Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Ryara

De neerkijkers - Ryara

Het gebeurde lang geleden. De wereld zag er niet zo uit als nu. Er was veel meer water en de mensen woonden op eilanden in de grote zee. Zij kenden geen anderen dan de bewoners van hun eigen eiland. Je kon zien dat ze gewend waren aan het water, want ze zagen er anders uit dan de mensen die we nu kennen.

Hun vingers en tenen zaten met een vlies aan elkaar, zodat ze snel konden zwemmen. De huid was bedekt met een dunne schubbenlaag, die het water er gemakkelijk af liet lopen. Het gezicht was hoekig en hun zilveren haren zag je niet als ze in het water zwommen. Ze hadden starre, grote ogen, die zowel op het land als in het water scherp konden zien. Hun blik was vaak naar beneden gericht, omdat ze in het water naar voedsel moesten zoeken. Daar hadden ze hun naam aan te danken. Door die altijd zoekende blik werden ze 'Neerkijkers' genoemd. Ze leefden van alles wat het water hen bood. Natuurlijk voornamelijk vis, maar ook zeevogels, zeewier, algen en koraal.

Ze vormden een hechte gemeenschap, waarbij ieder zijn eigen taak had. De sterke, jonge Neerkijkers zorgden voor de zwakkeren. De ouderen bleven wat vaker aan land en pasten op de kleine Neerkijkertjes, die nog niet zelfstandig op jacht mochten gaan. Zij leerden hun zwemmen en jagen en als ze groot en sterk genoeg waren, werden ze door halfvolwassen Neerkijkers meegenomen om het 'grote water' te leren kennen. Nog ouderen, die zich in het water niet meer zo snel konden bewegen, waren gewend om voor het eten te zorgen. Heel de dag hielden ze grote vuren brandend, waarop pannen met water en olie gereed werden gehouden om de vangst in klaar te maken.

Er waren ook een paar Neerkijkers die vreemd genoeg liever op het land dan in het water leefden. Dat waren de 'Makers'. Zij konden niet zo goed zwemmen en vissen, maar waren heel handig in het bewerken van alles wat door de anderen uit het grote water werd opgevist. Het koraal dat soms werd gevonden, werd gebruikt om gereedschap van te maken. Grote schelpen werden bewerkt tot kommen en lepels. Ze droogden zeewier tot lange stugge slierten en maakten daar zakken van, die ze vulden met dons van de eenden die gevangen werden. Die zakken waren heerlijk zacht en warm als slaapplekken. Er was een zacht klimaat op het eiland en het was er nooit te koud of te warm, zodat de Neerkijkers geen kleren nodig hadden, hun geschubde lichaam hield hen zowel in het water als aan land goed op temperatuur.

Op een dag gebeurde er iets vreemds.

De dag begon gewoon zoals alle andere dagen. Iedereen ging aan het werk dat hij gewend was te doen. Nadat de Neerkijkers het water waren ingegaan, begonnen de Makers met het afmaken van een groot vlot. Ze waren er al enige dagen aan bezig geweest en deze dag zouden de laatste verfraaiingen worden aangebracht. Van mooi rechte berkenbomen die van hun bladeren en hun witte bast waren ontdaan, was een stevige vlonder gemaakt, die de Neerkijkers konden gebruiken om de vangst op te leggen. Aan één kant van het vlot waren soepele zakken van gevlochten zeewier vastgemaakt. De bovenkant was even hoog als het vlot en de onderkant hing in het water, zodat de vis die gevangen werd, zo vers mogelijk kon worden bewaard. Van de takken van de berkenbomen waren manden gemaakt die boven op het vlot stonden vastgesnoerd. Die konden worden gebruikt om koraal en schelpen te vervoeren. Voordat het nieuwe vlot aan de Neerkijkers werd gegeven, moest het natuurlijk worden getest. De Makers hadden al vele vlotten op deze manier gemaakt, maar ieder vlot moest altijd een proefvaart maken. Meestal mocht er een halfvolwassen Neerkijker met een Maker meevaren op het vlot. Zo ook deze keer.

Nusmo, de Maker die de proefvaart zou maken had besloten om de jonge Tian mee te nemen. Tian was dertien jaar en zou volgend jaar bij de volwassen Neerkijkers ingedeeld worden om hele dagen mee op vangst te gaan. Het was een sterke jongen. Door zijn grote spierkracht en zijn inspanning om alles zo goed mogelijk te doen, was hij geliefd bij de anderen, die hem graag in het water bij zich hadden. Trots omdat hij vandaag mocht meehelpen met de proefvaart, liep hij met rechte schouders en stevige passen naast Nusmo. Zijn sterke knuisten klemden zich rond de touwen die aan het vlot waren bevestigd om het in zee te dragen. Handig werd het vlot te water gelaten en al snel voeren ze een flink eind van het eiland weg. Na enige tijd ging Tian naast het vlot zwemmen om te zien of de zakken allemaal recht hingen en voldoende water doorlieten. Nusmo zwom onder het vlot door om de onderkant te inspecteren.

Opeens verscheen er achter het vlot een donkere schaduw. Tian keek verbaasd naar de steeds groter wordende vlek. Was het een vis? Een orka misschien? De meeste vissen die in deze streek voorkwamen kende Tian wel. Hij zag aan de golfbeweging al van ver welke waterbewoner er zwom. Deze keer kon hij echter niet ontdekken wat er achter het vlot was. Ineens was er een kolkende massa water om hem heen. Nog net op tijd kon hij zich vastgrijpen aan één van de zakken en trok zich aan het vlot omhoog. Hij zag dat Nusmo probeerde naar het vlot te zwemmen, maar juist op dat moment werd dat door de enorme kracht van het water naar voren geslingerd. Met zwaaiende armbewegingen riep Nusmo iets naar hem, het was alsof hij Tian voor iets wilde waarschuwen. Door het bruisende en kolkende water dat langs hem heen stroomde kon hij hem niet verstaan. Nusmo raakte achter. Zijn sterke geschubde armen konden niet tegen de sterke stroming op. Het vlot werd verder en verder naar zee gedreven door een onbekende kracht die als een zwarte vlek in het water lag. Even dacht Tian een reuzengrote schaar als van een onmetelijk grote kreeft te zien. Tegelijkertijd voelde hij een scherpe, snijdende pijn in zijn hals.

Toen hij bijkwam lag hij op het vlot. Een enorm beest met grote scharen dobberde rustig naast het vlot mee.
'Help', riep de jongen beknepen. 'Help!'
De reuzenkreeft die naast hem zwom, keek hem met een ondoorgrondelijke blik aan.
'Wie denk je nou dat jou zal komen helpen? Je bent helemaal alleen met mij en als je het soms nog niet doorhebt: ik heb zojuist je hoofd afgeknipt.'
'O, help, laat iemand toch helpen'.
Tian wilde met zijn handen aan zijn hals voelen, maar zijn handen waren verdwenen. Hij keek naar beneden en zag dat zijn lichaam langzaam afdreef met de stroom van het water. Woede en angst vochten om voorrang en hij vroeg met een klein stemmetje: 'Waarom heb je dat gedaan? Ik heb jou toch niets misdaan?'
'Jij hebt mij niets misdaan, nee, maar jouw volk heeft lang geleden mijn volk verdreven van het eiland. Nu worden de rollen omgekeerd en zal jouw volk vernietigd worden'.
Tian wist niet wat hij moest zeggen. Zijn volk vernietigd en hij kon niets voor ze doen. Waarom kon hij eigenlijk nog verder leven en denken? Zijn hoofd was immers afgeknipt door de grote scharen van de kreeft.
'Meneer kreeft, hoe komt het dat ik nog leef? Mijn hoofd is toch afgeknipt?'
'Dat komt, omdat jij gewend bent altijd in het water te zijn. Jouw hoofd alleen is genoeg om verder te leven. Je lichaam heb je eigenlijk niet nodig, jij bent bijna meer vis dan mens.' Tian luisterde naar zijn woorden. Ineens kreeg hij een idee.
'Zou dat voor alle Neerkijkers gelden?'
'De Neerkijkers, die vaker in het water zijn dan op het land, kunnen allemaal hun lichaam missen. De anderen hebben er misschien wat meer moeite mee om zich aan te passen, maar zullen het uiteindelijk wel kunnen. Waarom vraag je dat eigenlijk?'
'Als het volk van de Neerkijkers in het water leeft en belooft nooit meer op het land te komen, dan hebben de kreeften toch ruimte genoeg?'
'Hoe wou jij dat dan doen, wijsneus?'
'Ik dacht… ' Tian durfde de grote strenge kreeft bijna niet aan te kijken. 'Ik dacht, als de kreeften nou eens de hoofden van de Neerkijkers afknipten, maar ze verder met rust zouden laten, dan zouden we misschien als een soort vissen verder kunnen leven.'
De grote kreeft keek hem onbewogen aan en Tian vreesde het ergste.
'Misschien heb je gelijk, ze hoeven niet per se dood. Het belangrijkste is dat we het eiland terug krijgen. Daar hebben we recht op.'
Zo gebeurde het. Tian zwom terug naar het water bij het eiland waar de kreeften inmiddels alle hoofden hadden afgeknipt. Nadat hij zijn verhaal had verteld, begrepen de Neerkijkers dat Tian hen voor erger had behoed. En wat was er met Nusmo gebeurd? Nusmo kwam na enkele weken aangezwommen. Hij had zijn hele lichaam nog, want de grote kreeft had hem niet verder vervolgd nadat hij Tian had onthoofd. Nusmo vond het echter helemaal niet leuk om als enige een lichaam te hebben. Na een paar dagen ging hij aan land waar de kreeften lagen te zonnen. Hij vroeg of ze ook bij hem het hoofd wilde afknippen. De grote kreeft die ook bij Tian het hoofd had afgeknipt, kwam met langzame bewegingen op hem af en zonder nog één woord te zeggen, knipte hij het laatste hoofd af.

Vanaf die tijd waren alle Neerkijkers vissen en nog steeds, als we goed opletten, kunnen we deze vreemde vissen zien. Ze hebben een vreemd plat lijf, dat bij elk lichtstraaltje blikkert. Hun blik is naar beneden gericht en nog altijd kun je zien dat het eigenlijk losse hoofden zijn. Ze zwemmen in scholen bij elkaar in de oostelijke kusten bij Florida. Wanneer je nooit de kans krijgt om ze in de zee te zien, let dan eens op in de dierentuin, of neem een kijkje op internet.

De neerkijkers © Ryara

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Ryara