|
|
Ik ben nog nooit zo kwaad geweest. Als hete lava kwam de woede omhoog geborreld en voor ik het wist had ik alle schuifjes losgemaakt en alle deurtjes wagenwijd open gezet. Van de kweekkooien, de broedkasten en van de voličre. Toen ik de tuin doorliep, kwam hij net het huis uit. Vogels fladderden rondom onze hoofden. In mijn linkerhand had ik de bijbel geklemd. Met mijn rechter probeerde ik hem een klap te verkopen. Onthutst deinsde Chris achteruit en keek vol ongeloof van mij naar de gele wirwar in de lucht. Als aan de grond genageld bleef hij staan. Een donzig veertje dwarrelde deinend op de wind tergend langzaam onze kant op. Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk landde het op de grond precies tussen ons in. Dat deed Chris ontwaken uit zijn verdoving. Ik zag hoe bleek hij was toen hij het opraapte. 'Je vergist je Kate,' was alles wat hij zei en liep met hangend hoofd het tuinhekje door in de richting van háár huis. Maar ik heb me niet vergist. Hij heeft me bedrogen. Ik heb het bewijs in mijn hand.
Op een dag ontmoette ik de man van mijn dromen. Het was liefde op het eerste gezicht. Hij zag er met zijn fijn getekende neus en warrige bos haar goed uit. Zijn charme was vertederend, maar het meest viel ik op de twinkeling in zijn donkere ogen, die altijd te voorschijn kwam, zodra hij mij zag. De vlinders in mijn buik leken nooit te verdwijnen. Met hem wilde ik oud worden. We vonden een huis met een weelderige tuin in de plaats waar Chris zijn assurantiekantoor gevestigd was, een dikke honderd kilometer van mijn geboortedorp vandaan. Ik woonde tot dan toe bij mijn ouders en was coupeuse in een chique dames- en herenmodezaak. Chris, die al enkele jaren gehuisvest was op de krappe zolder van zijn kantoor, ging er flink op vooruit. Ik verhuisde maar wat graag, al was het bezwaarlijk om elke dag op en neer te reizen. We besloten samen, dat ik mijn baan op zou geven. Chris had een goed inkomen en ik zou binnenkort toch voor onze kinderen gaan zorgen. Het huis was een plaatje. We hoefden er niet veel aan te doen. Hier en daar een lik verf en nieuwe gordijnen. Het oude visgraatparket schuurden we mooi glad. Onze slaapkamer voorzagen we met tientallen kleine lichtjes van een sterrenplafond. Chris en ik hadden dezelfde smaak. Over nieuwe aankopen waren we het snel eens. De inrichting was als uit een dure brochure. Ik was de koning te rijk.
Ik was opgevoed met de bijbel en hoewel ik de kerk bijna nooit meer van binnen zag, was het geloof wel belangrijk voor mij. Chris kwam uit een rooms nest en was niet meer praktiserend. Hij neigde naar het atheďsme. Dat gaf ons de nodige gespreksstof. We kwamen uiteindelijk overeen dat we ons toekomstig kroost zouden laten dopen. In welke kerk lieten we voor het gemak in het midden. Op deze manier stond de geloofskwestie ons huwelijk niet in de weg.
Onze trouwdag was er een van kant en tule. Op het bordes van het stadhuis lieten we een koppeltje witte duiven uitvliegen. Al onze gasten stonden om ons heen en vonden het prachtig, maar nog mooier was, dat de vogels diezelfde dag nog in alle vrijheid terugkeerden op hun veilige nest. Zo zou ook ons leven samen zijn, veilig en vertrouwd, bouwend op elkaar, een echt liefdesnest.
Het huisje en het boompje waren er, maar het beestje liet op zich wachten. We deden er alles aan wat we konden, maar een groot gezin bleek een niet te vervullen wensdroom te zijn. Onze nesteldrang was intens, maar mijn lijf liet me in de steek. Ik trok me terug in mijn eigen 'atelier'. Een van de royale slaapkamers had ik ingericht met mijn naai- en lockmachine, een grote passpiegel en wandkasten, waar ik al mijn materialen in opbergen kon. Een advertentie in de krant leverde me genoeg werk op. Ik naaide maatkostuums en avondjaponnen. Verstelwerk kon ik krijgen zoveel ik wilde, maar mooie, nieuwe creaties hadden mijn voorkeur. Mijn klanten waren tevreden. Ikzelf voelde me ongelukkig en leeg.
Chris bouwde een flinke schuur achter in de tuin, waar hij een voličre tegenaan zette. Het begon met twee koppeltjes, maar binnen de kortste keren had hij ontelbaar veel kanaries. Met zijn mooiste exemplaren toog hij naar een vogelvereniging. Daar, onder gelijkgestemden, speelde zich een groot deel van zijn leven af. Onze kinderloosheid stond schimmig tussen ons in, maar kwam zelden meer ter sprake.
Toen stierven mijn ouders, veel te jong, kort na elkaar. Ik erfde de antieke familiebijbel, een indrukwekkend gebonden boek met zilveren sloten. Ik zette het boekwerk naast hun foto op het dressoir en rouwde lang tijd in stilte.
Chris was altijd met zijn kanaries in de weer. Kweken op zang, kleur en postuur. Urenlang snuffelde hij vakblaadjes door op zoek naar een nieuwe broedmachine. Hij experimenteerde met voer, nestkastjes, kunstverlichting en kon lyrisch zijn over een nieuwe pop met een mooi gesloten verenpakje. 'Kom toch eens kijken, Kate. Dit moet je zien.' Opgewonden kon hij mijn werkkamer binnen stuiven en verwachtte van mij dat ik alles waar ik mee bezig was, liet vallen, met hem mee zou gaan en zou delen in zijn enthousiasme. Wel vaker bekroop me het gevoel dat hij meer om zijn vogels gaf dan om mij. Hij zag het niet eens als ik een nieuwe jurk droeg, die ik met veel geduld kunstig in elkaar had gezet. Ik haatte kanariegeel en kon die eeuwige fluiters wel de nek omdraaien. Op zondag liep Chris met zijn mooiste exemplaren alle vogeltentoonstellingen in het land af. Dat hem dat een hele dag kostte, was voor hem geen probleem. Ik vond het hele keuringsgedoe te saai om mee te gaan. Eerst uit verveling, later uit echte belangstelling, begon ik me te verdiepen in het boek der boeken en dat bood me enige troost. Moedig besloot ik dat het afgelopen moest zijn met mijn verdriet. De goede herinneringen aan mijn ouders zou ik vasthouden, mijn kinderwens vergeten en het zinloze wachten op mijn man, opgeven. Ik kocht een nieuwe, handzame bijbel. De antieke borg ik op in een brandkast in de schuur, waarin Chris ook de tentoonstellingscertificaten van zijn kampioenen bewaarde. Ik sloot me aan bij een bijbelclub en vond er al gauw mijn draai. Ik ontdekte hoe leuk het was om kinderen uitleg te geven over de Heilige Schrift. Ik was er goed in.
Het huis naast ons stond al een tijdje leeg. Er moest veel aan opgeknapt worden en dat hield de kopers tegen, totdat er op een dag leven in de brouwerij kwam. Een forse, blozende vrouw kwam zich voorstellen als onze nieuwe buurvrouw. Adčle heette ze en was alleenstaand. Haar enig kind, een moeilijke puber, had ervoor gekozen een tijd bij zijn vader te gaan wonen. 'Noem mij maar Adje,' zei ze met bulderende stem. 'Dat doet iedereen.' Met Chris kon ze het prima vinden. Ze was weg van zijn vogelvolk. Ze leerde fluiten als een kanarie en hielp hem vaak met de schoonmaak van de voličre. Na afloop zaten ze samen aan een stevige pint. Adčle stond haar mannetje wel. Ze stukadoorde, verfde en plamuurde. Ze verving eigenhandig de dakgoot en voorzag de buitenmuren van nieuwe voegen. Alleen voor zwaar tilwerk had ze Chris nodig en hij had geen bezwaar. Bij Adje was het gezellig, vond hij. Vrolijke muziek schalde door haar huis en als je bij haar koffie dronk, hoefde je daarna thuis niet meer te eten, zo gul voorzag ze je van koek en chocola. Chris kreeg zowaar een buikje. Het viel me op dat de twinkeling in zijn ogen, die hij voordien voor mij gereserveerd had, telkens verscheen als onze nieuwe buurvrouw in beeld kwam. Ik probeerde haar aardig te vinden, maar het lukte me niet. Mijn tevreden man leek niet meer te bestaan. 'Moet dat nou, die stichtelijke muziek?' zei hij op een avond en zette de radio op een lawaaiige popzender. Een andere keer, toen ik hem een nieuwe stof liet zien, schamperde hij: 'Koop toch eens zo'n hippe rok met een mooi topje erop, net als Adje.' Het gezicht dat hij erbij trok was niet mis te verstaan. 'Een kleurtje in je haar zou je best staan, Kate,' was zijn enige commentaar toen ik met een keurig geknipt hoofd van de kapper terugkwam. Zo langzamerhand kreeg ik het gevoel dat er iets mis was met mij. Ik moest iets doen, wilde hem niet kwijt. Gezelligheid moest in ons huis te vinden zijn, niet alleen in dat van haar. Dat leek me een verstandige gedachte. Als kind had ik heel behoorlijk piano leren spelen. Chris had me altijd aangemoedigd om iets met mijn muzikaal talent te doen. Ik kocht een elektronisch orgel en gaf het een plek in de huiskamer. Chris vond het leuk, maar het meest enthousiast was Adčle. Ze bleek een natuurtalent te zijn en speelde tot groot genoegen van mijn man de ene hit na de andere, voorzien van een stevige, ingebouwde beat. Ze was niet te stuiten. Ik had het orgel beter in háár huis kunnen zetten. Zelf kwam ik niet verder dan het spelen van een paar psalmen.
Ineens had ik een baan, buitenshuis. Het was slechts voor zes weken tijdens de zomervakantie, maar dat deerde me niet. De bijbelvereniging was benaderd door het animatieteam van een Christelijk jeugdkamp. Ze zochten iemand die het Woord van God onderdeel kon maken van de spelletjes en toneelstukken, die ze met de kinderen deden. Ik was er de aangewezen persoon voor: zes weken lang, zeven dagen per week van 's morgens vroeg tot halverwege de avond. Ik hoefde er niet over na te denken. Ik deed het. Over Adčle maakte ik me niet al te veel zorgen. Zij had wel wat anders te doen. Haar zoon woonde in de vakanties bij zijn ma. Ik hoopte dat hij haar het leven zuur zou maken.
Het jeugdkamp was boeiend, maar vroeg veel van mijn energie. Op een dag kwam de regen met bakken uit de hemel gevallen. De kinderen in het kamp waren druk en lastig. We konden niet naar buiten en ik werd gekweld door een zware hoofdpijn. 'Je ziet er moe uit, Kate. Ga jij maar eens vroeg naar huis,' zei een van de leiders. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Ik sprong in mijn auto en reed naar huis. Nog voordat ik mijn sleutel in het slot stak, zag ik het blauwige licht van de televisie schijnen. Dat was vreemd. Chris zat nooit in zijn eentje voor de beeldbuis. Zijn kanarievolk was veel interessanter. Ik schudde mijn paraplu uit, hing mijn jas aan de kapstok en vond hem op de bank in de huiskamer. Aan zijn ene kant zat Adčle, aan de andere kant haar zoon. Chris had zijn arm om het joch geslagen. Met zijn drieën volgden ze een familiequiz; een knus en huiselijk, maar niet te pruimen, tafereel. 'Hallo Kate, wat een verrassing!' zei Adčle vals. Kort daarna vertrok ze met zoonlief in haar kielzog naar haar eigen woning.
Ik wist het zeker: ze snuffelt in mijn spullen. Ik rook haar geur in de slaapkamer, in de badkamer en zelfs in het toilet. Het orgel stond vol vette vingers. Chris zei dat ik me maar wat in mijn hoofd haalde. 'Waarom vraag je het haar niet zelf? Vertrouw je haar niet, of mij niet, of ons allebei niet?' Zijn priemende ogen prikten door mijn huid. Ik beefde over mijn hele lijf en wist niet meer wat ik denken moest. Vier weken werkte ik nu voor het jeugdkamp, maar ik kon mijn gedachten er niet meer bij houden. Ik besloot thuis te blijven en meldde me ziek. Dat was niet gelogen. Er zat lood in mijn benen en in mijn hoofd huisde een zware steen.
Poetsen, het hele huis aflikken, leek me het beste medicijn. Ik ruimde kasten uit en weer in. Overtollige spullen verzamelde ik voor de rommelmarkt voor de bijbelclub, in september. Als een dolle raasde ik door alle kamers, maar het was niet genoeg. Ik raakte haar niet kwijt. De schuur, waar ik anders nooit kom, moest ook een goede beurt. De verschillende soorten vogelvoer stonden keurig geëtiketteerd in bussen. Allerlei materialen lagen netjes geordend bij elkaar. In een hoek stond een doos vol boeken, vast allemaal over Chris zijn gevederde vrienden. Of toch niet? Er blonk iets in die doos. Daar moest ik het mijne van weten. Een bijbel. Mijn bijbel! Ik rukte de sloten open. Het duizelde voor mijn ogen. Op het verder lege, maar vlekkerige voorblad las ik: Chris houdt van a. Het stond er in een hoekig nogal primitief handschrift.
Hij is weg, vindt misschien wel troost in Adčle's mollige armen. Weg is ook mijn boosheid. Tranen druppen op de bijbel, die helemaal mijn bijbel niet is. Ik ben teruggegaan naar de schuur en zit op mijn knieën naast de doos vol boeken. Gewone boeken, geen vogellectuur. Romans, thrillers, oude geschiedenisboeken en een versleten bijbel met zilverbeslag. Alles wat Chris verzameld heeft voor mijn fancy fair. Christus houdt van alle mensen. Dat staat er als je door de vieze vlekken heenkijkt. Hoe kon ik me zo vergissen? Heb ik me de hele affaire tussen Chris en Adčle misschien ook verbeeld? Met mijn armen om mijn knieën wieg ik heen en weer en weet niet wat te doen. Mijn oog valt op een vangnet tegen de wand van de schuur. Ik vlieg overeind, grijp het ding en ren ermee naar buiten, maar natuurlijk is er geen enkele kanarie meer te bekennen. Ik vlucht het huis in, sleep me de trap op en laat me op mijn bed vallen. Ik huil mijn kussen nat. Mijn gezwollen ogen willen nauwelijks meer open. Mijn keel zit dicht. Kon ik mijn moeder maar bellen. Ik mis haar nog elke dag. Ze zou tegen me zeggen dat ik met Chris moet praten en ook met Adčle, dat ik eerlijk moet zijn en al mijn twijfels op tafel moet leggen. Het is al donker als ik weer opsta. In de badkamer snuit ik mijn neus en was mijn gezicht met ijskoud water. Misselijk van ellende hijs ik me in mijn jas en trek de voordeur achter me dicht. De meters naar het huis van mijn buurvrouw lijken wel kilometers. Ik begrijp dat 'sorry zeggen' niet voldoende zal zijn.
|
|