Steeds als ik door de Carrer Bonaire naar mijn auto loop, zie ik haar zitten. Ze is slank, mager eigenlijk. Ze zit op een stoeltje voor de deuropening en ze heeft een glas rode wijn in haar hand. Ze roept soms iets naar de hondjes voor haar deur of de poezen op het muurtje tegenover haar. De straten in het oude centrum zijn steil en smal, een auto kan er precies doorheen. Gisteren riep ze “sweetie” naar de cyperse kat. Vandaag loop ik op weg naar mijn auto weer langs haar huis en ik neem me voor haar in het Engels te begroeten. “Hi dear”, antwoordt ze. Natuurlijk heeft ze me al gespot en heeft ze begrepen dat ik een periode in een atelier van de Fundación Knecht Drenth zit. Het is 11 uur en ze zit voor de deur met haar glas rode wijn. Als ik terugkeer na het zwemmen, zit ze weer buiten. Het is lunchtijd in Spanje. Ik zeg haar gedag en ze vraagt me of ik ook een glas wijn wil. Ik zeg onmiddellijk ja. Ik ga in de schaduw zitten bij het vliegengordijn. “ I’m Jenny, Jenny McKinsey. And your name is…?”
Jenny is 70 en ze woont 5 jaar in Callosa. Het bevalt haar goed. Jenny is 40 jaar getrouwd geweest en nu is ze single. Nee, ze is geen weduwe. Op haar 65e gaf ze een groot feest. Haar familie, vrienden en kinderen met aanhang, iedereen was er. Ook haar oude moeder van 89. Ze had er goed over nagedacht. Dit was haar afscheidsfeest, haar laatste sociale actie. Ze zou de volgende dag vertrekken. Waarheen? Ze had nog geen idee. In ieder geval naar het zuiden, waarschijnlijk naar Spanje, weg uit Londen. Haar man wist van niets, haar kinderen wisten van niets. De laatste fase van haar leven ging ze alleen doen. Aan het einde van het diner had ze een toespraak gehouden. Ze bedankte alle aanwezigen voor het feit dat ze een stuk van haar levenspad met haar hadden meegelopen, dat ze soms haar pad hadden gekruist en dat ze ook het pad wel eens hadden verlaten. Ze vertelde hoe ze zich altijd verbonden had gevoeld met iedereen. Hoe ze altijd geprobeerd had pijnlijke en vreugdevolle momenten te delen, een luisterend oor en een helpende hand te bieden waar mogelijk. Ze had gezegd trots te zijn op haar kinderen, op hoe ze als volwassenen hun eigen levens leidden. Ze bedankte ook haar man Andrew. Hij was een goede vader geweest. Hij had het haar niet al te gemakkelijk gemaakt door haar regelmatig te bedriegen. Tegen haar moeder zei ze dat ze van haar had geleerd dat je op het hoogtepunt moet vertrekken. Dit was de start van haar nieuwe bestaan. Ze betaalde de rekening van het feest en ze pakte haar koffer. Nu, 5 jaar later dus, vertelt ze het met een twinkeling in de ogen. Een beetje vanwege de drank, maar vooral uit plezier om haar daad. Ik zeg haar dat ik een geschreven portret van haar zou willen maken. We speken af om drie maal samen te lunchen bij Restaurante Riù. Het eten is er goed, zo weet Jenny, en het is een groot restaurant waar je anoniem aan een tafeltje kunt zitten praten en eten.
We gaan de volgende middag ieder op eigen gelegenheid naar het restaurant. Wanneer ik aankom, zie ik Jenny al zitten. Haar twee hondjes lopen buiten rond. Ik vermoed dat ze is komen lopen. Het is een kleine 5 kilometer van haar huis naar het restaurant. Er loopt een wandelpad langs de weg, langs de mispel-, sinaasappel- en citroenplantages. Halverwege staan bankjes vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de vallei en de sierra in de verte. Ik heb daar al eerder gezeten en geluisterd naar de nachtegaal. Het laatste stuk loop je over de rijweg. Ik ga bij Jenny aan tafel zitten. Ze heeft de menukaart voor zich en stelt voor het dagmenu te nemen. Het is niet duur, de wijn is inclusief. Ik leg Jenny uit dat ik het gesprek graag opneem op de voicerecorder om tijdens het gesprek echt aanwezig te kunnen zijn. Er wordt een fles water en een fles wijn gebracht en de ober neemt onze bestelling op. We zijn eigenlijk al snel in gesprek. Jenny komt uit een middleclass milieu. Haar vader werkte bij een bank als kassier en haar moeder was huisvrouw en ving kinderen van werkende moeders op tegen betaling. Er waren dus altijd veel kinderen in huis. Meestal sliepen de gastkinderen bij hun eigen ouders, maar het gebeurde ook dat Jenny haar bed moest delen met een zusje omdat er logés waren. Jenny was de oudste van de kinderen. Na haar kwamen 2 broers en dan nog 3 zusjes. Haar jongste broer, een nakomer, was op jonge leeftijd overleden. Drugs en drank. Het was een talentvolle jongen die verdronk in zijn talent. Ze noemden hem altijd “onze kleine filosoof”. Vanaf het moment dat hij kon lezen en schrijven, schreef hij gedichten en songteksten. Hij was slechts 27 geworden. Haar moeder was eigenlijk nooit over het verlies heen gekomen. Ze was net 65 toen haar zoon overleed en ze beschouwde haar eigen leven ook als afgelopen. Haar man had twee jaar daarvoor een hartstilstand gekregen. Dood. Hij zou bijna met pensioen gaan en is op zijn werk neergevallen. Hij is nog door een collega gereanimeerd, maar het was al te laat om hem terug te halen. Bijna 65. Jenny wil even naar buiten om te roken en vraagt of ik mee loop. Ze steekt een kleine joint op en biedt mij een trekje aan. Ze rookt voor de gezondheid, zegt ze. Ze heeft gelezen dat wiet roken gezond is en dat je er slank door blijft. Ik bedank. Ze kijkt me aan en zegt dat veel Nederlanders wiet roken en dat er zelfs in Spanje door Nederlanders marihuana geteeld wordt. Onlangs is er weer een wietplantage bij Malagà ontmanteld. Jenny vervolgt bij het voorgerecht haar verhaal. Ze benadrukt dat die 65 voor haar dus een soort magische grens was en dat ze die ook bewust wilde passeren. Ze wilde een onvergetelijk afscheidsfeest geven. Waarom? Ze had tot dan toe een aangepast bestaan geleid. De start van haar leven was rustig geweest. Het gezin waarin ze opgroeide was stabiel. Ze had snel de middelbare school doorlopen en was toen Spaans Taal- en Letterkunde gaan studeren. In die tijd een opmerkelijke keuze omdat Franco nog aan het bewind was en Spanje in linkse studentenkringen gemeden werd. Toch werd ze docent Spaans en dat is ze tot aan haar pensioen gebleven. Ze was een verantwoordelijke oudste en dat betekende dat ze haar broers en zussen regelmatig opving, adviseerde en soms ook financieel ondersteunde. Ze was attent naar haar ouders. Ze trouwde op haar 23e met een jongen die ze via de universiteit kende. Hij studeerde geneeskunde en was van plan huisarts te worden. Zijn voorkeur ging uit naar werken in een plattelandspraktijk. Haar familie was trots op haar en Andrew en zij werden als voorbeeld voor de anderen gezien. Ze werkte 4 dagen per week in het onderwijs en was daarnaast actief in de wereld van de onderwijsvernieuwing. Andrew en zij hebben 2 kinderen gekregen, geheel volgens het patroon van die tijd. Jenny vertelt verder over de verschillende scholen waar ze gewerkt heeft, haar tijdelijke aanstelling aan de universiteit van Valencia en haar emancipatorische standpunten. Ik knik, stel af en toe een vraag. We nemen afscheid na anderhalf uur en we maken een afspraak voor de volgende dag. Ze wil graag snel verder praten. Ik zeg nog dat ik twee maanden in het dorp verblijf, maar ze staat er op me de volgende dag weer te ontmoeten.
Rond twee uur rijd ik naar de riù Guadalest. Het is druk op het parkeerterrein bij het restaurant. Er staan 2 bussen en veel auto’s. Ik realiseer me dat het zondag is en dat Spanjaarden en toeristen van de Costa gaan lunchen. Jenny zit buiten met haar twee hondjes. Ze rookt. Ze ziet me aankomen en zwaait. Ze vertelt dat ze is komen lopen. Ze doet dat om haar conditie op peil te houden en omdat ze dan een extra glaasje kan drinken. Ze heeft de fles mee naar buiten genomen en schenkt voor mij ook een glas in. Ik heb het eerste deel van het portret uitgewerkt .Ze lacht. Ze kent haar eigen verhaal en heeft geen behoefte om dat te lezen. Wanneer ik zeg dat ik dat voor haar in het Engels heb gedaan, zegt ze dat dat echt niet nodig is. “Maak er liever een Spaans portret van, ik woon nu hier”. We gaan naar binnen en bestellen het dagmenu. Ik zet de voicerecorder aan en Jenny begint direct te praten. Ik woon hier dus nu 5 jaar. Ik wilde mijn laatste levensfase bewust genieten, los van alle moeite en pijn. Ik weet dat ieder mens veel verdriet en pijn tegenkomt in het leven. Ik heb ontdekt dat er veel verdriet is dat we onszelf aandoen. Niet expres weliswaar en ook niet uit zelfkwelling. We zijn als mens een product van onze opvoeding en omgeving, van onze genen en van de cultuur waarin we opgroeien. Als oudste van het gezin kreeg ik vooral complimenten vanwege mijn zorg en aandacht voor de anderen, voor het nemen van verantwoordelijkheid. Dat ik het op school goed deed, was vanzelfsprekend. Mijn vaders reactie op een goed resultaat was: “ik had niet anders van je verwacht” en mijn moeder vroeg “en wat hadden de anderen?”. Toen ik ging studeren en dus uit huis ging, kochten mijn ouders een afwasmachine. Ik werd een geëmancipeerde vrouw, die haar eigen inkomen wilde verdienen en die haar loopbaan serieus nam. Al vrij snel heb ik mijn toekomstige man Andrew ontmoet. We zijn getrouwd en hebben samen een goed bestaan opgebouwd. We hebben veel gereisd en we hebben ook een behoorlijk onafhankelijk leven geleid. We konden goed praten met elkaar en omdat we beiden in een ander beroep werkten, was dat ook interessant en stimulerend. Hij was voor mij een goede partner. We hebben natuurlijk ook heel wat meegemaakt. Ik heb rond mijn 40e borstkanker gekregen. Dat ik dat overleefd heb vind ik bijzonder, omdat nog altijd veel vrouwen er aan overlijden. Toen ik door de behandelingen opeens in de overgang terecht kwam, raakte onze relatie in een crisis. Andrew herkende mij en mijn gedrag niet. Ik werd depressief en cynisch. Andrew nam afstand en raakte verwikkeld in een relatie met een andere vrouw, een collega huisarts. Hij kon met haar veel delen en deed dat ook. Andrew heeft het aanvankelijk ontkend. Het bedrog heeft mij een behoorlijke wond bezorgd, terwijl de wond van de borstkanker nog niet genezen was. Je wonden kun je likken, je kunt ze laten openrijten, je kunt ze verbinden. Wonden hebben we allemaal. Waarom is nu juist dat bedrog een wond, zou je me kunnen vragen. Je zult veel relaties kennen waarin overspel wordt gepleegd. En overspel is geheim anders is het geen overspel. Voor mij is bedrog synoniem aan verwonding. Je kunt alleen verwond raken als je kwetsbaar bent. Toen ik al getrouwd was met Andrew, de kinderen waren nog klein, ben ik verwikkeld geraakt in een affaire van mijn eigen vader. Zijn affaire met een andere vrouw. Hij heeft mijn steun gezocht, me gevraagd het voor mijn moeder te verzwijgen. Hij zocht bij die andere vrouw warmte, aandacht en uitdaging. Hij vertrouwde mij zijn geheim toe. Aanvankelijk was dat voor mij prettig. Ik kreeg aandacht van degene waar ik graag aandacht van kreeg, mijn vader. Hij vormde een bondje met mij tegen zijn vrouw, mijn moeder. Ik kreeg de aandacht, die ik als kind graag had gewild, op latere leeftijd. Alleen heb ik mezelf daardoor in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd. Ik was me daarvan bewust, ik genoot ervan én ik had er last van. Mannen kunnen zich terugtrekken in een leeg compartiment, in een stuk van zichzelf waar niemand toegang heeft, waar ze alles kunnen vergeten. Vrouwen zoeken verbinding, willen in contact zijn. Ik kon door deze situatie niet echt in contact zijn met mijn moeder. Dat ik desondanks zo blij was met die aandacht, snap ik én het heeft me verwond tegelijkertijd. Ik maakte deel uit van het bedrog. Ik was kwetsbaar op het punt van aandacht en waardering. We komen nu aan bij mijn keuze om te vertrekken. Zal ik zo verder vertellen? Het is al veel minder druk op het parkeerterrein. De winkel met artikelen voor toeristen zoals amandelen, sinaasappels, olijfolie, wijn, en plaatselijke honing heeft goede zaken gedaan. Naast de winkel bevindt zich een museum met oude motoren. We lopen er heen. Ik heb geen belangstelling voor oude motoren. Jenny zegt dat ze motor heeft gereden rond haar dertigste. Ze had een Harley Davidson. Het past bij het beeld dat ze schetst van zichzelf als stoere geëmancipeerde vrouw. Mocht ik het portret van een beeld willen voorzien te zijner tijd, dan is een vrouw van 70 op een motor wel passend, een beeld van onafhankelijkheid, stoerheid en een beetje erotiek. Wanner we terugkomen zijn we één van de laatste gasten in het restaurant. We nemen nog een koffie. Jenny vertelt verder. Een jaar of tien geleden ben ik opnieuw ziek geworden. Ik kreeg schildklierkanker. Het ergste was dat het lang duurde voordat ontdekt werd waar mijn depressieve klachten vandaan kwamen. Ik voelde me uitgeput, had spierpijn en tintelingen in mijn handen, bovendien zag ik er opgezet en grauw uit. Ik ben uiteindelijk geopereerd, de schildklier is weggehaald en ik slik nu medicijnen . Ziektes horen bij het leven en kanker helemaal. Ik kan je zeggen dat ik niet meer bang ben voor kanker, ik leef immers al in reservetijd. Goed, in die volgende depressieve periode, de kinderen waren al uit huis, ging het met mijn werk slecht. Ik had niet de energie die ik nodig had en ik werd gepasseerd voor een baan aan de universiteit. Omdat ik ziek was, op leeftijd en bovendien vrouw? Ook ontdekte ik dat Andrew opnieuw een relatie aan het opbouwen was met een collega, ditmaal een psychiater. Hij consulteerde haar over hoe om te gaan met mijn depressie en hij vond een luisterend oor en meer dan dat. Ik was ziek, ik werd weer bedrogen èn ik werd gepasseerd. Als een dolksteek kwam dat alles binnen. Ik ben in een diepe crisis geraakt en besloot er uit te stappen. Uit de crisis. Ik heb een nieuwe houding ontwikkeld ten aanzien van het leven en ten aanzien van de dood. Ik zeg met Confucius ,op mijn 70e , dat de vrees me te moeten beschamen weg is. Ik ben architect van mijn eigen emoties geworden. Ik herken me in de uitspraak van Descartes dat besluiteloosheid de laagste graad van vrijheid is. Het is erger om spijt te hebben van de dingen die je niet gedaan hebt in het leven, dan van de dingen die je wel gedaan hebt, toch? Morgen vertel ik je hoe ik hier terechtgekomen ben, hier in Callosa d’en Sarrià. Morgen is het maandag en dan is het restaurant gesloten. Zullen we bij mij thuis afspreken rond half drie?
Ik kom de volgende dag volgens afspraak bij haar woning in de Carrer Bonaire. Er zitten geen katten op het muurtje. Er is zojuist een enorme stortbui gevallen en het water stroomt door de straat naar beneden als een rivier die de monding zoekt. Er is geen hond op straat. De hondendrollen spoelen weg in de stroom. Ik twijfel even welke deur ik moet hebben. Jenny zit natuurlijk niet buiten op me te wachten met een glaasje. Ik vind een klopper en maak kenbaar dat ik er ben. Ik hoor de hondjes blaffen. Er is verder geen beweging in het huis. Ik laat de klopper nogmaals vallen. Jenny meldt zich niet. Ik vermoed dat ze boodschappen is gaan doen en daarna is gaan schuilen voor de regen. Een glaasje met andere Britten in Café Plaça? Ik loop naar het plein en zie daar inderdaad een paar bekende gezichten. Ze hebben Jenny niet gezien vandaag. Ik loop terug naar haar huis. De hondjes blaffen en wederom is er geen beweging achter de deur. Vlakbij het plein is een politiepost. Aan het begin van de avond surveilleren de agenten op de hoek van de carrer Alcoy. Er staan daar dan groepjes arbeiders te hangen en te roken. Ze komen terug van de mispeloogst of ze hopen geronseld te worden voor de volgende dag. Het zijn allen mannen, bruingebrand. Ik ga de politiepost binnen en vraag of er iemand mee wil gaan naar het huis van Jenny McKinsey omdat ik vermoed dat er iets niet klopt. Er gaat een agent mee. Als er ook op zijn geklop geen reactie komt, besluit hij de deur te forceren. Dit blijkt vrij gemakkelijk te gaan. Jenny heeft de veiligheidssloten niet dichtgedaan. We lopen het huis door. Op de benedenverdieping is niemand. Op de slaapverdieping evenmin. Wanneer we het dakterras opgaan is het duidelijk. Jenny is dood. Ze ligt daar op de grond. Op het stenen tafeltje staat een half glas rode wijn en naast haar op de grond ligt een peuk. Haar gezicht is wasachtig bleek. Volgens Spaanse gewoonte hangen er de volgende dag foto’s van haar op de lantaarnpalen en natuurlijk in Café Plaça boven de bar. Haar dood wordt omgeroepen. “Jenny McKinsie, la conocida mujer de los perritos, falleció”.
|