Ze roept: “En er is ananas Irene!” Pikzwart haar, twee staartjes, die bij haar oren beginnen en wijduit staan. Elke dag zit ze een aantal uren op het dakterras. Soms leest ze, soms snurkt ze, soms breit ze. Ze is artist in residence, hetgeen evenveel betekent als je doet je kunstje elders. Ze is niet de enige, want een dakterras lager zit een collega op twee stoelen. Ik kan hun conversatie meestal net niet volgen. De halve zinnen die ik opvang maken me wel nieuwsgierig. Mijn man is ook artist in residence en schildert. Zijn atelier is twee etages lager en het dakgebeuren ontgaat hem volledig. Hij is op dit moment de enige man in de residence en dat maakt dat er veel van hem verwacht wordt. Kranen repareren, wasmachineslang vernieuwen, brandhout bestellen en sommelier spelen. De dames houden van een glaasje. “Mooi dit idioom”, heb ik vandaag geantwoord. Ze keek me verward aan, buurvrouw Zwart.
We zijn in Callosa d’en Sarrià in de ateliers van de Fundación Knecht Drenth. Het is maart en de lente dient zich goed aan. De amandelbomen staan in bloei, de nispero’s worden getopt en de kersenbomen beloven mooie kersen te gaan leveren. De avonden zijn nog kil, te kil om op het dakterras door te brengen. Het is een gebruik dat de tijdelijke bewoners bij elkaar op atelierbezoek gaan. Zo staat er vanavond een etentje bij buurvrouw D. op het programma. Gelukkig hebben we tijdig bedacht dat, alhoewel een etentje in Spanje om een uur of 2 ’s middags begint of rond 9 uur ’s avonds, buurvrouw D. de Hollandse tijd zal aanhouden. Hollandse tijd én een buffet van stamppotten. Ze heeft rookworst, speklapjes, spekjes, gehaktballen en hutspot, andijviestamp en zuurkool. Er komen namelijk een paar Spaanse vrienden en die wil ze op een Hollandse maaltijd trakteren. Geraniums en hyacinten op tafel. Wij kloppen om 10 over 6 aan. Buurvrouw D. roept: “we gaan wel zoenen hoor! “ Alsof ze al een voorgevoel heeft dat dat van mij niet zo hoeft. Ik heb haar nog nooit gezien zelfs. En per ongeluk kan ik haar niet zijn tegengekomen. Ze is namelijk nogal een verschijning. De andere kunstenares komt binnen, met haar vrouw en met twee flessen wijn. Een witte voor haar en een rode voor haar vrouw. Buurvrouw D. drinkt vooral water en mijn kunstenaar en ik drinken onze eigen rode wijn. De Spaanse gasten laten nog op zich wachten, dus gaan de Hollanders vast gezellig aan tafel. Buurvrouw Zwart komt niet. De Spaanse gasten komen rond half 8. Ze worden door buurvrouw D. hartelijk welkom gezoend, drie keer, alles op zijn Hollands. Ze spreekt ook gewoon Nederlands tegen ze, want dat verstaan ze prima, aldus D. Er wordt gewezen, gelachen, gegeten en gedronken. Zo nu en dan moeten de Spaanse gasten even roken en dat gebeurt buiten. Ze houden wel van een jointje. Er komen toetjes op tafel. Per persoon een flink stuk kwarktaart. De oh’s en ah’s zijn niet van de lucht en buurvrouw D. kan er wel drie op, wat ze gezien haar omvang beter kan laten. Dan gaan de Spanjaarden weg. Buurvrouw D. gaat languit op de bank hangen en de vrouw van en ik doen de afwas, terwijl mijn kunstenaar een gesprek probeert te voeren met zijn twee collega’s. Buurvrouw D. wordt steeds vrijpostiger en vraagt of we gemerkt hebben dat zij de Spaanse buurjongen uitdaagt. Ze flirt namelijk graag. Of we zagen hoe zijn vrouw naar de foto’s loerde die ze liet zien in de hoop haar man te kunnen betrappen. Toen hij daarna met een enorme trouwfoto aan kwam zetten, was duidelijk dat dat een statement was. Hij en zijn vrouw, al 13 jaar samen, sinds de middelbare school. Ze zijn nu begin 30 en ze is zwanger. Buurvrouw D. weet dat vrouwen tijdens de zwangerschap een negatief zelfbeeld hebben, dat de hormonen gieren en dat mannen dan wel een hapje buiten de deur lusten. De avond loopt ten einde wanneer het laatste glas rood uit de fles is geschonken. Of we de komende zaterdag dan bij de andere buurtjes komen eten. Ja, weer rond 18u00. Buurvrouw Zwart heeft op haar deur een uitnodiging gehangen voor de expositie aan het einde van haar werkverblijf. Buurvrouw breit en ze maakt textile scapes. Ze heeft de goedkoopste wol gebruikt van de chinees. Fel gekleurd, bijna lichtgevend. Ze breit met meerdere draden tegelijk met dikke naalden. Het resultaat is verrassend.
De dames van nummer 15 bereiden de volgende zaterdag een heus zeven gangendiner. Buurvrouw Zwart is er niet bij en dat is maar goed ook, want D. heeft ruimte nodig. We bewonderen het huis, het gemaakte werk en het eten. Mijn kunstenaar wordt de volgende dag binnengeroepen bij de buurdames. De gasfles moet verwisseld worden en dat is een zware klus. Er wordt een glas wijn geschonken en er wordt verhaald. Buurvrouw D. blijkt namelijk onwel te zijn geworden ’s nachts en heeft de buurdames uit bed gebeld. Ze zijn in allerijl met haar naar het ziekenhuis gereden. ”Ik kon wel doodgaan”, dacht ze en zei ze. De Spaanse buurjongen was ’s nachts niet beschikbaar. Buurvrouw D. gaat door de molen. Eerst formulieren invullen, verzekering veilig stellen en dan hartfilmpje, hersenscan. Ze is zelf bang dat ze diabeet is. Ook in het ziekenhuis blijft ze Nederlands praten, maar dat kan ook in Benidorm. De buurdames moeten hun verhaal kwijt, want het was geen gezicht, buurvrouw D. in een ziekenhuisbed. Wie ooit in een ziekenhuisbed heeft gelegen weet dat die bedden hooguit 90 cm breed zijn. Hoe moest buurvrouw D. daar in liggen? Het is gelukt, maar de ijzeren zijkanten deden haar zo gemeen pijn dat ze zichzelf dezelfde dag weer heeft ontslagen. Ze zou het nog geen nacht uithouden daar. De buurdames werden weer gebeld en zij hebben haar opgehaald. Buurvrouw D. is blij dat er eens goed naar haar gekeken is. Er was een mooie Franstalige zaalarts en ze heeft haar haar 06 gegeven. Je weet immers maar nooit hoe een koe een dakhaas vangt. Ze is van alle markten thuis, buurvrouw D.
Er wordt geklopt. Buurvrouw Zwart gluurt door het raampje van de deur. Ze heeft even een vraagje. Of buurman kan helpen met het ophangen van haar werk. Het moet achter glas. Mijn kunstenaar zegt dat hij aan het einde van de middag komt. Hij laat zich niet zomaar van zijn werk halen.
Nu het een aantal dagen regent, valt er weinig te beleven op het dak. De straten zijn glad. Er staan houten schotten voor de deuren om het stromende water te keren. Ik zie paraplu’s langslopen en ik hoor de straatvegers hun werk doen. Hondendrollen opruimen. De hondenliefde heb ik nooit begrepen en zeker niet in een dorp waar geen erf bewaakt hoeft te worden. We zitten veel binnen te werken, de houtkachel maakt overuren. Het leven heeft een vast ritme gekregen. Buurvrouw D. klopt aan de deur. Of de achterburen haar kunnen helpen met inladen. Ze gaat namelijk onverhoeds naar huis. Ze voelt zich totaal niet goed. Er is een ontsteking in haar bloed geconstateerd, ze krijgt antibiotica en ze wil niet meer blijven. Al haar perssinaasappelen krijgen wij in een kistje mee. Voor mijn kunstenaar heeft ze nog een heuse Hollandse rookworst. Hij ziet bleek en dat is niet van het sjouwen van de spullen naar de auto. Hij is allergisch, een allergie waar geen antihistaminica tegen helpen. Buurvrouw D. is ingestort. De praatjes zijn verdwenen. Ze heeft geen Kunst kunnen maken en ze is duizelig en misselijk. We krijgen nog een tasje Libelles en dan, zoenen maar weer. Dag! Dag! Goede reis!
Buurvrouw D. vertelde tijdens het inpakken dat ze ook sulpiride capsules voorgeschreven heeft gekregen. Niet echt een middel om 2400 km mee te gaan rijden in haar toestand. De vraag is nu: gaan we haar tegenhouden? Dat is niet in haar belang en niet in ons belang. In het belang van de medeweggebruikers? Mijn kunstenaar vindt: laten gaan. Ik aarzel want er borrelen bij mij verantwoordelijkheden op, zoals altijd. Ze moet moe zijn. Ze is niet mobiel vanwege obesitas. Misschien heeft ze existentiële angsten? Mijn kunstenaar snapt niet waar ik me druk over maak.
Nelli plaatst op ‘n parterretrap ‘n pot staalpillen. Buurvrouw Zwart overhandigt mij een briefje met deze tekst. Buurvrouw Zwart komt lunchen en zij en mijn kunstenaar lopen met hun eerste glas wijn naar boven om het gemaakte werk te bekijken. Buurvrouw Zwart valt voor het bladgoud dat in de aquarellen is verwerkt. Mijn kunstenaar vertelt over Odysseus en de blauwe lotus, over avonturen. Haar ogen blijven op het goud gericht. Het blinkt. Vele glazen later , de maaltijd is verorberd, verlaat buurvrouw Zwart opvallend recht het pand. Ze hoeft alleen maar over te steken. Mooie zeden in Ede, zei oom duw ik even later bij haar in de brievenbus.
Het is een pittig bestaan met al die dakhazen. De twee dames komen ook op atelierbezoek. Zaterdagavond. Terwijl mijn kunstenaar ze zijn werk laat zien, warm ik de albondigas en de tortilla op. We tappen heel wat flessen wijn om de kaken soepel te houden. Ze vertellen over waar ze gewoond hebben, over hun zonen, want voor deze relatie deden ze het met mannen. O ja? Elke week de kleinkinderen? Wat goed, zeg. En volgend jaar in dezelfde periode?
De Palmpasenprocessie start op het Plaꞔa de Convent en gaat door de smalle straten van het dorp. De priester spreekt de menigte vrouwen en kinderen toe vanaf een balkon. Feestelijk gekleed, rode kazuifel. Ik had een paarse kazuifel verwacht, maar mijn kennis is niet meer actueel. De vrouwen hebben palmtakken bij zich. Takken van de olijfboom. Er zijn ook gele palmtakken van kunststof. Er zijn gele knutseltakjes ook. Geen eieren, geen snoep, zoals aan mijn Palmpasen vroeger of een krans van pinda’s en rozijnen. Die pinda’s, daar deed ik als kind een moord voor. Op deze zondag laten wij de processie de processie en begeven we ons naar de begraafplaats buiten het dorp. Het is nu veertig jaar geleden dat Franco in 1975 het leven liet. Wat hij heeft nagelaten is voor ons eigenlijk niet te bevatten. We beseffen dat als we bij de muzikale felle bijeenkomst zijn, waar respect voor de doden en woede om de dictatuur samenvallen. Het is mooi, ontroerend zelfs. Die ontroering kan ik niet voelen bij het nationaalkatholicisme. De huichelachtige lange jurken van de geestelijken waaronder ze veel geheimen en viezigheid verborgen houden. Mijn kunstenaar snijdt de leiders van de wereldgodsdiensten uit in linoleum en drukt ze af. Zwart- wit. Je bent er voor of je bent er tegen.
Mijn kunstenaar zwaait het damesduo uit wanneer hij vers brood haalt. “Misschien tot volgend jaar” roepen ze. Buurvrouw Zwart gaat haar breiwerken inpakken. De werkretraite is voorbij. Het is zonnig en het dakterras komt vrij. "De mooie zeeman nam Anna mee, zei oom Ed” zijn haar afscheidswoorden terwijl ze in de taxi stapt. ”Tsjirp” roep ik haar na. Weg zijn de spinnende dakhazen.
|