|
|
In de zoele namiddag was dit het koelste plekje op de camping. De kleding, het merk afwasmiddel en het stemvolume verrieden de verschillende nationaliteiten van de gasten die hier keurig stonden opgesteld achter de rij gootstenen, als een levend uithangbord van de door de campingreceptie gesproken talen. Het merendeel sans gêne in bikini of hippe heupslip, met een theedoek nonchalant over de schouder bungelend, of erger nog, in de heupslip gepropt. Ik gebruikte dit moment steevast om mijn frustraties over ons gezelschap op Lex af te vuren. Zijn tweelingbroer en diens vrouw hadden tijdens de paasbrunch het toen nog geniale idee opgepakt om dit jaar gezamenlijk onze vakantie door te brengen. Ideaal zou het worden, de kinderen zouden elkaar vermaken, zodat iedereen vakantie zou hebben. Zo nu en dan kon een stel zelfs uiteten, terwijl het andere als babysit fungeerde. Natuurlijk zouden we elkaar volledig vrij laten, dat sprak voor zich.
In de voorbereidingen bekroop me al een benauwd gevoel. Mijn zwager en vooral mijn schoonzus wilden niets aan het toeval overlaten. Bijna wekelijks hebben we samen gezeten, gebogen over campinggidsen, op zoek naar het onmogelijke; een camping die aan alle voorwaarden van Helga voldeed. Lex en ik hadden nooit eerder vooraf een campinggids bestudeerd, laat staan eisen gesteld aan een camping. We gingen waar de zon ons bracht, en kwamen altijd wel op een bijzondere plek uit. Op de snelweg werden de keuzes gemaakt, bij Luik rechtdoor richting de Route du Soleil, of linksaf via de Duitse Ardennen, naar Tsjechië, Oostenrijk of ach waarom niet, door naar Italië. In zekere zin was het niet eens die uitvoerige voorbereiding waaraan ik me het meeste stoorde. Het was eerder de houding van mijn man, die volledig leek mee te gaan in deze voorpret, daarmee onze avontuurlijke, onbezonnen vakanties van de jaren ervoor verloochenend. Ergens had ik het ook wel sympathiek van Lex gevonden om het plezier van zijn broer niet te vergallen. Dat sierde hem.
Uiteindelijk was de keuze op La Douce France gevallen, een camping aan de Atlantische kust in het plaatsje Léon was door de strenge ballotage gekomen. Op de heenweg was de eerste echte escalatie. Ons neefje Alec, de driejarige en enige zoon van onze reisgenoten had een scène staan schoppen zoals alleen peuters kunnen doen, eisend dat hij bij onze twee dochtertjes in de auto mocht zitten. De smekende blik van Helga en de wanhopige in de lucht geheven handgebaren van haar man maakte het toneelstukje af. Lex had zonder overleg, met een natuurlijke vanzelfsprekendheid, zijn neefje troostend geknuffeld en bij ons in de auto gezet. Zijn ouders hadden dit gebaar niet tegengehouden en gedurende de hele reis naar het zuiden ook geen aanstalten gemaakt hun zoon weer bij hen te nemen. Alec, een van nature druk mannetje had de sfeer in de auto vanaf de eerste afslag bepaald. En terwijl ik met het voorbij flitsen van de kilometerpalen chagrijniger werd, leek het Lex niet te deren. Sterker nog, hij genoot zichtbaar van de aanwezigheid van de luidruchtige peuter. Dit ontging mij niet, en ik wist niet wat me meer ontstemde, de opgewektheid van mijn man of de gemakzucht van de ouders van onze vijfde passagier.
De Fransen hielden er een andere mening op na, als het gaat om vierkante meters en ruime plaatsen. De plek die ons toebedeeld was dwong ons de caravans overdwars met de voortenten richting elkaar te plaatsen, een meter of twee ruimte openlatend tussen beide tenten. Hierdoor leek het wel heel geforceerd om, zoals vooraf afgesproken - ieder moest toch wat privacy hebben, dat sprak voor zich - de maaltijden met het eigen gezin te nuttigen. De campingtafels werden al snel amicaal tegen elkaar geschoven met het doel er een gezellige levende Paturain reclame van te maken. Maar zelfs op gepaste afstand moet duidelijk zijn geweest dat de sfeer hier aan tafel weinig parallellen vertoonde met de gezelligheid die de reclame ons doet beloven. Lex was dit totaal ontgaan, als ik hem niet laat op de avond in bed toefluisterde welke opeenstapeling van ergernissen er zich die dag weer had voorgedaan. Overdag werd de schijn hooggehouden. Helga haalde elke morgen (te weinig) stokbrood en zal allicht, net zoals ik, 's avonds in bed hebben gemopperd. Over dat zij dit steeds moest doen, terwijl wij onze roes van de vorige avond nog uit lagen te slapen. Of dat wij twee keer zo veel dronken als zij deden, en ze wel meebetaalden aan al die flessen dure Saint Emilion. Ik zelf stoorde me ongelooflijk aan de vroege bedrijvigheid van mijn schoonzus, waarmee ze de rest van het gezelschap ook zo vroeg wekte. En dan die belachelijke zuinigheid van haar om keer op keer zo karig stokbrood te kopen. Wilde ze het liefst nog dankbaarheid voor ook. Op den duur ging ik me aan alles ergeren. Zulke situaties maken dat ik in een soort kinderlijke balorigheid verval. Ik bleef dan ook dwars elke ochtend net zo lang in bed liggen totdat de ontbijttafel gedekt was, om vervolgens met een humeurig gezicht aan te schuiven.
Tijdens de afwas en de nachtelijke gesprekken nam Lex het veelal op voor Helga. Hij zwakte mijn frustraties af door Helga's gedrag als goedbedoeld te bestempelen. Ik moest er maar gewoon het beste van zien te maken, in plaats van me continu te focussen op al het negatieve. Hij had nergens last van. Sterker nog, hij mocht Helga erg. Ze had eigenschappen waar ik van kon leren. Ze verdiende het niet om in zo'n kwaad daglicht geplaatst te worden.
Maar deze futiliteiten, waar alleen vrouwen zich druk om konden maken, voerden niet de boventoon. Nee, er was meer aan de hand. Ik kon er mijn vinger niet op leggen. Het had vooral te maken met de kleine Alec en de houding van mijn man. Alec werd heel vrij gelaten, en had, jong als hij was, al perfect in de gaten dat met een stevig potje gekrijs veel bereikt kon worden. Dit gedrag werd bij onze eigen kinderen niet beloond. Lex en ik hadden op opvoedkundig vlak altijd een onbetwiste eenheid gevormd. Maar als Alec weer eens zijn zin door wilde drukken, zwichtte Lex als weke was voor zijn schijnvertoning en beloonde hem zelfs meermaals door samen met de knul stiekem een ijsje te kopen. Dat het joch al twee ijsjes op had zo'n dag liet hem koud. Daarnaast weigerde Alec steevast zijn avondmaaltijd te eten en was het Lex die hem verdedigde: 'Het is voor hem toch ook vakantie. Hè, Alexie!' Bovendien ging hij regelmatig alleen met zijn neefje naar de speeltuin. Af en toe leek het alsof hij meer tijd met zijn neefje doorbracht dan met zijn eigen dochters. Logisch misschien, omdat hij zelf geen zoon had. Ik had mezelf voorgehouden dat deze, in mijn ogen, overdreven betrokkenheid van mijn man voortkwam uit de bloedband die tweelingbroers nou eenmaal hebben met elkaar. De gelijkenis tussen beide broers was na al die jaren nog steeds groot. En Alec leek op zijn beurt weer sprekend op zijn vader, waardoor het niet ondenkbaar was dat Lex ook iets van zichzelf herkende in hem. Het toeval wilde dat zowel Alec als Lex getekend waren met een lichtbruin vlekje, dat in de vorm van een taartpuntje in hun verder zeeblauwe rechteroog prijkte.
Overdag waren de tweelingbroers onafscheidelijk, ze hadden fietsen meegenomen, waarmee ze regelmatig uren op pad waren, ons met de kinderen aan elkaar overlatend. Omdat het strand de minste wrevel opwekte, was dit min of meer ons toevluchtsoord geworden. Helga meestal verzonken in een exemplaar uit de oude Russische bibliotheek, ik zichtbaar mijn neus ophalend voor dit quasi intellectuele gedrag, bladerend door de Elle of een andere glossy. De kinderen zoals voorspeld, elkaar vermakend met zand en water.
Toen Alec plots verdwenen was, leek de schaduw die over de voorbije week hing, op slag onbeduidend. De paniek was groot. Minuten werden uren. De eerder nog kalm ademende branding had plaats gemaakt voor een alles verslindende macht die sterker was dan de driftbuien van Alec. Het koude kleuterlijfje op het warme strand deed in niets herinneren aan de felheid die het jongetje die morgen nog bezat. En terwijl de zon de zee kuste, die daardoor een genadeloze glans kreeg, was ik getuige van een merkwaardig tafereel. Verbouwereerd aanschouwde ik hoe Helga zich niet door haar eigen man, maar in de armen van Lex liet troosten. Zijn radeloze schreeuw gleed weg over de golven, maar resoneerde nog lang na in mijn beduusde hoofd. Bedrogen mijn ogen me nu of was het juist Lex die hier getroost werd?
|
|