Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2013  Tineke van Roozendaal  Beoordeling Vlaming

Casi-original - Tineke van Roozendaal

Begin mei en het is al 36 graden rond een uur of 12. Ik loop richting het Alcàzar na een kort bezoek aan de markt in de Calle de la Feria. De markt is een marché aux puces zoals ik die uit de zeventiger jaren in Parijs ken. Er lopen drommen toeristen langs de uitgestalde waar. Oude mannen verkopen er aardewerk, speelgoed en munten. Jongeren proberen hun eigengemaakte sieraden te verkopen. Veel boekenstalletjes met de Spaanse klassieken in onooglijke edities, reisgidsen en stripverhalen. Het boeit me niet echt en eigenlijk irriteren al die mannen in korte broek me. Hoe haal je het in je hoofd om zo door een stad te lopen. De vrouwen zijn veelal te bruingebrand en dragen witte driekwart broeken met mocassins. Ik hoor ze net iets te hard praten over de prijzen. Ik weet in welke richting ik moet lopen voor het Alcàzar en zwerf zonder kaart door het zuiden van La Macarena richting Santa Cruz. Ik passeer vele kerken en kloosters. De Santa Catalina is gesloten en staat in de steigers. De San Esteban, de San Nicolas en dan richting de Santa Maria La Blanca. Mijn huisbaas omcirkelde deze kerk als bezienswaardigheid, ook in de steigers. De kleine straatjes van de wijk Puerta Osario doen middeleeuws aan. Er zijn hier veel pensions en kleine hotelletjes. Er worden ook kamers verhuurd oftewel camas, bedden. Voor het Convento San Léandro staat een groep jongeren. Ze hebben kennelijk pauze van school en drinken op straat hun cola of water. Ze hebben plezier, gooien elkaar nat. Ik vermoed dat ze zo’n jaar of 14 zijn. Ze zijn vooral in elkaar geïnteresseerd. Ik loop verder en op een gegeven moment dringt de geur van paarden zich op. Ik weet dat ik in de buurt van de Giralda ben, de van oorsprong Moorse toren en lang het hoogste punt van de stad. De paarden staan met hun wagens achter elkaar opgesteld. De menners staan ernaast te poetsen of ze hangen op de bok. Ze roepen de toeristen aan. Ik loop door naar het Real Alcàzar. In El País las ik die ochtend dat er een mooie tentoonstelling is van handschriften, códices iluminados, verluchte handschriften. Zodra ik ergens het woord codex of handschrift lees, maakt zich een nieuwsgierigheid van me meester die ik goed begrijp. Het is eerder opwinding dan nieuwsgierigheid. Ik wil er heen, ik wil me onderdompelen in al het schoons.

Ik kom in een zaal met veel daglicht en met een tiental vitrines. Er zijn nog weinig belangstellenden, de tentoonstelling is pas 1 dag open. Ik loop naar de eerste vitrine. Ik zie een perkamentenhandschrift in leren band. Het is een getijdenboek, de Grandes Horas de Ana Bretana uit het begin van de 16e eeuw, 1503. Wat er met mij gebeurt is duidelijk. Ik ruik als het ware de koffie in de koffiekamer van het Instituut voor Romanistiek. Ik zie mijn docent Médiévistiek voor me. Ik hoor zijn zachte stem die mij de geheimen van de fabliaux onthult. Middelfranse verhalen, vaak ondeugend of enigszins erotisch, waarbij minnaars zich in kasten verstoppen en zo getuige zijn van de echtelijke daden in het bed waar ze net uit zijn gevlucht. De manier waarop de docent het Middelfrans uitsprak klonk me als muziek in de oren. De teksten werden overigens ook vaak op muziek doorgegeven, vertolkt door minstreels of troubadours. Ik word dus teruggetrokken naar mijn studietijd. De tijd waarin ik zoveel nieuwe dingen ontdekte dat er voor altijd het gevoel van opwinding en van spanning aan verbonden is. Ik ontdekte mijn vrijheid, het genot van het lichaam. Eind zestiger jaren, ruim 40 jaar geleden.

Ik blijf wat staan mijmeren voor de eerste vitrine. Wanneer ik ben doorgelopen naar de volgende vitrine en het Tacuinum Sanitatis zie dat ligt opengeslagen op een pagina met een prachtige afbeelding van vrouwen die vruchten plukken uit bomen, pak ik pen en schrift. In de catalogus staat namelijk vermeld dat het handschrift bestaat uit de 6 elementen die belangrijk zijn voor de gezondheid. Op elk blad staat een miniatuur die de weldaad van het element uitbeeldt. De vruchten horen bij het element “Goed eten en drinken”. Ik ben verdiept in de catalogus, die in het Spaans is opgesteld en schrik op als een jongeman me vraagt of ik speciale interesse heb voor de handschriften. Hij kan ze desgevraagd uit de vitrine halen en ze me laten zien en voelen. Hij vertelt dat daglicht en een loep de speciale kwaliteiten van het handschrift goed doen uitkomen. Ik bedank hem en zeg dat ik verder kijk. Hij loopt naar een andere bezoekster en begint met haar te praten. Wanneer ik even later een stukje tekst in een andere codex lees over de natuur van de aap, les singes, en het Oudfrans probeer te ontcijferen, komt hij opnieuw naast me staan en vraagt of hij dit manuscript even uit de vitrine zal halen. Het is een bestiarium en de miniaturen zijn grappig en goed getekend. Li Livres dou Tresor van Brunetto Latini. Samen met een andere suppoost, een jonge vrouw, haalt hij het manuscript tevoorschijn en legt het voor me neer. Hij laat me voelen hoe het goud echt opgewerkt is. Het betreft een prachtige kopie. Hij raakt vluchtig mijn hand en ik ervaar een siddering. Ik ben opgewonden over wat ik zie en voel. Nu legt hij uit hoe kostbaar de handschriften zijn wanneer er veel blauw en goud in is verwekt. Zowel de verfstof azul, het blauw, als het goud waren heel kostbaar. In rap Spaans vervolgt hij nu zijn betoog over een congres waar 300 mensen waren van over de gehele wereld en waar deze handschriften, deze casi-originales, het onderwerp waren. Of ik weet dat mensen nu zo’n 40.000 euro over hebben voor een handschrift, dat het een belegging is geworden die waardevaster is dan een appartement. Hij kijkt me veelbetekend aan. Hij vraagt of ik de tekst kan lezen en ik zeg trots dat ik dat Oudfrans inderdaad kan lezen. Respect valt me ten deel. Ik geniet ervan om op die oude deskundigheid aangesproken te worden. Nu haalt hij een ander handschrift voor me in het Oudfrans, een Apocalipsis uit 1313. Hij legt het opengeslagen voor me neer en wijst op het Lam Gods in de verschillende gedaantes. De dramatiek van de beelden spat er af, het is een levendige verbeelding van de Openbaring van Johannes. Ik ben niet Bijbelvast, maar ik herken toch veel beelden. Verdoemenis, dat is wat ons wacht en die verdoemenis is hier uitgedrukt in goud en blauw, overdadig goud. Weer laat hij me het goud dat op het blad ligt voelen waarbij hij mijn pols voorzichtig raakt. Een koele hand. We staan zo wel een kwartier verschillende folia te bewonderen.

“Como te llamas?”vraagt hij nu. Ik zeg dat ik Catalina heet. Hij heet Jose Antonio. “Catalina, zullen we misschien een hapje eten en verder praten over de handschriften?” Ik weet niet wat me bezielt als ik onmiddellijk ja zeg. Voel ik me vereerd dat een jongeman van halverwege de 30 kennelijk geïnteresseerd is in mij, mijn kennis, mijn deskundigheid?

We lopen het Alcàzar uit en Jose Antonio neemt me bij de arm. Hij weet een leuk restaurant. We lopen door de kleine straatjes van de Joodse wijk. Jose Antonio kiest een klein restaurant op het Plaza Zurradores. We gaan binnen zitten, omdat het buiten erg warm is. Jose Antonio praat en praat en praat. Ik luister. Ik zie dat hij heldere bruine ogen heeft. Zijn mond is ontspannen terwijl hij praat. Ik vind hem aantrekkelijk zoals hij daar zit. We drinken een glas Rueda en nog een en nog een. Het eten is goed. Verse gegrilde groente en vis. Mijn gedachten dwalen af. Zou ik de stap durven zetten? Er zijn hier in de buurt veel pensions. Ik vind hem aantrekkelijk. Woest aantrekkelijk. Dan haalt hij een papier uit zijn tas. Hij heeft een schitterend aanbod voor me. De Apocalipsis uit 1313 kost 5430 euro op dit moment. Maar omdat hij merkt dat ik zo geïnteresseerd ben, kan ik hem met 30 % korting aanschaffen. Ik word wat onrustig nu. Ik ga toch geen manuscript kopen? En wanneer ik niet direct reageer, vraagt hij welke aanbetaling ik zou kunnen doen. Opeens is mijn Spaans niet meer zo goed. Ik krijg het heel warm, benauwd zelfs. Het zweet staat in mijn handen. Ik vraag hem of hij ook Engels spreekt. More ore less, is zijn antwoord. Hij schetst nu 2 alternatieven. Een waarbij ik 300 euro ineens betaal en dan 16 termijnen van 200 euro en een waarbij ik 200 euro ineens betaal en 33 termijnen van 100 euro. De bedragen dansen voor mijn ogen. Ik zeg niets meer. “Catalina, que tal?” vraagt Jose Antonio. Ik kan de aanbetaling straks komen brengen of eventueel later. Het contract ligt voor me op tafel. Ik hoef slechts te tekenen. “Wat zullen je studenten dit interessant vinden. Je werkt toch aan de universiteit van Amsterdam?“

Casi-original © Tineke van Roozendaal

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2013  Tineke van Roozendaal  Beoordeling Vlaming