Achtenzeventig geparkeerde auto’s van zijn huis stapt Koos het moderne winkelcentrum binnen. Het schemert. De lantaarnpalen zijn al aan. Hij loopt langs de apotheek met de schuifdeuren. Dit keer gaan ze niet automatisch open. Een poster op het raam spreekt schande van fietsendiefstal. Hij vraagt zich af waarom. Zoals hij zichzelf wel vaker vragen stelt. Mist de apotheker zijn fiets? Het is een aardige man. Aardiger dan de apothekersassistenten die hem niet eens aankijken als hij zijn pillen haalt. Jammer als de fiets van de apotheker is gestolen. Hadden de dieven beter die van de assistenten mee kunnen nemen. Maar hij mag niet afdwalen. Hij moet zich concentreren. Concentreren op de weg. Nog veertig gladde tegels, schat hij. Dan moet hij er zijn.
De deuren klappen automatisch naar binnen. Niet opzij, zoals bij de apotheek. Eerder is Koos hier niet geweest. Wel langsgelopen. Daarom weet hij van de klapdeuren. Gelukkig maar. Je zou ervan kunnen schrikken. Binnen klikt hij de sluiting van zijn tas open. Die doet het nog steeds. Anna heeft gezegd dat zulke sluitingen in een mum van tijd kapot gaan. Hij weet wel beter. Het is de manier waarop je de sluiting hanteert. Met beleid. Zoals hij alles met beleid doet. Anna zou in dat opzicht van hem kunnen leren. Koos weet dat ze naar hem kijken. Toch moet dit eerst gebeuren. De bevestiging. Drie dagen van tevoren gestuurd. Het moet niet gekker worden. Zorgvuldig haalt hij de brief uit de envelop. Papieren bewaart hij altijd in een envelop. Of in een plastic hoes, om beschadigingen te voorkomen. De eerste regels leest hij niet. Die kent hij uit zijn hoofd. Het gaat om de tijd. Tijd en plaats. Voor Koos twee niet te onderschatten variabelen. Wijkcentrum Rijkerswoerd. Van 20.00 uur tot 21.00 uur. Hij kijkt op zijn horloge.Tien seconden voor. Hij zucht en stopt de brief terug.
Ze zitten op krukken aan een kleine bar. Een stevige vrouw schenkt thee en koffie. ‘Wil je ook?’ Waterige ogen kijken Koos door dikke brillenglazen aan. Hij schudt zijn hoofd. Vriendelijk maar beslist. Hij weet dat hij beter duidelijk kan zijn tegen mensen met dikke brillenglazen. ‘Welkom. Ik ben Hans. We drinken hier wat en dan gaan we naar de cursusruimte.’ Een lange man steekt zijn hand naar hem uit en kijkt vriendelijk op hem neer. Hij draagt een gebreid grijs mutsje dat goed bij zijn neus- en oorhaar kleurt. Iemand die nadenkt, dat mag Koos wel. Over kleuren. Over formaliteiten. Over duidelijkheid. Koos pakt de hand en schudt hem. Niet te krachtig en ook niet te slap. Hij moet een goede eerste indruk maken.
De cursusruimte is afgescheiden door schuifwanden die met een stevige duw opzij kunnen worden geplaatst. Hans demonstreert het de cursisten. ‘Zo kunnen we de ruimte vergroten wanneer het nodig is.’ Hans zwaait met zijn arm naar de lege zaal die door tl-buizen wordt verlicht. ‘Waar zouden we die dan voor kunnen gebruiken?’ Het is een oude man met witte haren. Hij lacht, alsof hij het antwoord bij voorbaat grappig vindt. ‘Voor de presentatie,’ zegt Hans. ‘Aan het einde van de cursus is er een presentatie. Daar gaan we het zo over hebben.’ Iedereen gaat zitten. Koos schuift zichzelf op de overgebleven plaats. Hij wil niet de indruk wekken voorkeuren voor bepaalde mensen te hebben. Hans zoekt tussen zijn papieren. Iedereen is stil. Een enkeling drinkt zijn koffie.
Vier vrouwen en drie mannen. Hans zegt vooral blij met de mannen te zijn. Meestal zijn het alleen vrouwen die de cursus volgen. Hans neemt een slok uit zijn plastic beker en vervolgt: ‘Dit is een cursus ter inspiratie. We verkennen alle facetten van het creatieve schrijven: proza, poëzie, het voordragen, noem maar op.’ Vervolgens wil Hans dat iedereen zich voorstelt. Iedereen, behalve hijzelf. Als het goed is, kennen zij hem al. Hij doet veel in het creatieve Arnhemse leven. De man met de witte haren wil gedichten leren schrijven. Als hij zijn leeftijd zegt, krijgt hij applaus. Koos vergeet te klappen. Nu is Koos aan de beurt. Hij heeft geoefend. Veel geoefend. Anna werd er gek van. ‘Nu weet ik het wel,’ zei ze geďrriteerd. Maar zij doet de dingen dan ook niet met beleid. Flapt alles er gewoon uit. Cursus of geen cursus. ‘Ik ben Koos Schulten. Ik schrijf liever dan dat ik praat.’ Hij kijkt de mensen een voor een aan. Aankijken is belangrijk. Dan breng je de gesproken boodschap goed over.
Koos slaat zijn nieuwe blocnote met ringbandgaatjes open. Hans wil dat ze hun reis van thuis naar hier beschrijven. Van daar naar dit moment. Maximaal twee A4 vol. Geschreven vanuit een derde persoon. Om afstand te scheppen. Maar ook als vingeroefening. Om er in te komen. De titel is vrij. Koos haalt de dop van zijn vulpen. ‘Van 20.00 uur tot 21.00 uur’ schrijft hij in keurige letters. Nog zestig regels te vullen.
|