|
|
“Dit zijn de beste die we hebben, mevrouw.” ‘Wüsthof’ aan één stuk gesmeed en óók goed een ‘Zwilling’. Ze zijn er in verschillende formaten. Maar als u er een van 23 centimeter neemt zit u altijd goed”. De man legt ze op de toonbank. “De Wüsthof is een echt professioneel mes, uit één stuk staal. Duitse degelijkheid. Topkoks gebruiken ze. De Zwilling is óók prima als u de professional ‘S’ kiest. Welke u ook neemt, altijd door ons laten slijpen. Dan blijven ze goed. Nooit zelf doen”. Ze aarzelt. “Kun je hiermee ook bot en been hakken?” “Voor kleinere botten en schaaldieren voldoet het. Voor grotere heb je een hakmes nodig, meer iets voor een slager”. hij laat een Gourmet hakmes zien “zo-een zou u erbij kunnen nemen”. Ze denkt diep na. Het is wel belangrijk dat ze een goed mes koopt. Het moet wél doen wat ze wil. Haar toekomst hangt ervan af. Ze zijn wél duur ziet ze. Maar het is een investering. “Ik heb ze snel nodig, maar ze zijn wat duurder dan ik gedacht had. Kan ik een voorschot doen? Ik betaal ze zo snel mogelijk”. Nu trekt de winkelier een zuinig gezicht. Maar hij kent mevrouw, ze is hier vaker geweest. In een dorp als dit moet je geven en nemen. “Okay, u betaalt nu de helft en volgende maand de rest. Akkoord?” Ze stemt in. ”Welke neemt u?” “Die uit één stuk én het hakmes”. “De Wüster dus, door ons laten slijpen, hè? Echt niet zelf doen, het is werk voor professionals”. Hij pakt ze eerst in vloeipapier en daarna in een doos. Hij wil er pakpapier om doen. “Laat maar, dat hoeft niet” zegt ze. Ze pint de helft van het bedrag.“Bedankt, volgende maand kom ik weer”. Ze laat het pak in haar tas glijden.
Thuis gekomen, rolt ze het vloeipapier eraf en bekijkt de messen aan alle kanten. Ze zien er prachtig uit, je ziet zo dat je met het koksmes van alles kan: het voorste stukje voor uien, paddelstoelen, knoflook en andere kleine groenten. Het middenstuk is door zijn lichtgebogen vorm geschikt voor het wiegen en hakken van bieslook, peterselie, enzo. Maar het belangrijkste: met het achterste deel kan ze botjes en been doorhakken. Ze bekijkt het hakmes: dit kan ook grotere botten aan. Ze glimlacht tevreden. Ze rolt het vloeipapier er weer om en legt ze in het bovenkastje, zodat de kinderen er niet bij kunnen. Het is tijd om ze uit school te halen.
Zoals gewoonlijk zijn ze weer druk bezig met andere dingen. Pieter’s jas lijkt wel kapot. Hij ziet er verhit uit. Ze is zo verstandig er niets van te zeggen waar de andere kinderen bij zijn. “Waar is Joost?” “Kweennie, nog in zijn klas denk ik. Ben er nog niet geweest”. Ze wil ernaar toe lopen, Pieter aan zijn mouw vasthoudend, maar daar komt Joost al aangeslenterd. Zijn das hangt door zijn mouw op de grond. Zijn bovenste knoop is verkeerd vastgemaakt. “Dag, Mam”, is het woensdag? “Ja, het is woensdag, jullie zijn vanmiddag vrij”. “Mogen we dan buiten spelen?” “Na het eten mogen jullie naar buiten, doe je das goed, straks breek je je nek”. Het is niet ver lopen naar huis. “De juf was jarig”, Pieter zegt het achteloos, “we kregen koekjes”. “Jarig?”, waarom heb je dat niet gezegd? Nu had je geen cadeautje!?’ “Ik heb haar mijn mandarijn gegeven”. Ze zei, dankjewel. Ze lust graag mandarijntjes”. Pieter, hij moest eens weten hoeveel hij op zijn vader leek, denkt ze. “Wat is er met je jas?”, “Die klier van een Jasper, dacht dat hij me kon dollen. Mooi niet. Je kan hem nog best maken, denk ik. Maar niet vanmiddag, dan wil ik naar buiten”. “Dan trek je maar twee truien over elkaar aan”. Ze baalt, nu moet ze vanmiddag ook nog die jas maken en ze had hele andere plannen. Maar de kinderen moeten vanmiddag hoe dan ook naar buiten. Ze kan geen pottenkijkers gebruiken. Ze weet dat als ze haar ergernis laat blijken, ze straks met twee onhandelbare kinderen zit. Pieter is pas zes, maar hij weet precies hoe hij haar kan manipuleren. Trouwens niet alleen haar.
Ze dekt de keukentafel met placemats. Brood, zoetigheid en melk. Pieter ‘onderhandelt’ met zijn kleine broertje over het restje pindakaas. Met een suikerzoet stemmetje “Joost, Joostje”als ik die pindakaas krijg, heb jij lekker veel chocoladepasta. Kijk maar: er is nog een heleboel”. Hij laat de pot zien. Tegen het glas lijkt veel chocopasta te zitten, maar als je erin kijkt is de bodem te zien. Kleine Joost aarzelt, hij weet dat hij gepakt wordt, maar hij heeft geleerd, zo klein als hij is, op de lange termijn te denken. Nu problemen over wat dan ook, verkleint zijn kans om straks als ze buiten zijn, mee te mogen spelen. Maar het kan óók zijn dat hij aan álle kanten verliest. Daarom besluit hij niet helemaal in het spelletje van zijn broer mee te gaan. “Okay, okay je mag pindakaas, maar niet alles!, dan mag jij een beetje van mijn chocopasta”. Ze ziet het aan. Voelt zich instinctief meer aangetrokken tot de kleine Joost. Ze vraagt zich stiekem af of ze Pieter, haar eersteling, ooit wel gemogen heeft. Hij heeft gemene trekjes. Maar op dat moment kijkt hij haar stralend aan. “Mam, over twee weken, ben ik jarig. Dan geef ik een feest, toch? Krijg ik dan slingers en mogen Jasper en Martijn en Miranda dan ook komen?” “Jasper? Dat vond je toch een klier?” Hij kijkt haar niet begrijpend aan. Moeders begrijpen niets. Nee ik begrijp het niet, denkt ze. Zijn vader begreep ze ook niet, daarom zit die nu met een jongere uitgave in wie-weet-waar. “Misschien”, zegt ze. “Als je ze volgende week uitnodigt, is het vroeg genoeg”. Ze heeft nu andere dingen aan haar hoofd. “Zijn jullie klaar?” “naar buiten dan en niet om elk wissewasje weer naar binnen komen”. Als ze de boel heeft weggeruimd, loopt ze naar het medicijnkastje. Hoeveel slaappillen heeft ze eigenlijk nog? Het is wel zaak dat ze vannacht goed slaapt. Want morgenavond moet ze echt bij de pinken zijn. Morgenavond gaat het gebeuren. Morgenavond is het begin van de rest van haar leven. Ze staat met de strip in haar handen: nog twaalf. Genoeg dus. Ineens krijgt ze de zenuwen. Er komt een gedachte in haar op. De kinderen. De kinderen, die moeten natuurlijk ook slapen. Ze kan het niet gebruiken dat die wakker zijn morgenavond. Meestal slapen ze wel, maar stel dat ze morgen net… Zou ik ze ook slaappillen kunnen geven? Maar hoeveel dan. Ze heeft wel eens gehoord dat je niet de dosis van volwassenen kan geven. Dat is teveel. Zou ze het moeten uitproberen? Dan moet ze er vanavond al mee beginnen. Zou een halve teveel zijn? Ieder de helft van één pilletje? Dat zal toch geen kwaad kunnen. Als ze het vanavond doet, kan ze kijken of het goed gaat. Ze moet het even laten bezinken.
Ze pakt de messen weer uit de kast. Ze moet ze toch uitproberen. Ze pakt een worteltje, een ui, wat kruiden. Het mes gaat soepel overal doorheen. Zou dat Duitse mes echt door botten gaan? Hoe probeer je dat uit? Er ligt nog een ribkarbonade in de koelkast. Helaas, het mes gaat hier niet doorheen. Het vlees schiet onder haar handen weg. Ze mag blij zijn dat ze niet uitschoot en een smerige snee opliep. Verdraaid. Dit werkt niet! Ze pakt het hakmes. Ze geeft een ferme houw en ja het kraakt en splijt onder haar handen. Super! Dat gaat morgen dus gewoon lukken. Goed dat ze het uitgeprobeerd heeft. Je moet er toch niet aan denken dat ze dan stond te stuntelen. Dat zou me een bende geven. Ze laat het allemaal weer door haar hoofd gaan. Hoe ze het morgen gaat aanpakken. De juiste volgorde, ‘logistiek’ zou Lex zeggen, maar hem wil ze er liever buiten laten. Hoewel, hij zou nog raar opkijken. Ze geniet bij voorbaat bij het idee. En rustig blijven, niet in paniek raken. Gewoon alles keurig afwerken. Alles zo schoon mogelijk achterlaten. De ‘presentatie’ à la Lex. “Ja, ja, let jij maar op” denkt ze.
Ze wordt rustig. Alles komt goed. Het werd tijd dat ze zélf ging leven. Ze heeft altijd teveel geleund. Maar nu komt het goed. Ze zet een kopje thee en pakt de krant. Al dat wereldnieuws overstijgt vaak haar eigen problemen en gek genoeg maakt dat haar rustig: het kan altijd erger. Kijk alweer het vierde familie-drama in één jaar. Vader doodt vrouw en kinderen en daarna zichzelf. Er staat een kolommetje naast met eerdere drama’s. Moeder doodt kinderen en gooit zich daarna voor de trein. Dat zou zij nooit doen. Dat weet ze zeker. Ze ziet de foto met al die bloemen die bekenden en onbekenden hebben neergelegd. Mensen hebben rituelen nodig. Geef ze een drama en ze kunnen hun frustraties kwijt, denkt ze cynisch. Ze legt de krant weg. En loopt naar de deur.
“Jongens, binnenkomen”, roept ze. Ze wil nog even van ze genieten voor ze ze eten geeft en hun slaappilletje. Want haar besluit staat inmiddels vast. Ze liggen al zo’n twee uur in hun bed. Pieter begon bij het naar bed brengen weer over zijn verjaardag. Ze zei dat hij tot volgende week moest wachten, dat had ze toch gezegd? “Heb je mijn jas al gemaakt?” “Ja”, zei ze. “Shit dacht ze, vergeten!”. Moest ze gauw nog even doen. Joostje was jengelig. Get, hij zou toch niet ziek worden? Dan kon hij morgen niet naar school. Dat kon echt niet. Hij moest op de been blijven. Verdorie, kinderziektes had je nooit in de hand. Maar nu lagen ze lekker te slapen. Hun ademhaling was heel diep, maar rustig. Ze hadden niets van het pilletje gemerkt. Ze had de boel goed fijngemaakt.
Ze waren stil de volgende morgen. Een beetje duf, vooral Joost keek wat slaperig uit zijn ogen. Maar om nou te zeggen dat ze van de wereld waren, dat niet echt. Ze was er van overtuigd, dat ze in de loop van de ochtend weer even levendig zouden zijn als anders. Zelf was ze ook een beetje van de kaart. Maar ook dat zou goed komen. Ze zou flink koffie drinken in de loop van de dag. De grote dag. Ze voelde een tintelende spanning in zich opkomen. Ze ging er een fantastische voorstelling van maken.
Om half vier haalde ze de kinderen uit school. Pieter was vandaag ongewoon lief geweest, zei juf Lies. “Zeker om goed te maken dat hij gisteren zijn cadeautje vergeten was”, zei ze vals. Lies keek vreemd op. Ze duwde de kinderen voor zich uit. “Doorlopen jongens”, jullie zien er moe uit. “We gaan vanavond vroeg naar bed”. “Maar ik wil tv kijken” , begon Pieter. “Ik ook, ik ook”, Joost stuiterde over straat. “Heel even, maar dan gaan jullie naar bed.” Ze begon nu toch wel zenuwachtig te worden. De kinderen moesten en zouden op tijd slapen. Ze herhaalde het ritueel van de vorige dag. Twijfelde even of ze méér pilletjes moest fijnstampen, maar ze durfde het niet aan. Ze hoorde ze nu al een tijdje niet meer. Ze sliepen ongetwijfeld.
Ze ging naar de kledingkast. Pakte haar makkelijke, maar nette kleren. Haalde een jasschort uit de keuken. Het was wit. Elke vlek zou je erop zien, maar dat was niet erg. Ze pakte haar witte muts. Ze trok makkelijke schoenen aan. Ze zou er pico-bello uitzien. Ze pakte haar tas. Deed alles erin dat ze nodig had. Ze had alles keurig opgeschreven. Alles wat ze zou gaan doen, in de juiste volgorde. Haar messen gingen bovenop. Ze wierp nog één blik in de spiegel in de hal. Okay, ze ging ervoor. Zachtjes sloop ze de trap op naar de kamer van de kinderen. Ze legde haar oor te luisteren bij Pieter. Ze hoorde niets. Ze opende voorzichtig zijn deur. Gelukkig hij ademde zachtjes. Diep in slaap. Toen sloop ze naar de kamer van Joost. Ook hij lag lekker te slapen. Die twee werden voorlopig niet wakker. Ze draaide zich om. Sloop stilletjes de trap af naar beneden. De buitendeur deed ze zo zachtjes mogelijk achter zich dicht. Ze ademde de frisse buitenlucht diep in haar longen.
Ze moet achterom naar de enorme high-tech keuken van het restaurant. Ze volgt de pijlen met: “Finale kookwedstrijd”. Ze is vast van plan deze wedstrijd te gaan winnen. De Hoofdprijs. Morgen heeft ze haar eigen restaurant! Dat staat voor haar zo vast als een huis.
|