijn blikken een vloed poëzie te leggen met de hoop Sonali daarmee te kunnen verblinden. Als de muzikanten pauze nemen, gaan de vrouwen zitten terwijl de mannen heen en weer lopen. Een klok met een haan geeft zijn slagwerk van twee uur ten beste waarop een stortvloed van geestigheden losbarst over de koekoek. Daarop volgt van allerlei nonsenspraat, moppen, snoeverijen, weddenschappen , leugens die voor waar worden verteld, de meest onwaarschijnlijke beweringen , een tumult van woorden dat weldra versnippert tot potige gesprekken. Bekers met parbobier gaan rond, de ene gang de andere snel opvolgend. Beiden zitten tegenover elkaar in stilzwijgen te peinzen. Ondanks de aan het plafond hyperventilerende ventilatoren is de sigarettenrook met een mes te snijden. Donos Juanos moet steeds de longen uit het lijf schreeuwen, waarin hij doorgans buitengewoon slecht is , om boven de afschuwelijke herrie van over en weer schietende gesprekken uit te komen. Voor hem komt het dan goed uit dat hij zijn mond helemaal naar de oren van Sonali moet brengen en benut hij die gelegenheid goed om zijn lippen tegen haar wagen aan te drukken. De barkeepers moeten zich met hun schouders een weg banen door de mensenzee die op dit spitsuur een dichtheid van vijf of zes man per vierkante meter lijkt te overschrijden. “ik ben vroeger getrouwd geweest,”zegt Donos Juanos plotseling om de lawaaierige stilte ergens mee te doorklieven. “vijf jaar geleden – dat lijkt me nu wel een eeuw terug. Er kwam niets van terecht. Het was een vrouw die begiftigd was met verschillende persoonlijkheden. Van mensen om ons heen leek zij alles te begrijpen behalve mij”. Donos Juanos is niet als de meesten uit Surinaamse schrijverskringen die zich uit geestelijke luiheid neerleggen bij zogenaamde verplichtingen die hun literaire status, zoal daar sprake van is, met zich meebrengt en waardoor hij zich enkel geroepen zou voelen om met een speciale laag van de bevolking om te gaan. Hij maakt niet graag deel uit van degenen die zich onthouden van genoegens die het alledaagse leven hen te bieden heeft buiten het mondaine bestaan om waarin ze ingekapseld tot aan hun dood leven en die zich – als ze er eenmaal aan gewend zijn geraakt- tevredenstellen met het mistroostige vermaak of de draaglijke verveling die dat leven in zich herbergt bij gebrek aan beter. In zijn vertelling lijkt het alsof het leven dat na een stilstaand opgeschort was geweest zijn loop hernam. Hun ogen zijn in elkaar verstrengeld, zelfs gevangen omdat Sonali nieuwsgierig is wie en wat in zo’n man huist. Inmiddels horen ze weer flarden muziek uit wel tien speakers die aangesloten zijn op een robuuste stereo-installatie. Sonali lijkt zich te willen schikken naar Donos Juanos en begint met hem een literair gesprek. Het verveelt haar niet om met hem erover te praten want ze kent de werken van Anais Nin, Gustav Flaubert, van Fransoi Sagan, Simone De Beauvoir, Jean Paul Sarte etc. Ze maakt ook nog geestige opmerkingen over van alles en nog wat en bewijst zich absoluut als een aangenaam gezelschap. Bij het eten gedraagt zij zich met opzet onbeholpen door met haar handen komedie te spelen en heel stuntelig te doen.  
Donos Juanos neemt Sonali mee naar zijn hotelkamer. Sonali realiseert zich nu dat zij zich met donos Juanos overeenkomstig een soortgelijke act in de bollywood film Bobby, in één dezelfde kamer bevindt waarbij ze zich ervan bewust is wat er van haar wordt verlangd. Uit voorzorg van de bedachtzame vrouw of als ritueel gebaar doet zij de deur op slot en begint gezwind al haar kleren af te leggen maar op een tempo zoals een patiënte dat aanhoudt bij een dokter die haar wil ausculteren. Ze stopt dan met zich verder uitkleden als de dokter bemerkt dat de patiënte in kwestie niet gesteld is op naaktheid en tegen haar zegt dat ze haar hemd kan aanhouden waarbij hij bereid is te volstaan door haar ademhaling en hartslag door het ondergoed heen te beluisteren. Als Sonali halfnaakt op het bed ligt wacht zij totdat Donos Juanos bij haar ligt. Donos Juanos denkt opgelucht : “dit is dan echt het einde van haar obsessie “. Sonali streelt de binnenkant van zijn dijen en laat haar lippen langs zijn lichaam glijden. Hij voelt slechts een matige ongedwongenheid en vraagt zich af of hij zelf in staat is haar tot daadwerkelijke activiteit te prikkelen. Ze klimpt boven op hem en neemt zijn oor tussen haar tanden. Het is voor even dat ze zich volkomen vrij voelt in haar lichaam terwijl de handen van Donos Juanos teder haar borsten masseren. Zijn liefkozende woorden, zijn kleine tedere gebaren zijn voor haar alleen maar uitingen van zijn wil om haar echt te hebben. Zijn nieuwsgierigheid naar haar lichaam wordt intenser. Onverwacht maar met tederheid onderwerpt Donos Juanos haar aan verscheidene experimenten, stimuleert hij haar reactievermogen. Sonali is even het object van kunstmatige listen om haar te kunnen prikkelen of om haar opwinding op te schroeven. Zij huivert, het is net of er op een knopje is gedrukt zonder dat ze het misschien zelf heeft gewild en lijkt het alsof haar ongedwongenheid nooit meer kan worden gestuit. Zij houdt haar smachtende ernstige blik met haar grote, smalle, glanzende bruine ogen, welke nauwelijks zijn omsloten door de oogleden waarin zich elk moment twee tranen kunnen losmaken, op Donos Juanos gericht. Ze wil haar onzekerheid niet vergroten en is ze gevlucht in een avontuur om de zichzelf opgelegde restricties niet hoeven te ervaren. Nu komt zij tot de ontdekking dat zij haar eigen leven leidt en de prijs voor haar onbezonnen vertrouwen is dat zij plotseling met een vreemde in bed ligt. Nu haast zij zich gretig en met een beetje angst in het hart naar een onbekende wereld die maar op een kiertje voor haar open staat. En dan is het voor haar een grote beproeving om het leven achter haar vaarwel te zeggen zonder ooit te hebben geweten hoe de kus zou zijn van de man die hij opeens het meest lief heeft. Zij gelooft nochtans dat juist deze dag en waarschijnlijk voor het eerst Donos Juanos heel veel bij haar heeft losgemaakt door met zijn dichterlijke woorden tederheid voor tederheid, langzaam had gecreëerd waardoor hij volkomen anders is dan al de anderen die zij achter zich heeft gelaten. Deze ronddwarrelende herinneringsbeelden duren een paar seconden. Sonali vindt haar bedrevenheid pas terug in de liefde met de roerende voorwetenschap van vrouwen die zo van mannen houden dat ze dadelijk kunnen raden wat het lichaam, toch verschillend van het hunne, het meeste genot verschaft.
Wezenloos wordt Donos Juanos wakker en ligt hij praktisch om het slanke doch volle lichaam van Sonali heen gewikkeld terwijl zijn rechthand tussen haar dijen zit te wriemelen. Sonali staat op en loopt de badkamer in. Ze draait de douchekraan helemaal open en staat met de voeten tegen de muur, het hoofd omlaag onder de koude waterstraal. Ze blijft verscheidene seconden lang in deze houding staan, waarbij het water van haar tenen over de betegelde vloer golft en met open mond, de haren neerhangend en de ogen half gesloten geniet ze onder de waterstroom. Met een lenige beweging zeept ze zich in. Als ze klaar is staat ze een hele tijd haar tanden grondig te poetsen, zet ze de tandenborstel niet terug in het glas maar stopt hem nat en wel in haar toilettas. Ze droogt zich af en staat met het handdoek om haar middel gebonden in de deuropening van de badkamer naar Donos Juanos te kijken hoe zij met hem de liefde heeft bedreven terwijl ze daar principieel op tegen was. Haar kleine ronde borsten vormen een hoek van negentig graden met de verticale lijn van haar borstkas. “je kijkt naar me met de ogen van de liefde “, sputtert Donos Juanos. “ik hou van jouw lichaam”, beweert Sonali. “je hebt het lichaam van een man “. Ze loopt naar hem toe, drukt haar buik tegen de zijne en nestelt haar hoofd in het holletje van zijn schouders. Donos Juanos legt een arm om haar nek, bedwelmd door de frisse geur van haar haren, de geur van de romantiek.”kom, zegt zij hem op het bed trekkend. Donos Juanos vraagt zich af hoe hij onder die stroom van veeleisende genegenheid kan uitkomen. De tijdelijke toestand van uitputting die aan zijn prestatie te danken was, had hem even een ongerust gevoel gegeven, maar hij had als beloning voor zijn onstuimigheid één van die heerlijke zinnetjes te horen gekregen: “ik ben al klaargekomen …… “. En dan gezegd op een hoge extatische ondertoon van warmte en iets dromerigs, iets van onderwerping.

Romantiek in the White Beach - Rabin Gangadin

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Rabin Gangadin