|
|
Wie zou mij na bijna dertig jaar nog herkennen? Dat die angst telkens terug kwam, vooral bij dreigend onweer, zoals vandaag… Een psycholoog raadplegen? Van watjes moest ik niets hebben. Problemen loste ik zelf op en afleiding was het beste medicijn. Mijn Engelse vriendin Gwens vierde vanavond haar veertigste verjaardag. Ze had mij gisteren nog gebeld om te vertellen dat ze een speciaal iemand had uitgenodigd. Net verkleed stond ik al met mijn autosleutels in mijn hand, toe ik een auto hoorde toeteren. Nieuwsgierig opende ik de voordeur. Machteld en Berthil stonden met ronkende motor te wachten. Machteld opende het raampje. Ze draaide haar hoofd naar buiten, waarbij haar grote oorbellen bewogen. ‘Annabelle, wil je meerijden naar Gwen? Ik probeerde je al eerder te bellen. Je nam niet op. Berthil speelt vanavond voor Bob. We halen Peter ook nog even op.’ ‘Graag.’ Ik legde mijn autosleutels terug, pakte een grote zwarte dunne kasjmier sjaal en sloot de voordeur af. Het was een klein half uur rijden naar de straat waar ik tijdens mijn huwelijk had gewoond. Gwen en Gordon kochten het pand naast mijn oude huis negen jaar geleden. Deze villa met een rieten dak was nog gebouwd door de ouders van een van mijn vriendinnen. De oude mensen konden de moed niet meer opbrengen om het te onderhouden. Na een grondige opknapbeurt, was de villa nu een plaatje. Op de oprijlaan stonden al een paar auto’s. Een bolide trok mijn aandacht. Peter tikte tegen het raampje. ‘Zeg van wie is die dure bak, vast van een nieuwe ster aan Gwens firmament.’ Gwen kwam mij met uitgestrekte armen tegemoet. ‘Annabelle… fijn om je te zien. Nieuw wat je aan hebt? Uitstekende keus… staat je goed. Kom, ik stel je voor aan Frederic. Hij is psycholoog, de man die met zijn bestseller Mijn relatie, mijn leven op de televisie is geweest.’ Ik zag een knappe man druk staan te praten. De mensen hingen aan zijn lippen. Plotseling moest iedereen hard gelachen. Een populaire vent die niets weg had van een serieuze zielenknijper. Gwen pakte mij bij de arm en keek mij veelbetekenend aan. ‘Frederic, dit is Annabelle. Je moet haar beslist leren kennen.’ Op het moment dat hij mijn hand pakte, voelde ik een schok. Frederic keek mij met een vlaag van herkenning aan. Ik pijnigde mijn hersens af. Zijn gezicht kwam mij ergens bekend voor, al wist ik zeker dat ik hem nooit eerder ontmoet had. Ik slenterde peinzend door de zitkamer die als een typisch Engels landhuis was ingericht en stond stil voor het raam waardoor ik mijn oude huis kon zien. Frederic leek mij een populaire man. Psycholoog. Net wat ik nodig had, gonsde even door mijn hoofd. Ik voelde Frederic naast mij staan. ‘Zo, stond jij te filosoferen? Gwen vertelde het nodige over jou. Ze zei dat ik jou beslist moet leren kennen.’ ‘Zo, moet dat?’ sprak ik pinnig, zonder hem aan te kijken. ‘Je bent een hele mooie vrouw, wist je dat? Intelligent, gevoelig en spiritueel. Zoveel zijn daar niet van.’ ‘Wil je mij verlegen maken?’ Ik draaide mij weg van hem, want zijn aanpak irriteerde mij, hoewel ik ook weer niet ongevoelig was voor zijn complimenten. Zijn aanwezigheid verwarde mij en ik begreep mijn eigen reactie niet. Zo bits gedroeg ik mij nooit. Frederic was een aantrekkelijke man, al bracht zijn nabijheid vreemd genoeg die nare herinnering boven. Ik voelde dat Frederic telkens mijn kant uitkeek. Zou bij hem ook een soort déjà-vue spelen? In de eetkamer bewonderde ik Gwens beeldig gedekte tafel. Ze had alles in het wit gedekt. Het kantenkleed was nog van haar grootmoeder geweest. Het zilver glom en blonk. Op de mooi gekalligrafeerde naamkaartjes zag ik dat Gwen mij naast Frederic had gezet. Frederic met een ‘c’. Ik bewonderde het prachtige bloemstuk dat op tafel pronkte en tikte Gwen op haar arm. ‘Kan je mij niet een andere plaats geven? Frederic lijkt me een arrogante vlerk.’ ‘Daar vergis jij je in. Als hij niet in het spotlight staat is hij ontzettend aardig. Geef hem een kans. Als ik na het voorgerecht niet gelijk heb, kan je altijd met mij van plaats wisselen. Je zit dan wel naast Peter.’ ‘Oké, ik waag het erop.’ Frederic stond al weer naast mij. ‘Zo, durf je echt naast mij te zitten? Bang dat ik jou ga analyseren?’ ‘Ik geef je één kans.’ Ik keek in de antieke spiegel en bolde met mijn vingers mijn haar op. ‘Je haar zit perfect. Kom, we mogen al aan tafel.’ Hoffelijk schoof hij mijn stoel aan. Na het originele voorgerecht, geroosterde groenten met een forel mousse, bleek Frederic erg mee te vallen. Gwen had geen woord teveel gezegd. Ik begon hem zelfs aardig te vinden. Hij was, charmant en zeer onderhoudend. Een paar keer raakte mijn blote arm zijn jasje De stof voelde prettig aan. Prima kwaliteit, vast niet uit het rek bij C&A. Ik gniffelde. Frederic keek mij onderzoekend aan. Ik deed mijn kin omhoog. ‘Zo, kan je ook zien wat je patiënten denken?’ ‘Ik zie jou niet als patiënt.’ ‘Hoe dan? Als slachtoffer?’ Ik kon zichzelf wel slaan, dat ik dit eruit had geflapt. Het scheen Frederic niet te deren. Tijdens het dessert spraken we weinig en bij de koffie was het ijs weer helemaal gebroken. Ik merkte dat ik hem graag weer wilde ontmoeten.
‘Mag ik je thuisbrengen?’ vroeg hij met een charmant verlegen lachje. ‘Graag.’ Mijn hart klopte in mijn keel en ik voelde mij een puber. ‘Waar kan ik jou droppen? Ik hoorde van Gwen dat jij nu in Bloemendaal woont. Dat kan ik zo vinden. Als jij mij zegt hoe ik het laatste stuk moet rijden.’ ‘Prima, ik zal je de weg wijzen.’ Gwen gaf mij een stoute knipoog. ‘Frederic is voor jou bestemd...’ Frederic hield het portier van zijn Bentley cabriolet open en keek of mijn sjaal niet tussen de deur kon komen. We reden zwijgend naar Bloemendaal. Zijn nabijheid gaf mij een goed gevoel en het deerde niet dat hij geen woord sprak. ‘Deze weg uitrijden en daarna naar links.’ In de buurt van mijn huis knikte Frederic alleen. ‘Hier is het.’ Frederic stopte voor de deur. ‘Wat een gezellig huis… heb je dit pandje al lang?’ ‘Ongeveer zeven jaar. Na mijn scheiding kon ik dit kopen en het bevalt mij hier prima. Vertelde Gwen jou dat we vroeger buren waren?’ ‘Nee, daarover zei ze niets… mis je je oude buurtje niet?’ Zonder een antwoord af te wachten, stapte hij uit, hield het portier voor mij open en ging mee naar de donkergroen gelakte voordeur. ‘Zo, nu weet ik dat je veilig thuis bent. Goedenacht Annabelle, ik heb van je gezelschap genoten.’ Weg was hij. Geen hand, geen kus… Vreemd. Wel zo goed, want om meteen met hem het bed in te duiken, wilde ik niet. Die tijd was voorbij. Voor hem blijkbaar ook. Wat wist ik eigenlijk over hem, behalve dat hij een succesvolle psycholoog was? Hij zag er goed uit, lang en slank. Zijn blonde haar werd al een beetje grijs. Zijn zwierige gedrag kon plotseling in verlegenheid omslaan. Verder was hij zonder meer charmant. Ik was te moe om hem te Googelen. In bed kon ik niet in slaap komen door het weerlicht dat bijna onophoudelijk tekeer ging. Al was het bloedheet, ik herinnerde mij die jongen met dat pistool weer en begon te rillen.
Na Berlijn en Londen, had ik het qua reizen even rustig. Over een week moest ik naar New York, waarvoor ik het nodige aan het uitzoeken was. Ik zat daarvoor thuis in mijn oude jeans met uitgeschopte schoenen achter mijn laptop met een glas wijnen schrok op van de bel. Frederic stond met een verlegen lachje voor de deur. ‘Kom binnen, wil je ook een glas wijn? Ik ben druk aan het werk. Een korte pauze kan ik best inlassen.’ Frederic keek rond. ’Wat heb jij een smaak zeg, mijn complimenten. Ik kom niet dikwijls in zo’n warm nest.’ ‘Dank je. Ik wil niet graag in een mortuarium thuiskomen.’ ‘Ik wilde je weer zien,’ zei hij eenvoudig. Ik haalde een glas uit de glazenkast. Frederic pakte de openstaande fles en schonk eerst mijn glas bij ‘Cheers,’ zei hij, waarna hij in gedachten voor zich uit staarde. ‘Woon je hier in de buurt?’ ‘Nee, ik heb een huis in Amsterdam. De Apollolaan…’ ‘Is dat wel veilig? Ik hoorde dat veel mensen daar niet meer willen wonen. Blijkbaar wemelt het daar van de boefjes.’ ‘Zeg gerust harde criminelen. Ik zit vlak bij het Hilton hotel. Erg gemakkelijk. Ze verzorgen mijn was en ik kan daar altijd een hapje eten.’ ‘Heb jij geen liefhebbende echtgenote?’ Hij keek mij peinzend aan. Een tijdje zei hij niets. ‘Wil je een knabbeltje erbij? Ik kan een ei bakken, want meer heb ik niet in huis. Over een week moet ik alweer naar New York.’ ‘Een ei is prima. Ik wil je niet van je werk houden.’ Ik ging naar de keuken. Even later kwam hij achter mij aan. ‘Kan ik iets voor je doen?’ Ik wees. ‘Pak twee borden uit de kast. Wil je toast? Ik heb alleen bruin brood. Zoute boter?’ Ik pakte een pan, brak de eitjes en vroeg of hij de dooier heel wilde hebben. Hij gedroeg zich voorbeeldig. Bescheiden, geïnteresseerd en behulpzaam. ‘Frederic, vertel eens iets meer over jezelf.’ ‘Gewoonlijk is het omgekeerd en moet ik alle verhalen aanhoren.’ ‘Krijg je er nooit genoeg van om de naar ellende van anderen te moeten luisteren, of wordt dat gecompenseerd door je dure rekeningen?’ ‘Annabel, je bent adorabel. Ik kan je wel kussen.’ Hij deed dat niet en hij leek mij niet gay. Ik zwaaide hem uit en ging daarna weer aan de slag. In bed vroeg ik mij af of hij ergens mee zat. Wat, dat wist ik niet. Druk, had ik het, zodat de gedachte aan Frederic op de achtergrond raakte. Na de presentatie in New York stond hij tot mijn verrassing in de aankomsthal van Schiphol. ‘Ik heb naar je aankomst bij je bedrijf geïnformeerd,’ zei hij een beetje schaapachtig. ‘Knap van jou, dat je mij hebt gevonden, want ik ben in deze drukte al diverse keren iemand misgelopen.’ In plaats van naar mijn huis te rijden, reed hij door naar zijn eigen bedoening in Amsterdam. ‘Ik wil je graag naar mijn huis meenemen. Vind je het erg? Kan je die tijd missen?’ ‘Mijn baas verwacht mij heus niet met een jetlag op kantoor.’ Hij deed de voordeur open. ‘Ik ben bang dat jij dit een mortuarium zult vinden.’ Daar leek het wel op. Steriel wit. ‘Heb je praktijk aan huis? Komen hier alle gekken en gestoorden? Sorry, dat flapte ik eruit. Ik bedoel natuurlijk de minder labiele mensen en de mensen met grote problemen. Kan jij deze allemaal oplossen?’ Hij zei zacht: ’Ik ben geloof ik bezig om verliefd op jou te worden.’ Ik slikte het grapje dat ik hierover wilde maken nog net in. Ik draaide mij om en keek naar buiten om mijn gevoelens tot bedaren te brengen. Frederic kwam achter mij staan. Hij legde zijn handen op mijn schouders en trok mij naar zich toe. Ik leunde tegen hem aan. Dit gaf een prima gevoel. Plotseling ging de telefoon. De betovering werd verbroken. Frederic liet mij los om de telefoon op te nemen. Hij was weer een en al charme. Hij bleek meteen weg te moeten. ‘Ik laat een taxi voor je komen. Het spijt mij enorm Annabelle. Dit was niet te voorzien.’ Ik was behoorlijk door de war en ik kon nog geen hoogte van hem krijgen. Ik had nooit eerder met een psycholoog gevreeën. Wellicht hadden deze lui ergens een tik van de molen gekregen.
Het duurde nog een week voordat ik Frederic zag. Bellen deed hij niet. Hij stond weer voor mijn deur, ditmaal met een grote bos rozen. ‘Ik hoop dat ik het niet verbruid heb.’ ‘Tja, je werk gaat natuurlijk voor. Wil je mij vertellen waarover de paniek was, of is dit beroepsgeheim?’ ‘Ik praat liever niet over mijn werk, als je dat niet erg vindt.’ Ik antwoordde niet. Zo leerde ik hem nooit kennen. Hij hoefde ook niet in details te treden? ‘Laten we niet op de stoep blijven staan. Wil je binnenkomen?’ Frederic stapte weer in mijn leven. Ik dankte hem voor de beeldige rozen. In de keuken zocht ik een vaas. Zonde om de bloemen niet meteen te verzorgen. Frederic keek hoe ik met de bloemen in de weer was. ‘Kwam je langs om te zeggen dat je het vervelend vond dat je mij met een taxi naar huis moest laten gaan, of is er iets anders.’ ‘Herinner je nog wat ik gezegd heb?’ Ik bloosde. Hij pakte mij beet en kuste mij. Dit keer smolt ik voor hem. ‘Annabelle, ik wil je dolgraag goed leren kennen. Zou je iets voor mij kunnen voelen?’ We omhelsden elkaar nog een keer. Frederic pakte mij op en droeg mij naar de grote bank. Hij kuste mij weer en streelde mijn borsten. Ik huiverde. Hij hield abrupt op. ‘Oh,’ kreunde ik, ‘moet dat nou?’ ‘Ik wil het nu niet verpesten. Ik wil dat onze eerste keer samen onvergetelijk is en dat is geen vrijpartij op de bank, zoals je waarschijnlijk vaker hebt gedaan.’ ‘Als je zo over mij denkt, kan je opdonderen.’ Hij vertrok en de nachtmerries kwamen terug. Zou ik wel naar een psycholoog moeten gaan? Frederic?
Ik was 9 jaar. Met een stel klasgenootjes speelde ik in de duinen bij Overveen. Het weer was dreigend en het zag er naar uit dat een donderbui elk ogenblik zou kunnen losbarsten. Er klonk al gerommel in de verte. Typisch weer voor augustus, snikheet en drukkend. Mijn vriendinnen moesten voor zes uur thuis zijn. Mijn ouders hadden deze avond een partij. De oppas juffrouw Christine zou het eten toch niet eerder dan 7 uur klaar zou hebben. Ik bleef daarom nog even hangen. Plotseling zag ik een paar jongens van een jaar of 15 opgewonden met elkaar spreken. Ze hadden iets gevonden. Toen ik beter keek, zag ik dat een van hen een pistool in zijn hand had. Nieuwsgierig liep ik hun kant uit. Ik ving het een en ander op. ‘Hier liggen nog spullen van de Duitsers.’ ’Dat is gevaarlijk, we moeten dit aan de politie laten zien.’ Waarop de andere jongen zei: ’Daarmee kan je toch niet meer schieten, want het is helemaal verroest.’ ‘Laten we even proberen, kijk daar komt een mijnheer aan, we zullen hem even bang maken.’ Bang dat ze mij misschien iets zouden willen doen, verschool ik mij. Ik zag een jongeman van een jaar of twintig langslopen. Toen hij de jongens met het pistool zag, hield hij lachend zijn handen omhoog. Hij speelde het spel mee. Een van de jongens schoot. De man kreunde en viel bloedend neer. De knullen schrokken zich rot. Gesmoord riep de man om hulp. Aan de grond genageld zag ik dat de jongen panisch werden. ‘Gaat hij dood? We moeten hem begraven,’ zei eentje. ‘Ben je gek geworden,’ hoorde ze een andere jongen zeggen. ‘Als de politie hier achter komt, gaan we naar de gevangenis.’ Ik zag vol afschuw dat ze een schep pakten. Toen de hoop zand niet meer bewoog, renden de jongens weg. Ze keken nog een keer achterom. De jongen die geschoten had zag mij staan. Hij had een ijskoude blik. Zo hard als ik kon rende ik naar mijn fiets. De jongen liep met het pistool achter mij aan. Ik struikelde bijna en kon net weg fietsen voordat hij mij kon aanraken. Hij richtte het pistool op mij, en riep dreigend: ‘Als je één woord hierover zegt, zal ik je weten te vinden.’ Ik fietste of de duivel op mijn hielen zat. Trillend op mijn benen kwam ik thuis. Mijn jurk plakte aan mijn lichaam. Ik wilde meteen de telefoon pakken om de politie te vertellen wat ik gezien had, maar durfde dat niet. Stel dat de jongen mijn naam zou horen en mij dan ook ging vermoorden. Tijdens het eten moest ik steeds aan die arme man denken die onder het zand lag. Ik wilde hem redden. Ik at zo snel ik kon en zei tegen juffrouw Christine dat ik iets vergeten had. Tot mijn verbazing zag ik geen hoop zand meer. De man was verdwenen. Kon hij op eigen gelegenheid onder het zand uit zijn gekropen? Had de politie hem gevonden? Lag hij in een ziekenhuis? Was hij dood? Ik wist het niet, maar ik voelde mij vreemd genoeg wel verantwoordelijk voor de ellende die hem was aangedaan. De jongen die geschoten had, was blond. Hij had zijn bloes uitgedaan, waarschijnlijk omdat het zo bloedheet was. Op zijn rug had ik een grote moedervlek in de vorm van een hart gezien. De andere jongen had donker haar. Ze waren beiden een jaar of vijftien. De derde jongen had ik niet goed kunnen zien, want hij stond gebogen over de plek waar ze het wapen hadden gevonden. Toen ik de plek waar de man had gelegen nog eens goed bekeek, zag ik dat zijn bloed door het zand was opgezogen. Met een stok prikte ik in de hoop zand. De man was echt verdwenen. Toch had ik duidelijk gezien hoe hij in zijn lichaam geraakt was. Even boven zijn middel en waarschijnlijk had de kogel een long of zijn hart doorboord. Even verderop zag ik iets glinsteren. Ik liep er op af. Het was een horloge. Ik pakte dit op. Op de achterkant stond een naam gegraveerd. Frederik. Ik stopte het horloge in de zak van mijn jurk. Toen ik bij mijn fiets kwam, zag ik de jongen die geschoten had weer. Ik verborg mij in de bosjes. Tussen de bladeren gluurde ik naar de plek waar ze de man hadden begraven. De jongen met de moedervlek zocht naar iets, zeker zijn horloge. Net goed dat je dit niet kan vinden, je had ook niet mogen schieten, schoot door mijn hoofd. Toen ik wilde weg fietsen, raakte ik per ongeluk haar fietsbel aan. De jongen hoorde dat en ik zag dat hij schrok. Hij had mij herkend… Onze blikken kruisten elkaar en ik wist zeker dat hij zich mij altijd zou herinneren. Zo snel ik kon fietste ik met kloppend hart naar huis. Ik hoorde dat de hulp mijn broertje aan het voorlezen was. Ik deed mijn schoenen uit en liep naar de keuken, pakte de schaar en sloop naar boven. Voor de spiegel knipte ik mijn vlechten af. Ik schudde mijn korte haar heen en weer en liep naar beneden. ‘Wat heb je nou gedaan?’ ‘Juffrouw Christine, dat ziet u toch?’ ‘Kind, wat zullen je ouders zeggen…’ Ik draaide mij om en zei zo rustig mogelijk: ‘Ik wilde iets anders.’ ‘Kom, dan zal ik het bijknippen. Zo gaat het echt niet.’ Ik gaf juffrouw Christine de schaar.
Jaren durfde ik niet meer naar Kraantje Lek te gaan. Ik was getuige van een misdrijf geweest. Deze jongen was een slecht mens om iemand die nog leeft te begraven. Zo ging je niet met mensen om, had ik geleerd. Na deze gebeurtenis, keek ik elke avond onder haar bed. Nadat ik figuur kreeg, hoopte ik dat de blonde jongen mij niet meer zou herkennen. De nachtmerries bleven, al werd de frequentie minder. Kon Frederic mij helpen? Deze ernstige Frederic straalde vertrouwen uit. Ik kon mij voorstellen dat zijn patiënten hun ziel en zaligheid aan hem bloot zouden leggen. Wie weet kwam onze relatie niet goed van de grond door mijn argwaan. Ik zat nog steeds met dat schuldcomplex dat ik de neergeschoten man niet had kunnen redden. Wat was er met hem gebeurd? Blijkbaar waren de jongens nooit gepakt. In de kranten had destijds niets over een moord gestaan. De volgende morgen was ik eerder op. Ik pakte het horloge en legde dit op zijn bord. Ik kreeg vlinders in mijn buik van angst. Waar was ik mee bezig… Frederic kwam beneden. Hij gaf mij een kus en hij liep naar het bord om te kijken wat daarop lag. ‘Zo is dit oude horloge een cadeautje voor mij? Wat heeft dit te betekenen.’ Hij pakte dit op, terwijl hij de achterkant bekeek. ‘Frederik staat erop, wat moet ik met dit kreng.’ ‘Herinner jij je niets meer?’ Frederic bromde iets dat op neen moest lijken. ‘Denk goed na, 30 jaar geleden in de duinen bij Kraantje Lek. Weet je nog wat daar destijds is gebeurd?’ ‘Kan jij iets duidelijker zijn?’ ‘Hiervoor moet ik eigenlijk gaan zitten, want het gaat hierom het trauma waarover ik je al eerder sprak.’ Frederic zag dat het mij erg hoog zat. Hij gedroeg zich nu helemaal als therapeut. ‘Ik was 9 jaar,’ begon ik. Toen ik het hele verhaal verteld had, zag ik dat Frederic bleek wegtrok.
|