De fletsblauwe lucht lijkt zicht sloom voort te bewegen door zinderende streepjes aan de horizon te vormen. In de verte ligt een tarweveld, een kale akker en een boerenhoeve.. Het is heet voor de tijd van het jaar en omdat het vandaag zo drukkend is verschuilen de vogels zich in de schaduw van de roerloze bladeren van de bomen. Het is muisstil, op het gemompel van de massa na.
Jeanne, gekleed in een vormloos jurkje zonder mouwen, staat schuin vooraan zodat ze iedereen nauwlettend in het oog kan houden. 'Kon ie geen beter moment uitkiezen?' Jeanne, kwaadspreekster en bemoeial van het dorp sist tussen haar kleine scheefstaande tanden door naar Gaby, mederoddelaarster, die demonstratief met een wit zakdoekje zwaait en haar ogen droogdept. Huichelaarster, denkt ze, dit zijn geen tranen van verdriet, je zweet als een stinkende os. Dairelle, Georgette, Antoon…, bijna iedereen is er en ze kent allemaal bij naam, kijken door haar plotse gefluister benieuwd op. Ze reageren, ondanks de moordende hitte bijna hyperactief omdat ze absoluut niets van de gebeurtenis willen missen. Het zijn opgewonden kanaries, met hun kopjes schokkend van links naar rechts… Giftige gedachtes verdringend, dirigeert Jeanne haar blik naar de strakke hemel met de vele slierten doorzichtig wit en laat hem nadien onderzoekend over de meute glijden. Wat een volk! Maar het is potvolkoffie snikheet, Anton is populair.
Mirei Hamerlynck staat eveneens, maar stijf als een houten plank, vooraan. Haar Tuur, de forsgebouwde garagehouder, klemt haar hand die vochtig is geworden in een soort tanggreep vast. Ze ziet er doodmoe uit en ze beseft het. Ze grabbelde recht na een doorwoelde nacht. Ze pronostikeerde dat haar diepblauwe wallen, gestadig zichtbaar onder haar kraaienoogjes, deze keer purper zouden uitslaan. Tuur had, het was niet ongewoon, niets van haar nachtelijke consternatie gemerkt. Ze schoof naar hem toe, porde hem bezweet (hij reageerde geen seconde) zowat het bed uit. Hij draaide zich met een ruk om en gleed daarna terug in zijn oorspronkelijke positie. Ze richtte zich vijf tot zes keer op, ging daarna een glas water halen, slofte naar het toilet… Tuurs instant gesnurk, hij was op het bed neergeploft en had zich met het fijne lakentje omwikkeld omdat hij niet graag naakt sliep, had haar niet voor de eerste keer nijdig gemaakt. De man naast haar had nooit last van emoties, dus kon ze ook niet verwachten dat hij haar sentiment zou delen en eveneens slapeloos de donkere uren zou doorbrengen. Eind mei en ze trotseren nu reeds een hitteaanval om U tegen te zeggen. De lucht is kurkdroog en de zon weegt zwaar op haar hoofd dat bedekt is met een luchtig hoedje. Verdorie Anton, waarom het loodje leggen zonder me voorafgaandelijk te verwittigen? Broertje toch, en dat net voor mijn zestigste verjaardag. Mirei heeft een groot feest voorzien dat ze nu niet meer kan afzeggen. Verdorie, verdorie… Het komt helemaal niet goed uit.
Gieren! Nola Hamerlynck geeft geen traan cadeau. Waarom zou ze? Ze is een leeg en dorstig vat in een veel te warme zwarte jeans. Ze blikt lusteloos naar de niet onderhouden strooiweide vlak voor haar die roestbruin en hongerig terug staart. Het is, wat haar betreft, zomaar een lapje grond; eentje vol viezigheid waar varkens, mits een beetje nattigheid, zich te pletter zouden amuseren. Het kan haar feitelijk geen moer schelen. Gieren, denkt ze aanhoudend. Geen ander woord ontsnapt haar geest, aan Anton zelf weigert ze vooralsnog te denken.
Een profijtige stilte strekt zich nu over de massa uit. Charlie, Charles eigenlijk, heeft zich geëngageerd een korte toespraak te houden. Hij is oprecht aangedaan, het restant in de urne die het hulpje van de begrafenisondernemer in zijn handen houdt is tenslotte van zijn beste maatje. Mmm..., hij lacht wrang, ze weten geen kloten van Anton af! Ze kenden de man, op zijn slagerskunsten na, helemaal niet. Nola wel, maar ze is hoe dan ook zijn dochter; ze lijkt zelfs op hem met datzelfde brede gezicht, die schuine, kleine spiedende ogen... Bah, zie haar daar staan op haar hoge rode schoenen, ze doet niet eens alsof. Hij merkt ook dat Jeanne en de rest van de nieuwsgierige wolven Nola onophoudelijk begapen. Wat zullen ze straks een massa opgedirkte roddels uit hun zakken weten te toveren. Hij kucht een paar keer bescheiden tot ze ogenschijnlijk allemaal beleefd zijn richting uitkijken. Goed, hier komt hij… 'Anton Hamerlynck was een deugdelijk man. Rechtschapen, sociaalvoelend…' Bla, bla, hij is met mij elke avond op de lappen geweest. Net nadat hij Nola 's moeder definitief het ziekenhuis in kieperde, net nadat ze het gevecht tegen die longziekte verloor. Hij zat alleen met zijn eigen in. Maar wat hebben we een lol gehad. Er waren een paar keer madammen aan te pas gekomen die goed aan hen hadden verdiend… Charlie pauzeert enkele seconden terwijl hij de kleine schurftige hond aan de leiband van de bejaarde schoolmeester, die anders voor de aardigheid van keffen houdt, beziet. Zijn roze tong hangt droog uit zijn muil te wapperen. Totaal uitdrukkingsloos richt hij nadien zijn blik op de knappe, rosse Nola en hervat zijn monoloog. ‘…Hij hield zoveel van zijn kleine meisje. Al is ze ondertussen een volwassen vrouw…' Ze moest niets van hem weten. Vuur en water, roquefort en grenadine plattekaas. Ze luistert niet eens naar wat ik te vertellen heb. Het kan haar niet vlug genoeg voorbij zijn. Ze denkt natuurlijk al aan zijn spaarcenten en aan de opbrengst van de beenhouwerij. Toegegeven, hij gaf ook niets om haar. Zijn woorden zijn behoorlijk opgedirkt en op het laatst draagt hij iedereen een ogenblik bezinning op.
Zusjes ogen zijn vochtig geworden. Anton was haar speelkameraadje. Hij was diegene waar ze verpleegstertje op oefende, en soms deed ze alsof ze moeder was die hem bestrafte door hem in een hoek te loodsen. Anton speelde vlijtig mee en het krokodillentraantje dat hij tevoorschijn toverde was meestal een druppel snot van onderaan zijn neus gehaald. Arme broertje, hij was steeds verkouden. Maar ze heeft hem altijd graag gezien. Tuur slaat onverwacht zijn arm om Mirei heen wanneer Charlie 's zware bas uitdooft. Ze kijkt hem een momentje verbaasd aan.
Nola zucht opgelucht nu het geleuter eindelijk over is. Ook het geblèr van die paar oude wijven aan de rechterkant werkt haar systematisch op de zenuwen. Nog even en ze zal uitschreeuwen dat het wel genoeg is geweest! ‘Doe daar maar,' zegt ze terloops tegen de man die geduldig de met as gevulde urne in zijn handen vasthoudt. Giet de troep maar uit! Wat een geluk, er staat geen zuchtje wind; dus het overschot van de dikzak waait zeker mijn richting niet uit. 'Ietsje verderop nog,' wijst ze. 'Daar, ja. Zo is het goed!' Met haar linkerhand haalt ze verveeld een plakkerige lok uit haar gezicht. De smurrie zakt loodrecht naar de grond. Ze lacht grimmig, ze verbergt haar mond door haar hoofd schuin naar beneden te houden. Dat is het dan, bepeinst ze, da 's alles wat er van de verwaande zatlap overblijft. Nu kan ik naar huis en mijn zwemspullen pakken. Ik moet gewoonweg naar de zee. Verademen! Maar Jeanne klampt haar aan, Nola 's beginnende opgewektheid luwt meteen. Roddeltante 's bokkenpootjes graaien onhandig haar richting uit waardoor de opnieuw verveelde Nola een pas naar achteren zet. 'Arm schaap, je weet geen kant uit met je verdriet zeker?' Daar komt de rest van het dorp aangewaggeld en het laatste spettertje levenslust lijkt nu het zweetdruppeltje dat op haar voorhoofd parelt en straks op haar voeten zal petsen. De pastoor, de hitsige bakker, Jacques, Dairelle, Cyriel de ruitenwasser… Allemaal willen ze opnieuw handjes schudden. De logge Jeanne verspert hen resoluut de weg. 'Het komt heus wel goed als je, je verdriet de kans geeft. Het zal je deugd doen…' Wat bazelt ze nu? Nola staart beteuterd naar het dikke, zwetende mens met uit de kluiten gewassen meloenen die borsten moeten voorstellen. Iedereen weet dat ze geen goeie band met hem heeft gehad. Waarom zou ze zich nu opeens triest moeten voelen? Jeanne is op nieuws uit. Kan ze straks fijn kletsen! Haar beschouwing is meteen de juiste want een ogenblik later hijgt ze. 'En wat met de beenhouwerij? Die ga je overlaten zeker? Spijtig, spijtig, en het was nog wel een beste slager.' Nonsens, hij verkocht troep. Niks hormonenvrij vlees. De goedkoopste, oudste karkassen ja… En goochelen met de weegschaal in de winkel… Stelletje bemoeials! 'Ach, 't is nog te vroeg. Ik weet het niet. Ik deug helemaal niet om een winkel open te houden.'
Charlie blijft als laatste staren naar de weide. Hij ruikt het mierzoete van de zomer. De vogels zijn terug in gang geschoten en hij hoort ze plotseling opgewonden tekeergaan bij het zingen van een vrolijk afscheidslied. Hij krijgt het koud ondanks de hitte wanneer een grote, zwarte rakelings over hem stuift. Hij heeft zijn bril opnieuw opgezet en probeert met dichtgeknepen ogen te achterhalen waar het hoopje grijze as precies is terechtgekomen. Hij werpt houterig een laatste bloem in de richting van Antons restanten waar diezelfde vogel hem stoutmoedig gadeslaat. De stem van zijn vriend ruist nog in zijn hoofd en het is alsof het beest hem uitlacht om zijn hartzeer. Anton maatje, het ga je goed! Hij is de enige die hem echt gaat missen.
|