De straat klonk hol en stonk naar verderf. Bij elke voetstap rolden druppels water van zijn schoenen want de regenplassen waren niet te ontwijken. Hij trok zijn kraag nog wat verder op want het was koud, verdomd koud met die gure wind. Het paste wel bij de klote dag die hem overvallen had. Dat was in het verleden wel anders geweest. Toen had hij veel gloriedagen gekend, goed betaalde ook. Het leven lachte hem toe in vele gezichten. Succes, roem, aandacht, liefde en onbenullige bezittingen, hij was rijk geweest. Een voor een was hem dat ontvallen en deze dag, die haast voorbij was, had hem een mokerslag toegebracht. Voor het eerst besefte hij dat hij er eigenlijk niet meer toe deed. Wat hem restte was wat kruimelwerk. Hoe anders,… lang geleden. Zijn gedachten vluchtten naar het verleden, wel dertig jaren terug in de tijd.
Het was in het begin van de jaren tachtig dat hij als eerste de signalen kreeg; een onveilige cultuur. De kerncentrale te Doel, een stukje over de Nederlandse grens, werd net uitgebreid van twee naar drie centrales. Hiermee werd de capaciteit in één keer meer dan verdubbeld. De directe omgeving van Nederlands grondgebied stond nu niet echt te applaudisseren bij de opstart. Het was ook hier dat hij in een lokale kroeg de eerste verhalen hoorde. Onder het personeel van de kerninstallatie die sinds 1975 was opgestart stond het hoofdstuk veiligheid niet erg hoog in het vaandel. Protocollen waren vaag of werden zelfs niet gevolgd. De leiding bemoeide zich er niet echt mee zolang er voldoende productie gedraaid werd. Daarom kwam die derde centrale er ook. België had de energie hard nodig, dus werd er hier en daar een oogje toegeknepen. Hij had zijn verhaal geroken en had er zich in vastgebeten. Zijn onderzoek leidde hem naar duistere gesprekken met minstens zo duistere figuren. De meesten hadden de Belgische nationaliteit maar eisten absolute anonimiteit, bang als ze waren voor represailles. Het spoor liep al hoger en hoger tot aan de hoogste ambtenaren. Als zelfs de controlerende instanties er al bij betrokken waren dan kon je de gevaren niet langer ontkennen. Op een gegeven moment had hij wel iemand gevonden die hij met naam en toenaam kon vernoemen in zijn artikel. Hij was de eerste die het verhaal kon publiceren en zijn redactie droeg hem op handen vanwege zijn vastbijtend onderzoek. Andere kranten doken ook op dit sensationele verhaal, echter niemand kon de details aanvoeren die hij had. De krant trok internationale aandacht en zijn baas was apetrots op hem. Zijn onderzoek had hem meer dan een jaar gekost, maar zijn baas had in hem geloofd en vertrouwd op een goed resultaat. En dat resultaat was meer dan uitstekend. Zijn naam als journalist was gelijk gemaakt. Zijn gage werd verhoogd en de fraaiste opdrachten werden hem gegund. Het leven was goed.
De deur klemde toen hij er tegen duwde. Gelukkig was hier wel wat licht, zij het dat het een schemerlicht was. De kroeg die hij binnen gestapt was, verwarmde hem tenminste. De gang naar het tafeltje in de hoek was een langzame, die van een gebroken man. Dat viel hier al niet meer op. Terwijl hij zijn verweerde jas, even vergaan als zijn reputatie, op de ene stoel hing, zeeg hij neer op de andere. ‘Doe mij een borreltje.’ Fluisterde hij toen de barman aangeschuifeld was. Het tempo lag laag in deze kroeg. De jas drupte en het regenwater verzamelde zich in kleine plasjes op de tegelvloer die betere tijden gekend had. Een ouderwets rood bewerkt tafelkleed was haast verstopt onder de kranten van de afgelopen week en wat weekbladen. Argeloos bladerde hij in de dagkrant terwijl de eerste slok zijn keel laafde. Hier hadden eens zijn verhalen gestaan. Nu had hij zelfs moeite om ze aan de weekkrant te slijten. Het was rustig in de kroeg. Ook deze had de hoogtijdagen achter zich. Slechts wat hardnekkige alcoholverslaafden sloften dagelijks over de drempel tijdens de nageboorte van wat eens een drukbezocht borreluur was geweest. Als je de mensen uit het plaatje zou verwijderen keek je binnen in een tijdscapsule. De wanden nog bekleed met geruit behang, de oude tafels en stoelen uit de jaren vijftig, een klok die zo van een of ander perron uit de dertiger jaren gejat kon zijn en een locatie die het uitgaand publiek niet eens kon vinden. Toch was het een plek waar Ben wel vaker te vinden was, eigenlijk steeds vaker de laatste tijd. Wat er vanmiddag gebeurd was, had hem eigenlijk niet eens verbaasd. Het had hem pijn gedaan, natuurlijk. Zeker had hij zich verweerd en gewezen op de goede diensten die hij de uitgever bewezen had met zijn artikelen. Het waren loze woorden omdat hij ook wel snapte dat zijn laatste succesverhaal al ver achter hem lag. Hij maakte een gebaar naar de toog, nog een borreltje. Het zou niet de laatste zijn.
Toen Jos het borreltje aanreikte keek hij neer op de man die hij al lang kende. Het was eigenlijk al heel lang een bekend gezicht hier in ’t Wapen. ‘Wat doet er op Ben, je ziet er terneergeslagen uit?’ Ben keek op nadat hij eerst nog een ferme teug genomen had:’Het is klaar Jos, weg alles, bij het oud papier gezet. Foetsie, alles voorbij.’ Met die laatste woorden zette hij het glas aan de mond en leegde het in één keer. ‘Doe er nog maar een.’ Toen Jos terugkeerde met twee glaasjes en de fles, pakte hij een stoel en zette zich aan het tafeltje bij Ben. Het was toch slap, dus kon hij er ook wel eentje nemen. Jos nam wel vaker hetzelfde drankje als zijn klanten dronken. Vandaar ook dat het regelmatig voorkwam dat de barman ook niet een van de nuchterste was. ‘Kijk Jos,’ vervolgde Ben, ‘Die kranten van tegenwoordig weten niet meer wat de wereld doet. Alles via computers, nieuws vanuit heel de wereld, alles snel, sneller nog. Ze zijn niet meer geïnteresseerd in wat er zich hier lokaal afspeelt. Echte inhoudelijke verhalen moeten ze niet meer tenzij ze er mee kunnen shockeren en zo al die hits behalen. De papieren krant wordt ook steeds minder belangrijk anders dan als reclameblaadje te dienen. Ze hebben geen plaats meer voor me Jos, dat kreeg ik vanmiddag te horen. Het heeft even keihard geknetterd want dit pikte ik niet. Ik was al van de dagkrant teruggezet naar de weekkrant. Pff, dat jonge wicht, die nieuwe eindredactrice kijkt alleen naar geld. Ze gaan meer op ingezonden verhalen inzetten. Dan hoeven ze daar niet voor te betalen. Hoor je dat Jos? Iedereen kan zijn ding insturen alsof het geen echt vak meer is. Ach, weet je, dat meisje kan er eigenlijk ook niets aan doen. Ze wordt gestuurd door haar baas, een manager, die natuurlijk weer wordt aangestuurd door die geldschieters. Was het nog maar een onafhankelijke krant. We waren niet groot, en toch, we brachten verdomd goed nieuws! Nu hebben ze me mijn vaste verhalen en rubriek afgenomen en wordt ik wel gebeld wanneer ze nog eens iets nodig hebben.’ Hij hief zijn glas ten hemel en nam weer een ferme teug.
Ondertussen was de dochter van Jos uit de keuken gekomen. Ze had die laatste woorden aangehoord. 'Ben toch, u was toch diegene die dat mooie verhaal over Doel geschreven had, en over de juwelenroof hier in de stad. Ik zocht in de krant altijd naar uw naam want die stukken waren echt tof geschreven.' Even kwam er een glinstering in de ogen van Ben. ‘Tess, meisje, over Doel heb ik wel meer verhalen geschreven. Ken je dat van die inbraken?’ Toen Tess het hoofd schudde schonk Jos de glazen nog eens vol en ging er gemakkelijk voor zitten. Dit was een mooi verhaal. Hij had het al vaak gehoord en elke keer werd het fraaier, spannender, donkerder ook.’ Ben nam nog een teug en begon.
‘Het is eigenlijk amper zo’n tien jaar geleden. Eigenlijk al vanaf de jaren tachtig hou ik het wel en wee van deze kerncentrale van net over de grens aandachtig bij. Het voordeel is dat ik regelmatig in het Belgische vertoef. Je moet immers je bronnen warm houden en daar lees je in kleine kranten, en hoor je in de kroegen veel meer dan bij ons over Doel. Ik had al eerder aangetoond dat het met de veiligheid bij onze zuiderburen een lachertje was. Juist als je met radioactief materiaal werkt behoor je je aan de regeltjes te houden. Nou dat artikel van mij destijds heeft ze aardig aan het werk gezet want er kwamen vragen vanuit Nederland, zelfs ook uit Duitsland omdat ze daar vlakbij de grens net zo’n kerncentrale hebben staan als wij hier hebben. Maar goed, dat bleek dus niet al teveel indruk gemaakt te hebben. Ik was in een kroeg in Antwerpen bij de havens toen ik ineens een verhaal afluisterde dat over Doel ging. Er was iemand aan het opscheppen dat ze op het terrein van de centrale geweest waren, alsof ze er zo konden binnenlopen. Ik was gelijk nieuwsgierig geworden en schoof wat dichter bij het tafeltje waar zo’n zes jongelui zaten. Ik schat ze in de twintig. Ik vergat haast mijn pilsje te drinken. Ze hadden het over de kant aan de Schelde waar je buiten alle aandacht zo onder het gaas kon glippen. Je moet je eens voorstellen wat dat betekent? Als ongenode gasten zomaar het terrein van een kerncentrale op kunnen komen? Helaas besloot een deel van het stel op te stappen. Twee jongens en twee meiden trokken hun jas aan en liepen langs me heen naar de deur. Een roodharige met felle ogen wierp nog een blik op me, alsof ze wist dat ik had staan luisteren. De andere drie leegden hun glas en maakten ook aanstalten te vertrekken. Ik bestelde nog een glas en er begon zich een plannetje in mijn hoofd te vormen.
De volgende dag had ik weinig verplichtingen en dus besloot ik richting Doel te rijden. Als je de bedrijvigheid aan de haven overslaat en richting het dorp Doel zelf rijdt dan kun je via de polder om de centrale heen rijden en dan kom je vanzelf aan De Schelde. Je vindt er ook nog een plaquette ter nagedachtenis van de Engelse gevallenen tijdens de tweede Wereld Oorlog. Ik had dus gelijk een excuus om daar te zijn mochten er vragen gesteld worden. De weg op de dijk stopt bij een hekwerk van gaas. Verder is er niets. Je kijkt zo tegen een aantal elektriciteitsmasten aan en een aantal E-kastjes. Ik ben er wel een kleine twee uur gebleven en al die tijd heb ik niet één persoon van de bewaking of de centrale zelf gezien. Dat gaas stelt niks voor als je echt wilt binnen dringen. Het verhaal van die jongelui werd dus al een stuk geloofwaardiger. Eenmaal binnen het hek zijn er behoorlijk wat masten, kasten en gebouwen en schuren. Ik kan me dus voorstellen dat je in het donker een behoorlijk eind het terrein op kunt geraken. Ik wist genoeg. Nu moest ik nog wat meer van die jongelui te weten zien te komen.
Wekenlang wipte ik nu regelmatig binnen bij die kroeg daar bij de Antwerpse havens tot ik de tip kreeg eens een kijkje te nemen in een kroeg in Lillo. Daar zouden regelmatig groepjes studenten komen die het weekend en eigenlijk elke andere weekdag vierden. Omdat ik de jongelui van eerder niet meer gezien had besloot ik dat kleine dorpje tussen het industriegebied van Antwerpen en De Schelde te bezoeken. Het is eigenlijk een wonder dat zo’n klein gehucht blijft bestaan te midden van het vrachtverkeer, de stinkende lucht uitbrakende torens en de chemische fabrieken waarvan je je afvraagt wat er daar geproduceerd wordt. Daar, gelegen aan de rivier De Schelde, schuin aan de overkant van Doel, treedt je terug in het verleden en het is juist die charme die behoorlijk wat dagjesmensen aantrekt tot dit kleine havendorpje. Ik liep op mijn gemak een rondje en zag in één van de kroegen datzelfde rode haar. Zij was het, dat wist ik zeker. Dit was het groepje dat ik had horen praten over Doel. Ik stapte binnen en een mix van jeugdige overmoed en oudere gezapigheid kwam me tegemoet. Even later stond er een groot glas Westmalle voor me. Ik hoorde de oude Franse chansons aan, zag hoe een verlebberde prostitué haar als theezakjes hangende borsten probeerde te verkopen aan een oudere man en genoot van een café dat het verleden in elke hoek hoort kraken. Ze waren er allemaal, en meer nog. Zo te zien en te horen inderdaad studenten waarvan het zestal naast elkaar zat. Grapjes, schaterlach en sterke verhalen werden luider naarmate de tijd vorderde. Ik kon geen enkel woord horen dat leek op Doel. De roodharige leek naar het toilet te gaan en ze verdween uit het zicht. Terwijl ik nog een trappist bestelde kreeg ik plotseling een duw in m’n zij. ‘Hé, dat is toevallig dat jij hier nu ook bent? Ik heb je hier nooit eerder gezien. Een paar weken geleden was je er ook, in dat andere café. Ik vond dat je aardig aan het afluisteren was over wat wij te vertellen hadden. Waarom ben je hier?’ Ik keek het meisje eens in de ogen. Ik verdronk bijna. Passie brandde in die groene ogen. Even dacht ik na, toen besloot ik open kaart te spelen. Ik vertelde haar dat ik journalist was die speciale interesse had voor de kerncentrale. Dat ik er al eerder artikels aan gewijd had en niet zonder trots vertelde ik dat ik degene was geweest die destijds zo aan de veiligheidsbel getrokken had.’
Ben keek naar zijn glas dat al weer leeg voor hem stond. Ook Tess had een stoel gepakt. Jos zuchtte, de fles was inmiddels leeg en een driftig getik van glas op het hout van de toog vroeg zijn aandacht. Hij stond op en liep naar de bar en schonk de overige twee gasten nog iets in. Dan greep hij een andere fles en liep terug naar het tafeltje. Met de volgende borrel tussen zijn handen ging Ben verder:’Ze heette Denise en ze studeerde milieu wetenschappen vertelde ze me. Ik trakteerde haar op een biertje en ze vertelde me dat het milieu haar na aan het hart lag en dat ze tegen kernenergie was. Daarom hadden zij en wat vrienden zich toegang verschaft tot het terrein van de centrale om te kijken wat ze konden vinden dat ze tegen dit nucleair kwaad konden gebruiken. Vol trots vertelde ze hoe ze ongehinderd keer op keer op het terrein konden geraken zonder gezien te worden. Ze werd er opgewonden van. Ik zag hoe snel ze praatte, hoe die lokkende lippen verleidelijk bewogen terwijl het ene woord na het andere afgevuurd werd. Die ogen boorden zich in mijn ziel, ik zag haar boezem op en neer gaan onder dat witte t-shirt dat haast niets van al die heerlijkheid voor mij verborg. Ik werd er zelf opgewonden van en ik wist niet of het haar verhaal was. We hebben die avond lang zitten praten en ik beloofde haar een week later hier terug te keren want dan had ze groot nieuws. Nieuws dat ze wilde delen en dat ze voor de krant wilde bevestigen.
Een week later was ze er weer. Ze wist me onmiddellijk te vinden en kroop tegen me aan. Daar stonden we aan de toog, een beetje geheimzinnig want ze had nieuws dat ze niet met anderen wilde delen. De groep vrienden stond aan de andere kant van het café maar toen ik in hun richting keek toonden ze mij hun omhoog gestoken duim dus wist ik dat het goed zat. Denise haalde een envelop tevoorschijn en haalde er enkele foto’s uit. Op de foto’s was duidelijk de kerncentrale zichtbaar en enkele mensen met bedekt hoofd. Ze stonden bij één van de gebouwen en de deur stond open. ‘Dit is je bewijs dat het echt is, hiermee kun je je verhaal plaatsen.’ Hijgde ze. Ik zelf had nog een beter idee. Ik stelde haar voor mee te gaan naar de centrale en dan zou ik haar met de foto’s in de hand fotograferen. Ze zou vast wel een bivakmuts of zo hebben. Ze lachte en liep naar haar vrienden. Met een lange zwarte jas kwam ze terug. ‘Kom, we doen het nu, direct.’ Ze stapte in mijn auto en ik rook haar lichaamsgeur. Ik keek naar beneden, pittige tepels priemden door dat witte shirt. ‘Bevalt het je?’ zei ze terwijl ze haar hand over haar borsten liet glijden. Ik antwoordde niet en stuurde de auto richting Doel. Ze was mooi en wild, maar toch veel te jong voor mij. We reden wederom om de centrale heen en eenmaal aan De Schelde beland was zij eerder uit de auto dan ik. ‘Pak je camera.’ Beval ze me en eer ik dat ding uit de auto had gegraaid stond zij al op het terrein van de centrale. Ik nam wel tien foto’s van haar in het zwart, bivakmuts op het hoofd, de rokende centrale op de achtergrond en zij met de foto’s in haar hand. Niet veel later zaten we weer in de auto en wilde ik dezelfde weg terug kiezen. Ze stuurde me een andere weg in die even later bij een verlaten boerderij dood liep. Het begon al donker te worden, toch zag ik wel dat haar jeans helemaal open stond. Ze trok haar shirt in één beweging over het hoofd en een paar heerlijke ronde borsten dansten in dat gebaar. Voor ik het wist zat ze op mijn schoot en voelde ik haar tong in mijn mond. ‘Nu wil ik jou.’ Mompelde ze en ik verloor alle besef van de wereld, van de tijd en mijn eigen principes toen ik verdwaalde in haar lichaam en verdronk in haar gulzigheid.’
Ben keek met een ondeugende blik naar Tess en met een schuin oog naar Jos. ‘Ja ja,’ zuchtte Tess, ‘En dat was alles? Je hebt een studente genaaid?’
Ben grinnikte en hief zijn hand op. ‘Nee, Tess, er is meer. Natuurlijk is er meer. Daarbij moet ik zeggen, Denise was een heel lekker ding. Nee, eenmaal thuis heb ik de foto’s laten ontwikkelen en heb mijn artikel geschreven. De redactie was laaiend, dit was wederom een bewijs dat het met Doel niet snor zit. Dat wij hier aan de Nederlandse kant in gevaar zijn doordat die Belgen het maar niet leren. De krant werd goed verkocht en andere kranten, de grotere landelijke kranten namen wat graag het verhaal over. Het scoorde enorm en de Belgische overheid stond wederom in verlegenheid. Er moesten onmiddellijk maatregelen genomen worden en dat deden ze ook. Overal op het grondgebied van de centrale werden bolcamera’s opgesteld. Langs het hele hekwerk, bij de poorten, de toegangsdeuren van belangrijke gebouwen, overal kon je ze vinden. Eind goed al goed zou je zeggen, toch? Niets was minder waar. Nauwelijks een week nadat de camera’s geïnstalleerd waren kreeg ik een brief op de mat. De brief was van Denise en bevatte wederom foto’s. De bewaking had weliswaar overal camera’s opgehangen, echter deze waren van het type dat alleen met daglicht opnamen kon maken. Denise en haar vrienden waren gedurende de nacht binnengedrongen en de camera’s waren in het donker niet in staat om iets herkenbaars vast te leggen. Opnieuw had ik een verhaal en het leidde zelfs tot kamer vragen in Nederland, Duitsland en natuurlijk in België zelf.’
Tess schudde haar hoofd van ongeloof. Hoe was dit in godsnaam mogelijk? Ook Jos knikte, ondanks dat hij het verhaal al vaak gehoord had. ‘Ja ja, meisje, zo gaat dat in deze wereld. Er gebeurt veel in deze wereld dat voor ons normale mensen verborgen blijft. En het is aan een goeie journalist om de waarheid aan het licht te brengen. Dat nieuws ligt niet zomaar op straat. Je moet wroeten, zweten en erg veel tijd investeren. Alleen dan komen wij burgers te weten wat overheidsdiensten en grote bedrijven voor ons verzwijgen.’ Ben was even de aanvaring van de middag vergeten. De aandacht van Tess streelde zijn eer, hij had toch wel wat bereikt in zijn loopbaan. Toen Jos nog een borreltje wilde inschenken hield hij zijn hand boven het glas. Het was tijd om naar huis te gaan.
Zijn jas was inmiddels uitgedrupt maar nog altijd klam en koud. Ach, wat maakte het uit? Het regende nog steeds en de plassen waren speciaal voor hem opnieuw gevuld zodat zijn schoenen sopten voor hij de straat uit was.
|