Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Rene Leijtens

De Berlenga eilanden - Rene Leijtens

Met de wallen onder zijn ogen staart Boudewijn Büch naar de horizon. Het is bewolkt en nevelig. De camera pent naar diezelfde horizon. Als de camera inzoomt is met moeite de contour van een eiland te zien.

Stem (waarschijnlijk van de geluidsman):
‘Wat is dat?’

Boudewijn:
‘Dat zijn, correctie, dat is Berenga eiland. Dat wat we net nog kunnen zien heet Grande Berlenga. We staan nu op Peniche, een schiereilandje in Portugal dat op een kleine honderd kilometer boven Lissabon ligt. Berlenga is het eilandje waar we straks naar toe zullen gaan.’

Boudewijn staart weer naar de horizon, waar het water door de nevel in de lucht overloopt.

Stem:
‘Wat gaan we daar doen?’

Boudewijn:
‘Zoals je weet ben ik niet alleen gek van eilanden maar ook van schrijvers. Grote en kleine schrijvers, als ze maar iets bijzonders hebben gedaan. Nu wil het geluk, dat een schrijver die ik zeer bewonder net als ik eilandengek is. Laat hij nu net op de Berlenga eilanden zijn belangrijkste werk geschreven hebben! Een uniek verhaal, heel anders dan de rest dat hij tot nu toe heeft geschreven. Een doorbraak! Ik wil weten wat hem heeft gedreven bij het schrijven van dit verhaal. Dus heb ik voor vandaag een trip geregeld naar het eiland. De hele dag kunnen we iedere stap die hij daar heeft gezet herhalen! Ik heb er nu al zin in! Kom, laten we gaan.’

Beginmuziek: Het jazz gedeelte van Ravel's Pianoconcert voor de linkerhand. Op het scherm verschijnen beelden van enveloppen en postzegels van eilanden en eilandengroepen.
Boudewijn stapt in een klaarstaande auto en rijdt over de weg die voor een groot deel langs de rand van het schiereiland loopt. Het eiland is vlak, maar de kustlijn is woest en rotsachtig.

Boudewijn:
‘Zie je dat gras daar op die rotsen? Dat is geen gras, maar een vetplant. In deze omgeving van rots, veel wind en zout water kan zoiets als gras niet groeien. Daar heb je een stevig plant voor nodig. Deze soort vindt je overal aan de kust van Portugal. Daarom is de kust zo groen. Costa Verde. Niet vanwege gras, maar vanwege de vetplant.

Ze rijden door een wijk waar veel flats half leeg staan, ruiten zijn ingegooid en een paar huizen zijn ingestort. Inwoners hangen rond bij kleine, donkere barretjes, waar ze een bordspel spelen. Op een klein veldje staan enkele kapotgeslagen caravans en campers, maar ook hier hangen mensen rond.

Stem:
‘Zijn dat illegalen?’

Boudewijn haalt zijn schouders op.

Bij de haven van Peniche aangekomen haast Boudewijn zich naar een kiosk waar hij een vrouw van een jaar of dertig, stevig gebouwd, haar in een staart gebonden, aanspreekt.

Boudewijn:
‘Is er nog wat bekend over het duiken?’

Vrouw, sip kijkend:
‘Helaas. De duikschool had niet voldoende aanmeldingen voor vandaag om uit te kunnen varen. Als u morgen…’

Boudewijn, hoofdschuddend:
‘Morgen kan echt niet. We moeten morgen weer naar de Azoren. De vlucht is zes uur ’s ochtends.’

Vrouw:
‘Tja. Maar…’

Ze pakt een pak van onder het bureau.

 ‘Snorkelen kan ook!’

Boudewijn:
‘Maar jullie bieden duiken aan als een van de beste manieren om dit eiland te bekijken! Standaard! Zonder voorbehoud! Als jullie…’

Vrouw, kortaf, de snorkelset naar voren stekend:
‘Wilt u snorkelen?’

Boudewijn neemt de snorkelset aan, net als de geluidsman en de cameraman en loopt de kiosk weer uit.

Boudewijn:
‘Zo ging dat toen dus ook. Geloof me: ik kan helemaal niet duiken. Nooit een duikbrevet gehaald. Wordt al benauwd als ik er aan moet denken, met zo’n raar ding in mijn mond onder water. Niets voor mij. Maar geloof, me, voor onze held was het een enorme teleurstelling. Een klap die zijn vakantie bijna om zeep heeft gebracht. Maar gelukkig…’

Een jonge man op de kade roept hen. Boudewijn hobbelt achter hem aan over houten vlonders naar een boot, die er zeer snel uit ziet en goed onderhouden. Met de hulp van een bootsman betreedt Boudewijn de boot en wurmt zijn dikke lijf in een kleine opening naar het dak van de boot waar hij in een bankje gaat zitten. Niet snel daarna vertrekt de boot. Na enkele minuten verlaten ze de haven en varen langs de rotsen van het schiereiland in de richting van hun einddoel: Berlenga.
Vanuit de verte zijn al heel veel meeuwen te zien en een vorm van groene begroeiing: de vetplant. Een paar witte gebouwtjes zijn boven de aanlegplaats gebouwd. Naast een klein restaurantje ligt een terras waar verschillende rode Ola parasols op staan. In de ronding van de baai ligt een zandstrandje, dat volkomen verlaten is en waar het groene en kristalheldere water zachtjes overheen spoelt. Als het bootje aanlegt, helpen enkele plaatselijke medewerkers van het restaurant en hotel Boudewijn op de kade. Maar hij staat nog niet of een van de mannen die op de boot werkt wijst hem naar een andere boot. Dit blijkt de boot te zijn waarmee ze de grotten zullen bekijken. Met veel moeite stapt Boudewijn op het nieuwe bootje. Bijna valt hij in het water, maar de bestuurder van de boot houdt hem nog net op tijd overeind. Een paar andere toeristen stappen bij hen in de boot. In het midden van de boot is een groot glazen bodem gemaakt. In het water zijn al enkele vissen te zien. De boot vertrekt. Gaat het haventje uit. Vervolgens gaan ze langs enkele inhammen, varen ze een paar ondiepe grotten in en ze onder natuurlijke bruggen door.

Boudewijn:
'Prachtig eiland. Al in de vroegste tijd bewoond geweest. Wist je dat zelfs Ptolemeus het eilandje al kende? En ook bij de Romeinen was het bekend als het eiland van Saturnus. Zoals zoveel eilanden het resultaat van eeuwen erosie en geofysische krachten. Ooit aan het vaste land van Portugal vastgezeten, maar nu drijvend als wrakhout in de kille, koude Atlantische oceaan, met zijn vriendjes en vriendinnetjes om zich heen, de Farilhões-Forcados en Estelas eilandjes. Sinds een paar jaar is het een beschermd natuurpark en is het bezoek aan het eiland beperkt tot een kleine twintig mensen per dag, in de zomer. Er wonen wel een aantal mensen op het eiland, maar alleen om de natuur te bestuderen en de vuurtoren te bedienen.’

Stem:
‘En die daar?’

In de verte komt een grote boot aanvaren, op weg naar de aanlegplek. Op de boot praten, kletsen, zingen en gillen tientallen jongens en meisjes en gooien als tijdverdrijf etenswaren overboord, waar meeuwen het, nog voordat het in de zee belandt, wegvangen.

Boudewijn:
‘Die? Ik begrijp dat schoolkinderen aan het einde van het schooljaar altijd een week hebben waarin ze verschillende culturele reizen kunnen maken. Ik vrees dat we precies in die week deze reis hebben geboekt.’

Stem:
‘Trouwens: is er hier geen economische crisis? Hoe duur kost zo’n reisje wel niet? Betaalt Europa voor deze snoepreisjes?’

Ze naderen een groot rond gebouw op een ronde rots.

Boudewijn:
‘Jeetje zeg. Kijk nou: dat fort! Het staat op zo'n afgesleten rots. Begin zestiende eeuw hebben Hiëronymietenkloosterlingen, je weet wel, die ook dat mooie klooster in Lissabon hebben gebouwd, hier een klooster op gebouwd om schipbreukelingen op te vangen. Maar het klooster was ook een dankbare plek voor de teleurgestelde piraten die op zoek waren naar een makkelijk te veroveren buit. Dus stopte het klooster. Vervolgens besloot het leger een fort op de plek van het klooster te bouwen. Ook niet echt een succes, want bij de Restauratie oorlog tussen 1640 en 1668 overviel een enorme overmacht van Spaanse militaire het eiland en vanaf dat moment speelde het ook geen enkele rol van betekenis meer. Daarom is het verder ook zo ongeschonden door de eeuwen heen gekomen: niemand had er wat aan, tenzij je bereid was een aanzienlijk deel van je vloot in de buurt te houden hier. Het fort heet trouwens fort Sao Joao Baptiste, wist je dat? Naar Johannes de Doper, die Jezus...'

Stem:
'Boudewijn. Berlenga!'

Boudewijn:
'Ja, je hebt gelijk. Maar als je zoveel weet wil je dat allemaal kwijt. Tijdens de Franse bezetting is het door de Engelse gebruikt als uitvalsbasis voor hun invasies. Maar de Fransen hebben het indertijd gebombardeerd. Na de herovering van Portugal door Lord Wellington, je kent hem nog wel, die van Waterloo, heeft de koning van Portugal het gebouw weer op laten bouwen, maar nooit meer echt van belang geweest. Vorige eeuw is het omgebouwd naar een pousada, waar je kunt logeren als je dat wilt en als je op tijd hebt gereserveerd, want er mogen maar een beperkt aantal mensen overnachten. Kijk: we zijn weer terug!'

Ze leggen aan bij de kade. De kinderen zijn inmiddels aan land gegaan en liggen te zonnen, spelen in het water of met hun mobieltje op het kleine strandje dat nu bomvol is. Boudewijn wankelt zichzelf op de kade en loopt naar het restaurant. Daar vraagt hij de restauranthoudster een wetsuit. Die kijkt kritisch naar diens niet erg atletische lichaam. Ze haalt een pak. Boudewijn verdwijnt om het aan te trekken, keert na enkele minuten weer terug. Met veel moeite heeft hij zijn dikke buik in het pak getrokken. Zijn dunne beentjes steken schriel af tegen het veel te brede bovenlichaam. Zijn armen zitten nog niet goed in het pak. Boudewijn draait zich naar de cameraman om.

Boudewijn.
'Help even mijn rits dicht te maken.'

Met veel moeite en gewring lukt het om de rits tot bijna boven aan toe dicht te ritsen. Vervolgens stappen ze naar een klein strand in dezelfde baai als het haventje waar een deel van de kinderen hun aandacht weer op elkaar richt. Boudewijn trekt veel te kleine vinnen aan. Hij schudt zijn hoofd. Hij wijst naar het opschrift van de verpakking waar de vinnen in hebben gezeten.

Boudewijn:
'Deze zijn voor kinderen. Ongelofelijk. Je moet er wel wat voor over hebben… De eigenares van het restaurantje zei trouwens dat we in die grot hele mooie anemonen kunnen vinden. Kom!'

Wankelend tussen de kinderen die verveeld hun mobieltjes spelen of in de zon liggen stapt hij in het water. Boudewijn rilt als hij zich in het water laat zakken. Vanuit zijn adembuisje koen verschillende fonteinen van water. Pas na vijf minuten lukt het hem om zich rustig voor te bewegen in het water. Hij zoekt langs de rotskant naar vissen. Die komen al snel op hem af en snuffelen als honden nieuwsgierig rondom Boudewijn. Grote vissen, maar later ook kleine visjes, een paar rotsvissen, visjes die net uit het ei zijn gekomen, anemonen, van alles. In de grot die door de eigenares van het restaurant was aanbevolen ligt een hele verzameling plastic flessen en verpakkingspapier, waardoor ze de grot niet verder dan een meter in kunnen zwemmen. Hij zwemt meer dan een uur in het koude water. Als hij er weer uitkomt rilt hij.

Boudewijn:
'Echt heel mooi. Al valt dat ademen onder water wel tegen. Bah. Zag je die enorme grondel liggen? Oranje, bruin, rood. Heel mooi.'

Stem:
‘En veel rotzooi. Voor een natuurreservaat…’

Boudewijn:
‘Je kunt hier dus ook duiken. Volgens de gids zouden er twee wrakken liggen, de mooiste duikplek van heel Portugal. Maar grappig genoeg heb ik op internet geen foto of filmpje gevonden. Vraag me af of iemand ooit als toerist echt heeft gedoken. Brrr. Snel omkleden voor ik helemaal bevries.’

Boudewijn kleedt zich om. Hij drinkt even een kop koffie. Na een half uurtje loopt hij naar een betonnen pad achter het restaurant in de richting van de vuurtoren.

Boudewijn:
'Wist je dat 'To the lighttower' zijn belangrijkste inspiratiebron is geweest?'

Stem:
'Van Virginia Woolf?'

Boudewijn:
'Nee, van mijn held. Virginia was trouwens ook gek op eilanden. Vooral van de Hebriden, waar het verhaal zich afspeelt. 'To the lighthouse heeft iets mysterieus. Je weet niet helemaal wat je er van moet denken, vind je niet? Dat is wat deze schrijver zich bedacht: niet ieder verhaal hoeft voor de lezer duidelijk te zijn.

Ze lopen langs een inham waar groen en blauw water op een klein strand rolt. Een paar aalscholvers doen zich te goed aan de vissen die zelfs van deze afstand goed zichtbaar zijn. De volgende halte is de vuurtoren. Een paar meeuwen zitten op de palen van het hek dat rond de vuurtoren staat. Het pad loopt verder over de rug van het eiland naar het eindpunt van het eiland. Daar kijken ze naar beneden, naar een plek die de man in de glazen bodemboot nog het 'Lovers eilandje' had genoemd vanwege de idyllische plek en het blauwe water.

Stem:
'Wat een meeuwen.'

Boudewijn:
'Tja. Het is een broedplaats voor die beesten. Zie je trouwens dat ze eieren niet echt beschermen? Hun eerste instinct is wegvluchten. Biologen gaan er vanuit, dat dit te maken heeft met de vruchtbaarheid van meeuwen. Als ze eieren kwijt raken, dan zijn ze instaat in korte tijd, een paar weken, weer nieuwe te leggen. Maar als je in de buurt van hun kuikens komt. Let maar eens op.'

Boudewijn loopt in de richting van een kuiken dat hard voor hem uit rent. Plots komen er van twee kanten meeuwen op Boudewijn af. Boudewijn rent lachend terug naar het pad.

Boudewijn:
'Evolutietheorie in de praktijk. Eieren zijn vervangbaar, maar in kuikens is al veel te veel energie gestoken om die gemakkelijk te verliezen. Kom, laten we weer naar het restaurant lopen. We moeten binnen een half uur terug zijn voor de boot. Die wacht niet op ons. Straks zitten we vast op dit eiland. Wat een ramp zou zijn. Er is hier werkelijk helemaal niets.'

Stem:
'Nou ja, er is een restaurant en een pousada, dus dat zal nog wel gaan. Zijn dit trouwens bijzondere meeuwen? Bijna uitgestorven, een speciaal ras? Eigenlijk zien ze er...'

Boudewijn:
'Gewoon meeuwen. Zoals we ze thuis ook hebben. Iets mis mee?'

Stem:
'Nee, maar...'

Boudewijn keert zich om en strompelt en struikelt over de rug van het eiland, langs de vuurtoren en de inham in de richting van het restaurantje, waar hij een paadje inloopt naar een uitstekende rots. Ze passeren weer verschillende broedende meeuwenparen. Als Boudewijn langs een grote steen loopt valt een van hen hem aan. Hij kan nog net op tijd de snavel ontwijken.

Boudewijn, enthousiast:
'Ongelofelijk! Dat is precies zoals het is gegaan! Echt waar! Dan denk je toch: 'Birds' van Alfred Hitchkock. Een horrorverhaal! Of iets als Agatha Christie, een moordmysterie. Maar nee, onze held bedenkt iets heel anders. Je moet toch maar lef hebben om daar op te komen! Daarom hou ik van deze schrijver. Ook al heeft hij nog niets gepubliceerd.'

Stem:
'Maar… Is hij dan wel een schrijver? Ik bedoel…'

Boudewijn haalt zijn schouders op:
'Tuurlijk . Vroeger was alles anders. Vroeger moest je op je knieën om je boeken uit te kunnen geven. Smeken of ze alsjeblieft je meesterwerk überhaupt door wilden lezen. Uitgevers gooiden 999 manuscripten in de prullenbak om uiteindelijk die ene te publiceren. Als je dan al een contract had, dan nog moest je maar afwachten of je voldoende kon verdienen met de boekenverkoop. Want pas als je van je schrijfwerk kon leven mocht je je schrijver noemen. Maar nu: er zijn cursussen, je kunt certificaten en diploma’s halen, aan allerlei wedstrijden meedoen, groot en klein, en als je dan nog niet opgepikt wordt door de grote uitgevers, nou dan breng je toch gewoon zelf je boek uit! Het gaat erom dat je iets op papier zet, klaar. Ik geef toe: van hem zijn er hooguit een paar kleine verhaaltjes op papier verschenen en ook dit verhaal haalde het net niet, maar volgens de nieuwe definitie mag hij zich zeker schrijver noemen! En wat voor een! Nog steeds ben ik er niet uit waar dat verhaal nou precies over ging. Al sla je me dood. Zo hoort het!'

Boudewijn loopt door naar de rotspiek en kijkt om zich heen. De blauwgroene oceaan is rustig. In de verte zijn witte zeilen te zien van een groot zeilschip. Het water slaat rustig over de rotsen heen. De meeuwen in zijn omgeving schreeuwen onrustig maar blijven zitten waar ze zitten.

Boudewijn:
'Mooi is het hier, vind je niet? Kom laten we terug gaan. Officieel heeft de schrijver nog een kleine uitstap gemaakt naar een andere inham, maar daarvoor hebben we geen tijd. We zijn blijkbaar iets langzamer dan de schrijver is geweest.'

Stem:
'Hij had vast minder tijd nodig om zijn wetsuit aan te trekken.'

Boudewijn:
'Ha, ha. Erg leuk.'

Als ze aan de kade staan ligt het bootje al te wachten. Als laatste stappen ze in het bootje. Dit keer gaat Boudewijn beneden zitten. De boot vertrekt. Aangezien het weer nu veel beter is gaat de boot ook veel harder.

Stem:
'Boudewijn? Je hebt nog niet gezegd hoe de schrijver heet. Wie was het?

Boudewijn ligt te slapen. Bij naderen van de Portugese kust zoomt de camera in op een reclamebord. Op het bord is een rij huizen met grote zwembaden en een uitzicht op de Atlantische oceaan uitgebeeld. Eronder de tekst: ‘Leef als een God op Berlenga. Bezoek ons kantoor in Peniche!’

De aftiteling komt in beeld.

De Berlenga eilanden © Rene Leijtens

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Rene Leijtens