Het is 15 juli. Deze zomer is uitzonderlijk warm en Marta heeft daar last van. Haar enkels zijn opgezet. Ze ligt veel in haar stoel in de schaduw van de appelbomen. Benen omhoog, zoals dokter Muijs haar heeft bevolen. Ze drinkt vlierbloesemsap, zelfgemaakt sap. De thermosfles staat binnen handbereik. Ze merkt dat haar huid dunner wordt, steeds dunner en dat het haar pijn doet om lang in dezelfde houding te liggen. Zitvlees heeft ze nooit gehad, maar nu is liggen ook al lastig. Haar benen zijn onrustig, haar armen schokken en regelmatig voelt ze haar hart in haar keel kloppen. Het onkruid baant zich een weg tussen de tegels. Zevenblad vooral. Je kunt van jong zevenblad soep maken of het als spinazie eten. Het zevenblad staat op sommige plaatsen al in bloei. Ze vindt het zwaar werk om het onkruid te wieden en aan het zevenblad begint ze niet eens. Muijs heeft gemakkelijk praten. Benen omhoog. Kan de dokter haar niet iets geven tegen de vochtophoping? Tegen het trillen van haar armen en benen? Tegen de stijfheid van haar lichaam? Ze zou dan wat minder hoeven liggen en meer tijd en energie hebben voor haar moestuin. Nu is ze al een paar dagen niet in de moestuin geweest en ze weet dat er veel werk op haar wacht. De courgetten groeien uit en nemen de omvang aan van amsterdammertjes. De sla schiet door en wordt bitter. De pronkbonen worden draderig en de slabonen vergelen. De bloemen die ze geplant heeft als afscheiding kleuren nu goudgeel, de afrikaantjes en de dahlia’s. De boragio met zijn kleine blauwe bloem is nog net eetbaar in de salade. De indische kers wordt al te oud. Ze weet maar al te goed hoe de moestuin er bij staat. De moestuin is ze begonnen op haar 55e. Ze werkte toen niet meer in het onderwijs en ze gaf thuis Nederlandse les aan mensen van het AZC. Het huis aan de dijk was voor haar alleen. Haar domein. De laatste man was vertrokken. Hij had een nieuwe liefde en die nieuwe liefde was natuurlijk een stuk jonger. Ze maakten samen muziek. Hij speelde piano en zij speelde contrabas. Stoere kleine vrouw met enorme contrabas. Marta was jaloers op die kleine vrouw waarmee hij zijn passie deelde. Elke week speelden ze samen en beminden ze elkaar. Ze vermoedde dat natuurlijk, maar wanneer ze er naar vroeg ontkende hij in alle toonaarden. Op een avond was hij thuisgekomen met rooddoorlopen ogen. Ze begreep dat hij gehuild moest hebben. Ze hoorde hem uit. Hij moest wel toegeven dat hij een probleem had. Zijn vriendin met de contrabas wilde namelijk dat hij zou kiezen. Hij kon en wilde niet kiezen. Marta hoefde er niet lang over na te denken en zei dat zij dan nu koos voor haar eigen leven zonder man. Klaar. Ze wist wat Kundera bedoeld moest hebben met de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Niets blijft, alles is van korte duur. Ze besefte dat ze haar laatste levensfase in ging en ze was er trots op die fase alleen te gaan doen. Geen vaste partner, geen vaste baan, geen school die haar vastlegde met roosters, geen andere verplichting dan haar eigen afspraken nakomen. Ze had een loonbedrijf laten komen om een gedeelte van de tuin geschikt te maken als moestuin. Ze had een buurvrouw gevonden die haar inwijdde in de eerste beginselen van het tuinieren en via internet leerde ze hoe ze de opbrengst van de tuin kon verwerken, inmaken, doppen, snijden, blancheren en invriezen. Wat heeft ze genoten al die jaren van haar verse groenten, van de tuinbonen, de blauwschokkers, de cavolo nero en de rode boerenkool, van de bessen, de frambozen en de bramen, van de appels en peren en van de walnoten. Ze hoefde nauwelijks groenten en fruit bij te kopen en ze leerde om voornamelijk vegetarisch te koken. Ze was gezond, energiek en onafhankelijk ook. Marta was een symbool voor de naoorlogse generatie, de vijftigers. Zelfstandig, weldenkend en een tikje opstandig. Studeren, maagdenhuis bezetten, democratiseren, in de faculteitsraad zitting nemen, baas in eigen buik: een slimme meid is immers op haar toekomst voorbereid. Nu is ze bijna 65. De tuin vraagt veel onderhoud en haar lichaam werkt niet mee. De buren hebben zo hun eigen levens. Ze hebben kinderen en kleinkinderen. Regelmatig hoort ze ze lachen en schreeuwen in de tuin. Deze zomer staat er een zwembadje en zo’n ingegraven trampoline. Ze heeft het gezien vanaf de dijk. Er wordt gespeeld en natuurlijk wordt er ook ruzie gemaakt. Geluiden van leven. Soms valt er een bal over de heg haar tuin in. Haar vriendinnen zijn Vrouwen van Nu geworden. Ze zijn verdiept in hun leesclubjes, studies en vrijwilligerswerk. Een druk en zinvol bestaan, zeggen ze. Of Marta de tafel van één kent. Zo belangrijk, zo goed. Ze zou daar een goede rol kunnen spelen. Marta wil niet, ze is moe, doodmoe. Marta heeft geen kinderen, geen partner en straks nauwelijks pensioen. Ze heeft kwalen. Veel kwalen en die beheersen haar leven. Marta zingt in een koor. Een Gregoriaans koor in een dorp verder op. Marta is katholiek opgevoed en genoemd naar Marta, de zus van Lazarus. Ooit was ze een heldere sopraan, nu is ze een diepe alt geworden. Ze geniet van het samen zingen en van de gezamenlijke pauzes. Elke dinsdagavond gaat ze naar de koorrepetitie met de auto. Het is niet het geloof dat haar verbindt met de schola cantorum. Natuurlijk hebben de mannen en vrouwen van het koor uiteenlopende achtergronden. Natuurlijk vindt ze dat de dirigente vaak een verkeerde interpretatie geeft van de tekst of van de muziek. Natuurlijk vindt ze dat het liefje van de dirigent een uitsloofster is omdat ze solo mag zingen. Natuurlijk vindt ze die sonore bas een aantrekkelijke man. Natuurlijk neemt ze aan het einde van de zomer manden met appels mee voor de scholaleden. Natuurlijk rookt ze een sigaretje mee in de pauze en natuurlijk slaat ze een borrel na afloop niet af. Ze hoort er bij. Het is nu zomerreces. Marta ligt in de stoel. De uitnodiging voor de eerste koorrepetitie vond ze vanmorgen op de mail. Zoals ze zich nu voelt kan ze niet meer naar die repetities op de dinsdagavonden. Haar stem is onvast, haar benen willen niet en met haar handen kan ze de partituur nauwelijks vasthouden, om over het autorijden maar te zwijgen. Marta weet dat de weg naar het einde niet rechtlijnig is. Voor haar ligt een doodlopende weg. Marta is eenzaam. Er is geen toekomst meer. De zelfstandigheid en opstandigheid lijken weggevloeid. Ze vermoedt dat de huisarts haar niet uit haar lijden zal verlossen, ondanks haar euthanasieverklaring. Marta wil en kan niet verder. Alle medicatie stoppen? Leidt dat tot een snel en geruisloos einde? Zelf de regie nemen en versterven? Ze heeft gelezen dat versterven twee weken kan duren. De heliummethode vindt ze te ingewikkeld. Had ze pillen moeten verzamelen? Een drankje misschien? De Levenseindekliniek inschakelen? Een vriendin vragen? De reis naar Zwitserland ondernemen? Het is vandaag 29 juli, haar naamdag. ‘Met Marta. Kunt u vanmiddag langskomen?’ ‘Wat kan ik voor je doen, Marta?’ ‘Ik wil met u praten over het einde’ ‘Ah, je bedoelt toch niet jouw einde? ‘Dat bedoel ik ’ ‘Ik kom, maar dat is geen eenvoudige kwestie, Marta’ ‘Dokter Muijs, ik zie geen toekomst meer. Ik kan niet verder. Ik wil In Paradisum, begeleid door de engelen’. Marta wacht. Ze ligt in haar stoel. De uren kruipen voorbij. Ze belt een sopraan van de schola cantorum en vraagt of zij het In Paradisum gaan voorbereiden. Marta’s vader kon dat zo prachtig zingen. Ze hoort hoe zijn bas het ijle engelengezang ondersteunt en als het ware de aardse kant verwoordt. Dan vliegt er een groep ganzen over. Ze hoort het gakken en vraagt zich af of het trekkers zijn of ganzen die blijven? Een combine oogst het graan op de akker naast haar huis. Ze verbaast zich over het gemak waarmee hij over het veld rijdt en zijn werk doet. De hond van de buren blaft. De postbode gooit iets in de bus. Ze valt weg in vluchtige hazenslaapjes. Het winterkoninkje wipt tevoorschijn uit de struik voor haar stoel. De kat komt onder haar stoel liggen. Het winterkoninkje ziet hij niet. Aan het einde van de middag komt de huisarts langs op de dijk. Ze zegt dat ze de medicatie kan aanpassen, dat ze een antidepressivum kan geven. Ze zegt dat er technieken zijn om een diepe breinstimulatie te geven. Ze zegt dat ze haar hartfunctie kan laten testen. Marta ziet geen toekomst meer. Tien jaar geleden koos ze ervoor alleen verder te gaan, nu heeft ze die kracht niet. Haar armen en benen doen wat ze zelf willen. Nog eenmaal neemt Marta de regie in handen. Ze doet niets, helemaal niets. Niet eten, niet drinken. De huisarts heeft beloofd na een paar dagen te komen kijken op de dijk en haar wens om niet te behandelen te respecteren. De organen zullen haar lichaam geleidelijk aan vergiftigen en zij zal wegzakken in een comateuze toestand. Het hart zal het pompen opgeven. Marta wil niet meer, ze gaat het leven loslaten. Er zijn handen die haar op haar andere zij draaien, handen die een washand over haar gezicht halen. Handen die haar verschonen. Er zijn handen die haar ogen sluiten. 15 augustus. De leden van de schola komen bijeen om het In Paradisum te oefenen. SATB, geen solozang.
|