Er zijn weer nieuwe gasten aangekomen. Ik heb het huis net schoongemaakt met mijn moedertje, mijn trouwe moedertje. Wat zou ik zonder haar moeten beginnen? De gasten hebben Hollandse kaas meegenomen en stroopwafels. Mijn moeder is er dol op en ook mijn oma snoept altijd mee van de cadeautjes van de Hollanders. In de papieren staat dat gasten mij rond lunchtijd moeten bellen of anders ’s avonds. Er heerst een hardnekkig misverstand. De Hollanders denken dat lunchtijd tussen 12.00 en half 2 is, maar ik ben meestal pas rond 2 uur thuis. Sommigen bellen wel vier keer achterelkaar. Altijd valt er iets te mopperen over het huis. Het douchegordijn is toch wel erg vies. De handdoeken zijn te klein. De lakens zijn te glad. Er is geen schort aanwezig. Er zijn geen schoonmaakspullen. Vorig jaar hadden ze kruiden achtergelaten en die zijn nu op of weg. De gasflessen zijn allemaal leeg. Het grillpannetje is er niet meer. De wasmachine lekt. Ik heb geleerd me er weinig van aan te trekken. Na een paar dagen hoor ik niets meer. Ze zijn dan aan het werk. Nou ja, werk. Ze doen de gekste dingen. Ze schilderen, schrijven en vertalen. Er zijn er die met papier werken, met klei. Er is een dame die landschappen breit van goedkope wol van de Chinese bazaar. Een ander fotografeert vooral. Buiten. Waar ze zo’n atelier dan voor nodig heeft, dat weet ik niet. Op dit moment loopt er een dame rond die met krijt aan de binnenkant van ramen tekent. Ze heeft zich aangesloten bij een project van de gemeente om de plastic tas uit te bannen. In haar tekeningen, die er bizar en gewaagd uitzien, is steeds zo’n tas verborgen. Mijn moedertje en ik gaan wekelijks bij de ateliers langs. We zijn de poetsvrouwen en we kunnen zo ook in de gaten houden of alles goed gaat. We maken een praatje en we dweilen de vloer, de wc, de badkamer, de stoep en de buitenmuur. Dat is hier nodig omdat er altijd weer honden tegen de gevel plassen. Het dorp is vergeven van de honden. Overal liggen de drollen op de straten, vooral in het oude dorp. Als je mannen hard hoort roepen, een naam hoort roepen, dan is het in 80% van de gevallen de hond die tot gehoorzaamheid gemaand wordt. Soms een kind, soms een vrouw. Op de kledingmarkt ’s maandags kom ik meestal wel één van de kunstenaars tegen. Ze zoeken goedkope kleding in de rekken. Ze kopen extra handdoeken, lakens. Het leven is hier veel goedkoper dan in Nederland, zeggen ze. Waarom ze dan toch zo zeuren, weet ik niet. Het zal de Hollandse handelsgeest zijn. Eerlijk gezegd hebben mijn moedertje en ik wel baat bij al die aangeschafte spullen. Een aanvulling op ons inkomen. Laatst hadden mensen snoep voor ons meegenomen. Heel lief, maar wat was het zout en vies. Geldstukken van snoep. Ze hebben vast diep in de buidel getast. Het is hier de week van de vrouw. In de Casa de Cultura zijn er ’s avonds lezingen. Ik zag één van de gasten bij de poëzieavond. Ik kan me niet voorstellen dat ze er iets van heeft begrepen, want er werd zowel in het Valenciaans als in het Castilliaans voorgelezen. Ik zal haar vragen of ze volgend jaar mee doet en ook een gedicht wil voorlezen. Ze is immers schrijfster. De huisvrouwenclub hier organiseert een reisje naar de feesten in Valencia, de beroemde Fallas Valencianas. We gaan met een bus en alles is geregeld. Ik heb er zin in. Mijn moeder gaat niet mee. Voor haar is het te vermoeiend. De gasten maken vaak gebruik van het dakterras. Zelfs bij harde wind. Ze gaan dan liggen op een handdoek. Bruin bakken. Op de zaterdagmarkt zie ik van die dubbelgebakken bleekscheten. Ze hebben, zodra de zon zich laat zien, korte broeken aan, ook de vrouwen. Hun huid is gelooid door het vele zonnebaden. Wij dragen snel een zonnebril, dat wel. Het zijn gewoon twee werelden en de werelden liggen maar 2000 kilometer uit elkaar. De Moren zijn nooit zo Noordelijk gekomen. Ik vraag me trouwens af hoe al deze kunstenaars aan geld komen. Ze betalen toch een aardig bedrag per maand voor de ateliers hier en dan nog alle lunches buiten de deur. En alle wijn die ze kopen. Bier. Noten. Er zijn er ook die veel sinaasappels en citroenen kopen. Voor het dorp is het in ieder geval niet verkeerd. Een paar mannen gaan naar de keramiekcursus hier. De eigenaren van de ateliers waren echte keramiekverzamelaars. Er staan zo her en der verspreid nog wat restanten van hun verzameling. Het meeste is in Valencia en Madrid terecht gekomen. De gemeente wilde niet bijdragen aan de kosten voor een permanent museum. Altijd weer heeft dit te maken met het feit dat ze buitenlanders zijn. De vrouw van het echtpaar sprak vloeiend Spaans. Maar ze had oud geld en ze was daarom verdacht. Die Hollanders hebben ooit de Spanjaarden verslagen en die rekening is nog nooit vereffend. In de tijd van Franco kwamen er weinig Hollanders hier in Spanje, terwijl wij hun inkomsten, maar ook hun ideeën goed hadden kunnen gebruiken. Ik zie dat er een krantje door de tralies bij de deuren van de gasten is gestoken. Een krantje over wat er allemaal te doen is hier in de buurt voor Nederlanders. Spanjaarden in den vreemde zoeken elkaar ook op. In de zestiger jaren is er een groep Valencianen in Nederland neergestreken.. Zij vormden ook een gemeenschap binnen de gemeenschap. De kinderen gingen naar Nederlandse scholen en de mannen werkten bij de hoogovens. Een redelijk betaalde baan, vooral vanwege de ploegendiensten. Ik hoorde dit via een familielid, de broer van mijn oma. Hij woont nu weer hier op het dorp. Slechte longen. Vies werk gedaan. ’s Middags na het eten zit hij buiten in de zon op zijn krukje. Elke dag. Hij hoest veel. Ik breng hem dan een kopje koffie. Die kunstenares van de actie tegen de plastic tasjes. Zij gaat elke morgen zwemmen en daarna koffie drinken op het plein. Ik zie haar zojuist bij iemand in de auto stappen. Een man, een vrouw? Het is een bestelauto met getinte ramen. De auto rijdt regelmatig door de campo. Hij is vies. Er zit veel troep rond de wielkasten. Laatst liep ik langs het gemeentehuis en daar stond ze voor het raam. Haar krijttekening te observeren. Er kwam een politieagent die haar toeriep dat dit niet zomaar mocht. Krijttekeningen maken op ramen. Demonstratief veegde ze met haar hand over de tekening. Niets. De tekening was met goedkeuring van de gemeente gemaakt en zat aan de binnenkant. Geen procesverbaal. Triomf bij de kunstenares. Ze heeft nu al op veel ramen getekend. Lijntekeningen in pastelkleuren. Op de ruit van de Casa de Cultura prijkt een heuse David van Michelangelo. Een naakt. Ze durft, la Holandesa. Op de ramen van haar atelier staan letters en cijfers. Ik begrijp er niets van. Ze wijzigt ze soms. Laatst zag ik haar nieuwe letters toevoegen toen ik bij de overburen was om schoon te maken.
Zaterdag, marktdag. De vrouwen doen inkopen, spreken elkaar aan; de mannen hangen op straat, drinken koffie. Het is altijd gezellig. De kunstenares loopt ook door het dorp en maakt met iedereen een praatje. Ze spreekt heel luid en duidelijk. Een grappig accent heeft ze. De mannen roept ze toe met Hola! Guapo! Ik hoor ze niet terugroepen. Ze blijkt er veel te kennen overigens. De man van de ijzerwinkel, de timmerman, de Engelsman met de grote oren, de zoon van Gaspar. De nispero-oogst is nog niet begonnen. Ze rijpen nog onder hun dekens. Er is weinig regen gevallen en dat betekent dat de mispels klein zijn. Een tegenvaller voor veel boeren hier. De gasten zijn blij dat het hier zo weinig regent. Twee werelden. Ik ga met mijn moedertje even koffie drinken op het plein. Dat doen we meestal op zaterdag. Wanneer ik door de Información blader, valt mijn oog op een kleine advertentie.
Ze doet dus liefdadigheidswerk.
|