Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  T.M. Roose

Tellen - T.M. Roose

Het moest natuurlijk een keer misgaan, want het leven is nu eenmaal een chaos, daar wist hij alles van. Toch overviel het hem.
Kijk, vijf was in principe van hem, altijd geweest ook. Ach, die vijf. Heerlijk getal, prachtig getal, geschiktst getal, zo passend om alles, maar dan ook alles mee te rubriceren. Met vilt beplakte traptreden bijvoorbeeld, maar ook oranje plastic stoelen in een wachtkamer, verveloze spijlen van een trap, vreemde boeken op een plank, knopjes op een tandartsapparaat, deuren in de tram, treurige kantoorplanten, pillen in een doosje en bladeren aan een tak voor zijn raam. Had hij ook altijd al gedaan. Ongetelde dingen waren de vijand.. Iets ís pas als het geteld en geregistreerd is. Zo is het nu eenmaal. En tellen, dat was zijn taak. Orde moet er zijn.
Hij had er in de loop der jaren een grote vaardigheid in verworven. Het is namelijk lang niet makkelijk. Stoelen, akkoord, dat kan een beginner. Maar een schuurdak met lasnaden van de dakdekker? Hoeveel platen zitten daarop vastgeteerd? Nou? En met hoeveel schroeven zit een leuning aan een brug? Wuivende graspollen langs de vaart? Verse knoppen in de rododendron? Dat te kunnen zien, maar vooral te weten dat ook dit geteld moet worden, dat verraadt de deskundige.
Zijn gebit assisteerde trouwens daarbij als geheel zelfstandige parate eenheid. Kwamen de ongetelde voorwerpen in het zicht, dan begonnen zij als vanzelf razendsnel series van vijf af te tikken. Links, rechts, reeksen van twee, drie, lichtjes en ontspannen klakten zijn kiezen op elkaar. Twee, drie, drie, twee, ratteketat. Dan weer drie en twee, als het samen maar vijf was, zijn kaken konden het als in een volkomen geautomatiseerd proces (zonder dat iemand het zag natuurlijk). Slechts lichte verkrampingen in zijn kaak verraadden hem, maar over het algemeen kon hij dit interne tellen ongezien en ongebreideld doen. Ook deed hij het met zijn vingertoppen in zijn jaszak. Hij tikte ze dan rap tegen elkaar, meestal in drie, drie, drie, een, zodat je toch uiteindelijk toch weer tien kreeg, wat dan weer twee maal vijf is. Dat mocht ook. Vijven zijn heerlijk eenvoudig op te tellen. 73 min 38, aan dat soort getallen had hij de pest. Die losse 3 en die 8, wat moet je ermee?
Hij wist het werkelijk niet.
Druk had hij het er wel mee, vooral in tijden van veranderingen waar hij niet van hield, als hij greep moest zien te krijgen, en alle energie opging aan het rangschikken der dingen. Hij kon pas een stap voorwaarts kon doen als alles gegroepeerd was. Soms was het zelfs hem te veel, maar deed hij gewoon de deur dicht en bleef binnen.
Stel het is zomer, en iedereen en alles loopt buiten met zomaar losse tassen, zonnebrillen, wapperende haren, dansende honden en fladderende jurken. Of neem dit. Herfst, jagende bladeren, wind die alles verstoort en om de minuut anders doet lijken, evenals luchten vol water en licht. Kijk, dan moest alles even achter hem op slot, want een mens is ook maar een mens. Hij beperkte zich dan tot het binnen tellen der dingen. Het rolgordijn ging naar beneden, zodat er geen ruis van buitenaf was. Hij ging dan op controletocht. Eerst naar de zolder om te kijken of het kralengordijn nog steeds vijf keer vijf strengen had. De traptreden naar beneden (godzijdank vijftien stuks) en dan naar de badkamer, waar een luxaflex hing van vaalblauw kunststof (twintig lamellen). En zo voort.
In de broodtrommel lag alles ook op de vijfmanier. Halfje bruin, stukje roggebrood, beetje kaas, restje krentenbrood (eigenlijk te oud, maar helaas onmisbaar in de hele compositie) en tot slot een mooi doosje ontbijtkoek. Vijf stuks. Mooi.
Zijn eigen lichaam dan? Twee armen, twee benen, een hoofd: vijf. Hoofd: twee ogen, twee oren, neus: vijf. Wat ook mogelijk was: twee ogen, twee neusgaten, mond: ook vijf. Tenen en vingers: ha! Geen probleem, oh, heerlijk geordend lichaam!
Ooit telde hij ook al zijn voetstappen. Maar sinds hij steeds langere wandelingen maakte en tegelijkertijd ook de dingen om zich heen moest blijven ordenen (zoals straatstenen, winkelramen, putdeksels en de schaduwen van de bomen in het bos) had hij zich gedwongen gevoeld zichzelf toe te spreken.
Het moest natuurlijk niet te gek worden.
Maar aan de andere kant, als hij het niet deed, wie dan wel? Het was een heilige plicht. ‘t Mooist van alles was nog, dat niemand hem dit kon afnemen. Hij was altijd godzalig alleen met zijn gedachten en getallen.
Dan op een dag loopt hij op straat en geeft met zijn vingertoppen de aantallen dakpannen aan op een schuurtje waar hij langs wandelt. Het is geruststellend kalm weer, en de dakbedekking is geconstrueerd in fijne rijen van dertig, zodat hij makkelijk kan werken. Net daarvoor had hij even lastig gezeten met boeken in een etalage die zo slordig gerangschikt waren, dat hij enkele minuten stil had moeten staan om ze te kunnen ordenen. Bovendien lagen er op verwarrende wijze detectives naast kookboeken, zodat hij enorm was afgeleid.
Goedkeurend laat hij dus zijn blik langs de pannen gaan, als iets hem beklemt. Als hij automatisch vijf, drie, twee, drie, tien registreert, komt hij niet verder dan vier of negen. Zijn ogen weigeren verder te gaan, alsof ze het niet meer kunnen opbrengen om de laatste pan te kunnen zien. Of misschien zijn het niet zozeer zijn ogen. Het is eerder alsof zijn hersenen onwillig zijn, alsof zij de weg van het tellen ineens een heilloze vinden. Alsof zij zeggen: doe het nu maar eens tot negen. Of drie. Of achtentwintig. Of stop er eens mee. Kan ons het schelen.
Paniek neemt bezit van hem. Hij heeft toch verdomme nog wel enige zeggenschap over wat daar onder zijn eigen schedeldak gebeurt?
Geconcentreerd richt hij zijn blik op de strakke rijen boven op de schuur. Het lukt niet meer. Hij observeert de schuur. Een saaie schuur met nieuwe bakstenen, een kunststofgoot en fabriekspannen. Daar zit het hem dus niet in. Snel loopt hij terug naar iets wat hij al verwerkt had, twee fietsenrekken met elk vijf gleuven voor de banden. Ze staan er nog, op de oprit van een witgepleisterd huis. Er staan twee fietsen in, maar omdat er ook drie bomen staan gaat dit lukken. Hij gebruikt zijn vingers, zijn tanden, maar er ligt plots een onneembare barričre tussen de negen en de tien, hoe hij zich ook inspant. Hij voelt zich als een onmachtig paard voor een horde. Uiteindelijk pakt hij zijn agenda en een potlood. Kijkend naar het rek zet hij vier staande streepjes met een liggend streepje erdoor. ‘Fietsen’, schrijft hij erachter. Zo wil het weer. Opgelucht ruimt hij het boekje weg.
Goed, het leven zal drukker worden.
Maar hij is nu eenmaal een man met een missie. Niks aan te doen.

Tellen © T.M. Roose

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  T.M. Roose