Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Rudolf Paul

Dover Beach - Rudolf Paul

Didi zat achterover geleund in haar strandstoel en woelde met haar blote voeten door de hoop gladde ronde steentjes. Het maakte een ritselend geluid. Ze had haar zomerjurk opgetroken tot boven haar knieën, haar lange slanke benen hadden de kleur van lichte honing. Didi, zijn grootmoeder. Hij noemde haar gewoon Didi, net als iedereen. Ze zag er nog jong uit. Een mannenverslindster, had zijn moeder haar eens genoemd.
‘Daar ergens in de wazige verte moet Scheveningen liggen,’ wees ze. Hij keek uit over het kiezelstrand en over de grijze watervlakte van de Noordzee.
‘Volgens een gedicht dat ik op school heb geleerd, kun je van hier de lichten van de Franse kust zien als het donker is,’ zei hij. Hij ging voor haar staan en declameerde:

The sea is calm tonight.
The tide is full, the moon lies fair
Upon the straits;-- on the French coast the light
Gleams and is gone; the cliffs of England stand,
Glimmering and vast, out on the tranquil bay... 
 

‘Wat knap van je,’ riep ze. ‘Vind je ook niet, Nicolien?’ Ze keek opzij naar haar dochter, zijn moeder, die weggezonken in een grote houten stoel met kussens naast haar zat. Zijn moeder glimlachte; ze zei niets.
‘Het gedicht  ken ik uit m’n hoofd,’ zei hij.
‘Waarom uit je hoofd? Moet dat op die school?’ Didi keek hem verwonderd aan. ‘Vertel eens wat meer over die prestigieuze Engelse school van je, over Craynbourne College.’
Hij trok zijn schouders op. Wat zou hij haar kunnen vertellen? Dat zijn klasgenoten hem niet Rogier noemden maar op zijn Engels: Roger. En soms spottend: Jolly Roger. Omdat hij altijd fronsde als hij zich ergens op concentreerde; ze vonden dat hij er somber uitzag, vreugdeloos - anything but jolly; quite the opposite, really. Nee, daar begon hij maar liever niet over.
‘Ik ben ingedeeld bij Kipling House. Genoemd naar een beroemd schrijver die honderd jaar geleden een gedicht schreef -- ‘IF’. Die ken ik ook uit m’n hoofd. Zal ik het gedicht opzeggen?’
‘Kipling? Wel eens van gehoord - Kipling: ik vind dat zo’n leuke naam, net een stukje kip. Zoiets als kibbeling. Doe mij maar twee stukjes kipling met satésaus alstublieft.’ Ze keek hem aan. ‘Toe maar. Draag dat gedicht eens voor.’
Hij begon. If you can keep your head when all about you
                 Are losing theirs and blaming it on you,

                 If you can trust yourself when all men doubt you...
Hij keek er grimmig en vastberaden bij, zoals hij Mister Fauwkes had zien doen toen de man, zijn favorite leraar, het gedicht in de klas declameerde. Rogier droeg het zonder haperen voor.
Didi zei: ‘Jullie leren toch wel heel andere dingen op school dan leerlingen op Nederlandse scholen.’
‘Alleen Rogier doet zulke dingen,’ zei Nicolien. ‘Die leraar schijnt iemand te zijn als de docent uit de film Dead Poets Society, een inspirerend type.’
Didi keek uit over het glinsterende water. Ze wees naar het Noord-Oosten. ‘Scheveningen,’ zei ze mijmerend. ‘Weet je nog wel hoe we daar vorig jaar over het zand liepen langs de vloedlijn? En toen wat later gebakken vis gegeten hebben?’ Ze zuchtte. ‘Weten jullie zeker dat je niet terug wilt, naar Nederland, naar ons oude huis?’ Ze keek naar haar dochter links van haar, toen naar haar kleinzoon die schuin voor haar stond.
‘Hè moeder, hou daar nou eens over op,’ zei Nicolien. ‘Je weet dat dat gewoon niet kan.’
Alledrie tuurden ze uit over het immense water.
‘Dat gedicht over deze plek, ‘Dover Beach’, heb ik ook helemaal uit m’n hoofd geleerd,’ zei Rogier. ‘Die is veel langer dan Kiplings If.’
‘Maar waarom uit je hoofd? Waarom wil je dat?’ vroeg Didi.
‘Zomaar. Onze leraar, Mister Fauwkes, kan dat erg goed, hij kent tientallen gedichten uit z’n hoofd. Ik wilde eens zien of ik dat zelf ook kon. Na ongeveer een week oefenen - een jongen, Jabba, overhoorde me steeds - had ik die gedichten in m’n kop gestampt, eerst If van Kipling en toen Dover Beach van Mathew Arnold. Alisdair had eens gevraagd aan Mister Fauwkes hoeveel gedichten hij kon opzeggen, en welke dan, en Mister Fauwkes droeg toen als voorbeeld het gedicht Dover Beach van Mathew Arnold voor. Hij legde ons de tekst voor zodat we konden checken of hij het perfect deed, of hij geen stukken oversloeg.’
Mister Faukes had de klas verteld dat hij een roman had gelezen waarin een situatie werd beschreven van een jonge naakte vrouw die voor de ogen van haar familie verkracht dreigde te worden door twee met messen gewapende misdadigers. Die vrouw stond daar hulpeloos en naakt voor hen -  ze was ook nog eens vier maanden zwanger - en een van die inbrekers, de gewelddadigste van de twee - hij had de grootvader al een gebroken neus geslagen -, beval haar om haar eigen gedichten uit een boekje voor te lezen. Ze citeerde Dover Beach uit haar hoofd, ze deed net of zij het geschreven had, en die gevaarlijke gek werd zo geraakt door de schoonheid van de woorden dat hij er week en weerloos van werd. De vader en de broer van het meisje die er eerst machteloos bij hadden gestaan, zagen hun kans, overmeesterden de kerels, werkten hen de deur van het appartement uit, en gooiden hen van de stenen trap naar beneden. Zo zie je maar wat de kracht van poezie kan zijn, wat voor emotionele impact poëtische taal kan hebben, had Mister Fauwkes gezegd. 
‘Nou, dat gedicht over deze plek wil ik wel eens horen,’ zei Didi. 
Rogier droeg het voor. Toen hij op het einde de woorden

...the world, which seems
To lie before us like a land of dreams,
So various, so beautiful, so new,
Hath really neither joy, nor love, nor light,
Nor certitude, nor peace, nor help for pain;
And we are here as on a darkling plain
Swept with confused alarms of struggle and flight...
 

sprak, imiteerde hij de vermoeide, gelaten stem van Mister Fauwkes, zoals die toen het gedicht in de klas had voorgedragen.
‘Knap, hoor,’ zei Didi. ‘Maar dat klonk wel heel... zwaar. Zulke gedachten en gevoelens, dat is toch veel te zware kost voor een jongen van dertien als jij.’
‘Bijna veertien,’ protesteerde Rogier zwakjes.
‘Tja, sommige jongens hebben dat, hè...’ moest ze toegeven. ‘Het is een beetje ouwelijk misschien... in een van de lesboekjes op school las ik een verhaal - van Monique Thijssen was het, een kinderboekschrijfster - over een scholier die in de vakantie veel liever Faust en Nietzsche las dan met meisjes omging.’

Er wachtte hun een onaangename verrassing toen ze terugkeerden in het bed-and-breakfast hotelletje. De eigenaar stond met een krant in de hand in de deuropening van de zitkamer. Hij liet de schreeuwerige koppen van een artikel zien: Elite school in opspraak. Leraar en bekende moeder in verderfelijk toneelstuk. Ouders verontrust, dreigen kinderen van school te nemen.
‘Dit is toch jouw school, Craynbourne College? Ik herkende direct de donkerblauwe schoolblazer met de latijnse spreuk - die droeg jij toch ook toen je gisteren aankwam?’ Hij wees naar de foto, waarop een groepje jongens in schooluniform te zien was. ‘Sursum Corda, staat er op het schild, hier op het borstzakje. Wat betekent dat, Sursum Corda?’
‘Dat betekent zoiets als Lift up you hearts, verhef jullie hart, zei Rogier bedeesd.
‘Nou, weinig verheffends wat die leraar daar met zijn leerlingen uithaalt,’ snoof de man. ‘Ik zou die schoolblazer voorlopig maar niet dragen als ik jou was. Niet dat het mij iets aangaat, natuurlijk.’ Hij grijnsde verontschuldigend naar Didi en Nicolien.
‘Mag ik die krant eens inkijken?’ Didi stak kordaat haar hand uit.
‘Of course, madam. Kan ik u met iets van dienst zijn, een kopje thee of iets dergelijks?’
Didi stapte op een rond tafeltje af bij het raam en legde de roddelkrant geopend voor zich. Jaja, het ging over die bijzondere leraar, Mister Quentin Fauwkes, die de rare gewoonte had griezelverhalen voor te lezen in zijn les aan jongens van dertien of veertien. Nicolien ging tegenover haar zitten en keek uit het raam.
Rogier keek over Didi’s schouder naar de foto. Sursum Corda. Mister Fauwkes had eens gezegd dat je niet alleen je hart moest verheffen - de hoogte ingaan - maar dat je ook met je hoofd de afgrondelijke diepte van de ziel moest peilen - de diepte ingaan . Alleen zo kon je een volwaardig mens worden. Dit was gevaarlijk, verzekerde hij, maar als je dit niet durfde, was je geen knip voor de neus waard.

O the mind, mind has mountains; cliffs of fall
Frightful, sheer, no-man-fathomed...

declameerde hij. Deze woorden sprak hij op zo’n indrukwekkende, bijna beangstigende manier uit, dat Rogier er kippenvel van kreeg.
‘Moet je dit eens horen,’ riep Didi, ‘hier staat een voorbeeld van wat hij zijn leerlingen zoal bijbrengt: het verhaal The Peach in Brandy, geschreven door een Engelse lord uit de achttiende eeuw. Een aartsbisschop is op bezoek bij de koningin. Hij krijgt een hevige hoestbui en stikt bijna. De koningin loopt naar de gang om een bediende te roepen. De goede man heeft het niet meer en wankelt naar de schoorsteenmantel waar hij een glas vol vocht ziet staan met iets geligs erin: het is de foetus van een kindje van de koningin - ze heeft namelijk niet lang geleden een miskraam gehad. De geestelijke drinkt het glas leeg, laat de vermeende lekkernij door zijn keel glijden en knapt er onmiddellijk van op. Het jonge prinsesje, dat bij moeder op schoot had gezeten, zet het op een krijsen: “Mama, mama, the gentleman has eat my little brother!” Zulke dingen dus! Een gothic gruwelverhaal. Geschreven door een excentriekeling die grossierde in zulke perversiteiten.’
Er was nog een foto. Mister Fauwkes stond er op afgebeeld met zijn moeder, Gloria Fauwkes , een bekende actrice die in veel stukken van Shakespeare had gespeeld, en ook de zuster van Quentin, een in gothic kledij uitgedoste jonge vrouw met lang zwart haar, zware oogschaduw, zwarte lippenstift en zwarte nagels. De acteursfamilie was van plan na twee eeuwen een uiterst controversieel toneelstuk van de gekke Engelse lord op de planken te brengen. Quentin Fauwkes  werd geciteerd: hij liet doorschemeren dat hij en zijn moeder en zijn gothic zus samen een familiegeschiedenis deelden die niet eens zo erg veel verschilde van die van de personages uit dat toneelstuk. Tenminste, daar koketteerde hij mee.’
Er was een gespannen stilte in de kamer. De eigenaar had thee en koekjes gebracht en was zonder een woord te zeggen weer verdwenen.
‘Dit vind ik maar niks,’ mompelde Didi hoofdschuddend. Ze vouwde de krant op. ‘Zo’n school, een eliteschool nog wel, waar zulke vreemde snoeshanen van docenten de jeugd...’
‘Ik heb daar ook geen prettig gevoel over,’ zuchtte Nicolien. ‘Het komt wel heel dicht bij...’ Ze keek verschrikt op naar haar zoon, alsof ze zijn aanwezigheid even vergeten was. Ze perste haar lippen op elkaar alsof ze vastbesloten was verder geen woord te zeggen. Maar toen keek ze ineens opgewekt en zei: ‘Zullen we gaan winkelen? Er is vast wel iets dat we nodig hebben.’
Didi keek haar recht in de ogen. ‘Ik zou die arme jongen niet terugsturen naar die kakkersschool. Zoiets kun je hem toch niet aandoen? Op zijn leeftijd?’ Ze zag haar kans: het alarmerende stuk in de krant kon wel eens genoeg zijn om Nicolien en Rogier over de streep te trekken, om ze te doen besluiten om over een paar dagen met haar terug te keren naar Nederland, naar het leegstaande huis op de heuvel. Nu dat grootvader, die ouwe bok, voorgoed verhuisd was naar Spanje. En zij zou vlakbij hen wonen, op fietsafstand, in haar knusse huisje vlak bij de school waar ze een part-time baan had bij de administratie. Een goede school voor Rogier waar hij zonder problemen kon instromen in het tweede jaar - hij zou een geweldige voorsprong hebben in de vakken Frans en Engels doordat hij met zijn moeder jarenlang in Frankrijk en Engeland had gewoond. Rogier zou het prima vinden, zoals hij altijd alles prima vond.
Didi stond op. ‘Laten we naar het winkelcentrum gaan, ik wil een nieuwe zomerjurk en wat ondergoed. Jij ook, Rogier? Of blijf je liever hier? Dat is niks voor jou, hè?’
‘Ik ga mee,’ zei hij. ‘Kranten kopen; misschien valt er nog meer te lezen over Fauwkes en Craynbourne College.’
Nicoliens gezicht betrok. 

Rogier liep in zijn eentje terug naar het hotel. Hij liep langs de vloedlijn over het kiezelstrand in de richting van de haven. Kleine golfjes kabbelden speels met een zuchtend en dan weer raspend geluid naast zijn voetstappen, het was alsof ze naar zijn schoenen hapten. Ergens hoog boven hem op de steile krijtrotsen moest Dover Castle zijn waar Zeffirelli opnames had  gemaakt voor zijn Hamlet-film. Die had Mister Fauwkes  laten zien op school. Sommige beelden waren hem bijgebleven, ze hadden hem verward en verontrust: Hamlet met zijn moeder Gertrude in de slaapkamer scène bijvoorbeeld: wat deden ze daar precies?   Dit bracht hem op het idee zijn vriend Jabba te bellen met zijn mobieltje.
Didi had verbaasd gereageerd, toen hij haar de vorige avond vertelde over zijn schoolvrienden. Jabba? Was dat een arabische naam, was die Jabba dan een Arabier? Nee, gewoon een bijnaam, had hij haar uitgelegd. Hij heette eigenlijk Angus McElmurry, maar iedereen noemde de dikke jongen Jabba omdat hij op Jabba the Hutt leek uit de Star Wars films met zijn slome oogopslag en zijn lijzige manier van praten en zijn padachtige uiterlijk. Jabba keek dommig uit zijn ogen maar dat was hij beslist niet. Hij las veel: Shakespeare bijvoorbeeld. En dat men hem Jabba noemde deed hem niks, hij was daar wel aan gewend.
Ah, eindelijk, Jabba nam op. ‘Hello Jabba, Roger here! Ik loop op dit moment ergens diep onder de kasteelmuren van Elsinore langs de zee in Dover. Weet je wel, waar Mercutio de prins waarschuwt zich niet door de geest te laten meelokken omdat hij anders zijn verstand zou kunnen verliezen en rare dingen doen?’
‘Dat was niet Mercutio maar Horatio, stupid! Hij zegt:

What if it tempt you toward the flood, my lord, or to the dreadful summit
of the cliff... - Wat als hij u naar zee lokt of naar een gevaarlijke steile
klip die akelig over het water helt en daar dan plots...

‘Sorry, you’re right,’ zei Rogier. ‘Ik vergiste me, Mercutio is van Romeo and Juliet.  Maar eh... heb je dat gedoe over mister Fauwkes gelezen in de roddelpers?’
‘Yeah, iedereen hier heeft het erover, Mister Fauwkes  en zijn familie van weirdo’s die in een freakshow van een toneelstuk gaan optreden. Hot stuff! Zijn carrière als teacher hangt aan een flossdraadje, het schoolbestuur heeft hem de wacht aangezegd, hij moet kiezen tussen zijn baan als leraar en zijn principes.’
‘Wat vind jij dat hij moet doen, en wat verwacht je dat hij gaat doen?’
‘Gewoon doorgaan met zijn plan om dat crazy toneelstuk op de planken te brengen, samen met zijn moeder en zus.’
‘Zelfs als dat tot zijn ontslag leidt?
‘Tuurlijk. Niet toegeven. Nooit. Ik heb op school overal rondgebazuind dat als Fauwkes weg moet, dat ik dan ook van school ga. De housemaster heeft me toen bij zich geroepen en me uitgehoord over Fauwkes . Over jou ook, by the way, “the French national of Dutch extraction”, zoals hij je noemde. Het was nogal een heftige ondervraging, over van alles en nog wat over de lesmethoden van Fauwkes . Over jou wilde hij weten waarom je zoveel rondhing met oudere jongens, jongens zoals ik uit de examenklas, en niet met je leeftijdgenoten uit je eigen klas.’
‘Wat vroeg hij dan?’
‘Nou, het was meer dat hij insinuerende opmerkingen maakte. Ik begreep niet waar hij naar toe wilde. Hij had het over een ongezonde invloed op jongere jongens, dat smerige praatjes leidden tot smerige handelingen. Ik begreep er niks van. Alsof jij en ik een stelletje homo’s waren of zoiets. Volgens mij projecteerde hij iets duisters in hem zelf op ons. Misschien is hij zelf een stiekeme flikker. Hij vroeg waarover jij en ik zoal converseerden en ik zei: over 9/11 en de schurken in de Amerikaanse regering die het voor elkaar hadden gekregen om de World Trade Centre te vernietigen en daar anderen de schuld van hadden gegeven  - een inside job, dus. Maar dat was niet wat hij wou horen, dat interesseerde hem niet. Dus vertelde ik hem over de boeken die we lezen en bespreken, maar daar geloofde hij ook niks van. Niks literatuur en actualiteit, over viezigheden wilde hij  horen. Ik heb hem toen in z’n gezicht gezegd dat ik m’n vader zou bellen om te vragen of hij ervoor kon zorgen dat ik het laatste jaar ergens anders kan afmaken. O ja, hij wil ook nog met jou praten zo gauw je terug bent op school. Om je op het op het  hart te drukken niet meer met oudere leerlingen om te gaan en je te beperken in je contacten met anderen tot jongens van je eigen leeftijd.’

Dover Beach © Rudolf Paul

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Rudolf Paul