Mont Ventoux
In het barre maanlandschap zet ik met groteske trappen een voor de mensheid onbenullig kleine stap. Hier is de god die ik ben in mijn diepste gedachten dood. In de catharsis van het zelfverlies kom ik louter mezelf tegen.
Hoe vlot ook de vers geoliede ketting in de kamwielen haakt, de tanden knarsen. Nooit loopt het helemaal gesmeerd. Het rad dat voor mijn ogen draait biedt immers geen verzet tegen al te menselijk tekort.
Kies
De slaande deuren spreken weer voor zich. Ik ben een geoefend lezer van ongesproken taal. Je zoekt het gewoon zelf maar uit, zwijgt ze.
Ik wil altijd wel wat zeggen
maar dan klinken mijn woorden als buigbaar karton. En wat uit het hart op de lippen komt liggen, bijt en blijft hangen in de mond als een holle kies. Dus glim ik groen en als een boer lacht ze een wit gebit bloot. Alles kies gepoetst en netjes in het gelid.
Dichtwerk
Hij speelt wat luchtgitaar. Dat hoort ze nog het liefst. Als hij zich stom stil houdt aan de maat van alle dingen die hij wil bezingen maar niet kan.
Maar dan ontplooit hij zich en gebaart in meerzinwekkende taal: jij hebt makkelijk praten.
Verlangen
Toen werd je simpelweg kort gehouden: Kortaf klonken steeds de metten en met je kortgewiekte kop en te korte broek kon je niet anders dan hopeloos tekort schieten.
Nu durf ik al eens verlangen om vrede te nemen met wat te kort werd gedaan. Maar korte pijn snijdt diep en duurt in wezen levenslang.
|