Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2002  Barbara Joy  Beoordeling BSN

Los zand - Barbara Joy

Voorzichtig, om haar niet wakker te maken, trek ik het dagboek uit haar handen. De grote, nog kinderlijke letters verleiden tot lezen. Een kort moment aarzel ik, dan sla ik het schriftje met de pluchen kaft resoluut dicht. Jolien mompelt iets en gooit zich op haar zij. Het smalle stapelbed protesteert kreunend.
Joris ligt roerloos. Verwarde haren, warme wangen. Een hele dag zee, zand en Franse zon hebben hem knock-out geslagen, lijkt het wel. Ik blijf even kijken naar mijn slapende tieners. Beelden verschijnen van toen ze nog klein waren en samen op één kamer wilden slapen. Wat zijn herinneringen toch wonderlijke dingen, denk ik als ik het lichtje uitknip en naar het zitgedeelte van onze caravan loop. In een fractie van een seconde ben je terug in de verleden tijd.
Fred heeft twee rode wijntjes ingeschonken. Hij kijkt op. 'Slapen ze?'
'Als marmotten.' Mijn geluksgevoel trekt weg als ik zie dat hij weer in gepeins verzinkt. Hij staart naar zijn glas en strijkt met z’n duim en wijsvinger over z'n snor. Steeds dezelfde beweging. Zijn gedachten bij vertes die ik niet ken en waar hij me ook niet mee naar toe wil nemen.
We schrikken allebei als er iemand op het raam tikt. Voor ik me realiseer wat er gebeurt, schuift Fred het gordijntje al opzij. Een jonge man met donkere krullen wil ons met veel gebaren iets duidelijk maken in het Frans.
Fred stapt de voortent in. Ingespannen luister ik naar het geluid van de rits en de gedempte stemmen. Het vertrouwde gebrom van Fred en lichtere klanken in levendig Frans. Ik kan er geen wijs uit worden en ga in de deuropening staan. Een tengere jongen van een jaar of twintig steekt lachend zijn hand naar me uit.
'Bonjour madame, ik heet Stephanó.'
'Hij wil iets hebben, maar ik begrijp niet wat,' zegt Fred met hulpeloze blik.
Stephanó kijkt me aan en herhaalt zijn vraag.
'Lucifers,' zeg ik. 'Hij wil een doosje lucifers om de gaslamp aan te steken.'
Ik stap naar voren om Fred door te laten. 
'Ik werk hier op de camping,' zegt Stephanó. 'Alleen tijdens de vakantie. Ik ben student. Met nog een paar andere jonge mensen woon ik in die oude caravan, daar.' Hij wijst in de richting van de tennisbanen en ik knik alsof ik weet waar hij het over heeft. Fred geeft hem lucifers.
'Wilt u een glaasje wijn?' vraag ik spontaner dan ik meestal ben.
'Merci, heel vriendelijk van u, maar nee. Mijn vrienden wachten op mij.' Hij buigt en bedankt ons alsof we zijn leven hebben gered. Fred laat hem uit en komt zwijgend tegenover me zitten. Hij trommelt met zijn vingers op het tafelblad.
'Aardige jongen,' zeg ik om de spanning te breken.
'Ja hè?'
'Wel een beetje overdreven.'
'Dat is gewoon een vorm van beleefdheid. Ze kunnen van die Fransen zeggen wat ze willen, maar manieren hebben ze wel. Trouwens, deze camping is ook prima, vind je niet?'
Ik knik. Het valt me op dat zijn ogen glanzen.
'Het weer zit natuurlijk ook mee.'
'Ja, dat kun je wel zeggen. Vive la France. Jammer alleen dat je de taal niet goed beheerst hè?' plaag ik een beetje. Ik wacht even, maar hij reageert niet. 
'Voor Joris is dat geen probleem, die heeft het hier geweldig naar z'n zin; zolang hij maar met zijn bodyboard in de weer kan zijn. En hij maakt natuurlijk makkelijk vrienden. Dat zal straks in de brugklas ook wel zo zijn. Jolien is wat dat betreft heel anders. Van haar kan ik soms geen hoogte krijgen, misschien dat jij eens...'
Opnieuw die afwezige blik. 
'Fred, hoor je wel wat ik zeg?'
'Eh ja. Jolien. Wat is er met haar?'
'Met haar? Wat is er met jou! Ik heb het over ons kind en het interesseert je niets. Vroeger waren jullie two of a kind, altijd samen en nu... Je kan niet alles op die zogenaamde midlifecrisis van je afschuiven. Dat je met jezelf in de knoei zit en af en toe als een zombie rondloopt is nog tot daaraan toe, maar dat je geen oog hebt voor je kinderen, dat begrijp ik gewoon niet. Wil ik ook niet begrijpen!
'Je hebt gelijk. Ik moet meer met hen doen, maar Jolien... Vroeger, toen ze nog kind was leek het allemaal zo makkelijk, ging het vanzelf. Maar nu, ze verandert met de dag.'
'En Joris dan?' wil ik vragen, maar hij heft z'n handen op en maant me tot zwijgen.
'Oké, oké. Het ligt aan mij, ik weet het. Misschien was deze vakantie toch een verkeerd idee. Sorry.'
Ik zou hem door elkaar willen schudden, gillen desnoods, als ik maar wist hoe ik hem kon bereiken. Alles beter dan die verlammende machteloosheid. Hij kijkt me aan als een kind dat een standje krijgt.
'Je denkt misschien dat het me allemaal koud laat, maar dat is niet zo. Het spijt me, het spijt me echt. Maar ik..., ik kan gewoon niet anders.'
Zeg dit niet, denk ik. Verschuil je niet achter woorden die de afstand alleen maar vergroten. Een afstand die ik niet weet te overbruggen, ook niet nu we op vakantie zijn. Opeens haat ik mezelf om de naïviteit van die verwachting. Geïrriteerd pak ik de fles wijn. 'Moet jij ook nog?'
Hij knikt. 'Alsjeblieft. Dankjewel.'
Beleefd, alsof we vreemden zijn. Opnieuw zie ik er tegenop om straks naast hem te liggen. Het lijkt wel of het bed elke dag smaller wordt.

Met z'n vieren lopen we de paar honderd meter naar het strand. Joris en Jolien lopen voor ons uit. Joris over het gras met grote, stoere passen. Het pad stijgt langzaam. Even verderop gaat de camping geleidelijk over in lage duinen en tussen de tenten en caravans door zie ik de zee schitteren. De warmte van de ochtendzon ligt aangenaam tegen mijn huid. Een zacht briesje voert kruidige bloemengeuren mee van planten en struiken die hier schijnbaar moeiteloos groeien. Geuren die een vakantiegevoel opwekken. Problemen lijken opeens verder weg. In de paar dagen dat we hier zijn is er een prettig ritme ontstaan, merk ik. Een nieuwe cadans waarin geen plaats is voor haast en onrust. Alleen al het gezamenlijk ontbijten. Als ik koffie zet, gaat Fred om warme croissantjes en een Nederlandse krant. Net als het nieuws van gisteren dringt het leven aangenaam vertraagd tot me door.
Rechts van het pad zit Stephanó. Gehurkt bij een paaltje doet hij iets met een kraan. Hij zwaait en groet uitbundig. Ik zwaai terug. Jolien staart hem met open mond aan.
'Hij heet Stephanó, is student en werkt hier, zeg ik.'
'Hoe weet jij dat?'
'Omdat hij gisteravond in onze caravan geweest is.'
'In onze... Waar was ik dan?'
'Jij sliep al.'
'O.'
Stephanó kijkt ons na met dromerige donkere ogen. Trots zie ik hoe mooi Jolien is. Een veulen op hoge benen met lang blond haar.
'Het zal niet lang meer duren voordat we vriendjes over de vloer krijgen,' zeg ik tegen Fred.
Hij knikt en lijkt ineens jonger, gelukkiger ook. Misschien komt het toch nog wel goed met hem, met ons.
Jolien kijkt nog steeds naar Stephanó en struikelt over een scheerlijn. Ze moet een paar rare stappen zetten om niet te vallen.
Joris lacht haar openlijk uit en slaat dramatisch zijn hand tegen z'n voorhoofd.
'Help, mijn zuster is verliéfd.' Dan imiteert hij haar stem. 'Waar was ik ma toen die strakke gozer in onze caravan kwam? Had je me niet wakker kunnen maken?'
Jolien wordt nog roder. 'Doe niet zo achterlijk, randdebiel.'
Maar Joris weet van geen ophouden. 'Het is hier zo saai. Geen disco en al helemaal geen leuke jongens. Maar nu hebben we Stephanó. Is het geen stuk ma?'
'Jij moet nu echt je bek gaan houden man, anders ga ik jou heel hard spenken. Zo hard dat je de rest van de vakantie niet meer op je kont kan zitten.'
'Spenken?' herhaalt Fred. 'Weer wat nieuws, ken jij dat?'
Ik schud mijn hoofd. 'Turbotaal hè. Dat gaat allemaal zo snel. Net als de kinderen, als je even niet oplet zijn ze volwassen.'
We installeren ons op strand. De verhuurder van de strandstoelen komt direct op ons af.
'Twee stoelen en twee parasols?' vraagt hij.
Hij weet het al. Een voor mij en een voor Joris. Jolien ligt liever op een handdoek. Ze rolt haar strandlaken uit en legt hem demonstratief een paar meter verderop. Joris rent naar het water. Als alles staat, schraapt Fred z'n keel. Hij kijkt naar Jolien. 'Zullen we een kuil graven?'
'Een kuil? Kom nou zeg. Waarom geen kasteel of zandtaartjes? Nee dank je, ga jij maar lekker rennen.'
'Nou, als niemand me verder nodig heeft, ga ik maar. Tot vanmiddag.' Als hij mijn blik aftast, zie ik in zijn ogen iets van een schuldgevoel. Eindelijk. Vast van plan m'n vakantiegevoel overeind te houden, zwaai ik hem vrolijk toe. 
'Ja doei. Veel plezier.' Ik kijk hem na terwijl hij in rap tempo kleiner wordt.
'Ontspannende dingen doen en meer bewegen', adviseerde de arts hem na die eerste hyperventilatieaanval waarbij we allemaal dachten dat hij doodging. Maar ook zonder dat advies, zou hij iedere dag gaan lopen. Hij heeft gewoon de rust niet om stil te liggen. Ik zucht. De tijd dat we als gezin dezelfde vrijetijdsbesteding hadden, ligt al ver achter ons. Ik moet blij zijn dat de kinderen nog mee gaan. Het is altijd beter dan vorig jaar, troost ik me. Beelden van Fred in het ziekenhuis dringen zich aan me op. De angst en de opluchting toen bleek dat er niets met z'n hart aan de hand was. 
Joris komt aanlopen met een gebruind blond joch. Hun handen vol schelpen.
'Hij heet Frits,' wijst Joris 'en komt uit Duitsland.'
Ik zwaai en begroet Frits in het Duits.
'Hij is al dertien, maar ik ben bijna een kop groter als hem.'
'Groter dan hij,' verbeter ik automatisch.
'Jezus ma, ik zit niet in je klas, trouwens je hebt vakantie.'
'Je moet je nog insmeren,' zeg ik. 'Kijk maar, je wordt al rood.'
Joris kijkt onwillig.
'Anders moet je een shirt aantrekken,' beslis ik.
'Ja dahag. Ik ben geen mietje.'
'Wat is dat?' vraagt Frits.
'Eh, ma, hoe heet dat in het Duits?'
'Ik weet het niet, ik heb vakantie. En sta eens stil, zodat ik je rug kan insmeren.'
'Doe niet zo flauw, je weet het best.'
'Nee echt niet, zulke woorden leerden wij niet op school. Homo, misschien?'
'Homo?' herhaalt Frits.
Joris knikt. Gearmd lopen ze weg. Joris klapt dubbel van het lachen als Frits met overdreven vrouwelijke gebaren een homo nadoet. Glimlachend kijk ik ze na. Heerlijk om nog zo onbekommerd kind te kunnen zijn. Dat zal straks in de brugklas wel veranderen.
Jolien ligt op haar buik in een te wijd T-shirt. Ze heeft haar rug enigszins naar mij toegekeerd en schrijft een brief. Vermoedelijk naar haar vriendin. Met Daniëlle praat ze gelukkig wel. Zoveel dat haar beltegoed al na drie dagen op was. Fronsend zuigt ze op haar pen. Op dezelfde manier als Fred dat kan doen.
Ze ligt te ver bij me vandaan om een gesprek te voeren. Haar voeten bewegen op het ritme van de muziek uit haar walkman. Herhaalde beweging, hetzelfde ritme. Ik loop naar haar toe en ga zo nonchalant mogelijk naast haar zitten. 'Heb je het een beetje naar je zin?'
Geïrriteerd trekt ze een oordopje uit haar oor. 'Hoezo?'
'Nou ik bedoel; verveel je je niet? Wil je soms ook een stukje langs het water wandelen?'
'Joggend zeker, net als papa?'
'Wat jij wilt.'
'Wat ik wil? Dat weet je toch. Ik wil met mijn vriendinnen naar Spanje.'
'Daar hebben we het al over gehad. We vinden je nog wat te jong. Misschien als je zestien bent.'
'Dat duurt nog anderhalf jaar. Tot die tijd zit ik dus met jullie opgescheept.'
'Vind je dat zo erg dan?'
'Van pa heb je nauwelijks last, die is alleen maar met zichzelf bezig, maar eh.. ik wil een brief schrijven, oké?'
Langzaam loop ik terug naar mijn ligstoel, mijn voeten voelen opeens zwaar aan. 
Langs de vloedlijn loopt een jong stel. Ze blijven staan om elkaar te zoenen, minutenlang. Zo waren wij ook. Samen één zonder je bewust te zijn van tijd of ruimte, stijgend naar een niveau waarop de essentie van geluk beleefd wordt. Een pijnlijk verlangen naar de tijd dat alles nog ongecompliceerd was, ploft neer in m'n hart. Nu lijkt het soms of het leven als los zand door m'n vingers glipt.
Mijn boek ligt geopend voor me, maar de woorden willen maar geen begrijpelijke zinnen vormen. Ik kijk naar de zee waarin het pastelblauw van de lucht weerspiegeld wordt. Het licht verandert langzaam, wint aan intensiteit. Verder weg worden de kleuren dieper. Nog verder, waar de zee de lucht ontmoet, hangen een paar pluizige wolken. De weidsheid laat me vrijer ademen. Een meeuw vliegt met krachtige vleugelslagen tegen de wind in. Hoger en hoger. Daarna zweeft hij in een sierlijke glijvlucht richting strand. Met een plons verdwijnt hij in de branding om vrijwel meteen weer boven te komen met een zilver glanzend visje. Ik ga op m'n buik liggen. Onder de parasol is het aangenaam warm. Aan mijn oogleden merk ik dat ik gisteravond te lang heb liggen piekeren. Vannacht. Het lijkt langer geleden. Toch vreemd dat zorgen overdag kleiner lijken. Strandgeluiden raken op de achtergrond als ik luister naar de aanrollende en omslaande golven. Langzaam word ik opgenomen in het kalmerende ritme. 

'Daar komt papa.' Jolien schudt me wakker. Bijna drie uur, zie ik op m'n horloge. Die heeft het lang uitgehouden. Ik tuur naar de waterkant en herken hem aan z'n loopje. Langzaam slentert hij onze richting uit. De trainingen in de sportschool hebben hem goed gedaan, zie ik. Hij mag er nog wezen, zeker nu hij zo mooi bruin is. Een verlangen waarvan ik dacht dat het gestorven was, kriebelt onder mijn huid. Ik kom overeind en drink een paar slokjes ijsthee. Fred gaat in mijn zon staan.
'Ook dorst?'
'Nee, dank je.' Hij tilt een flesje op. 'Ik heb water gekocht in het dorpje aan de andere kant van de baai. Straks wil ik wel een kopje koffie. Ik ga eerst douchen. Heb je de sleutel?'
Ik wijs op mijn tas en hij knielt naast me.
Zijn warme huid ruikt lekker. Een beetje metaalachtig. De zoutkristallen op z'n brede schouders weerkaatsen het zonlicht.
'Bedankt. Tot zo.'
Ik kijk hem na en voel dat ik nog steeds van hem houd. Ik moet het gewoon nog een keer proberen. We hebben samen in die twintig jaar al zover meegemaakt dat er ergens toch een brug te vinden moet zijn. Als ik nu ook eens snel ging douchen, daarna koffie zet en de kinderen willen nog even op strand blijven, kunnen wij misschien wel praten. Nu mijn voornemen concrete vormen aanneemt, krijg ik ineens haast.
'Jolien, ik ga naar de caravan, blijf jij nog hier?'
'Moeten jullie niet naar het strandterras?'
Ze schuift haar donkere bril iets naar beneden en neemt me onderzoekend op.
'Nee, ik heb zin in Hollandse koffie.'

De deur van de caravan is op slot, Fred is kennelijk al naar het toiletgebouw en zal de shampoo wel meegenomen hebben. Terwijl ik naar het lage gebouwtje loop, raak ik er steeds meer van overtuigd dat mijn plan deze keer kans van slagen heeft. Niet in de aanval gaan, maar laten voelen dat ik hem nodig heb.
Achter de deur is een voetenwasbak met links de ingang van de dameswasruimte en rechts de heren. Voorzichtig kijk ik bij de heren. Niemand te zien. Het ziet er precies eender uit als bij de dames. Eerst drie toiletten dan zes douchecabines die gesloten worden met een halve deur waaraan aan de buitenkant kledinghaken bevestigd zijn. In een van de douchecabines hoor ik water stromen. Aan de buitenkant van de deur hangt een bekende handdoek, een plastic tasje en de zwembroek van Fred. Ik loop naar het deurtje.
'Fred? Fred, heb jij de shampoo? Fred?'
Er komt geen antwoord. Behalve het water is er geen geluid. Toch z'n hart, flitst het in paniek door me heen. Ik ruk aan het deurtje. Het zit op slot. Ik hoef maar een beetje op m'n tenen te gaan staan om naar binnen te kijken. Fred staat in een hoek gedrukt en kijkt me met vreemde, angstige ogen aan, nog steeds zwijgend. Dan zie ik Stephanó. Zijn harige lijf zit onder de schuimvlokken. Beschaamd houdt hij zijn handen voor zijn buik. Ik kijk weer naar Fred en zie ook bij hem iets wat ik liever nu niet zie. Hetzelfde moment begrijp ik alles, het is alsof alle puzzelstukjes in één keer op z'n plaats vallen en toch kan ik het niet bevatten.
Ik ren naar buiten en leun buiten adem tegen een boom. De kinderen, ons huis, mijn hele leven flitst aan me voorbij terwijl het voelt alsof razendsnel wegzak in los zand. Mijn maag komt naar boven in de val en wordt tegengehouden door de klemmende band die om mijn borst zit. Ik wil hard weglopen en zou dat zeker doen als ik me niet zo verlamd voelde. Zoekend kijk ik om me heen. Links de douches, rechts de caravan. Een andere weg zie ik niet. 
'Ma,' roept Joris. Huppelend komt hij mijn kant op.
'Heb jij de sleutel?' Ik schud mijn hoofd.
'Pa dan?' Ik hap naar adem.
'Mama? Wat heb je?'
'Niets bijzonders jochie. Een beetje last van de warmte, denk ik.' 
'Is papa nog onder de douche?'
'Ja.'
Ik kan hem nog net bij z'n magere jongensnek grijpen. 'Nee, niet doen.' In een reflex sla ik een arm om hen heen en het verbaast me dat hij zich niet loswurmt. Geschrokken kijkt hij me aan. 'Dat komt straks wel. Wij gaan eerst een ijsje eten.'

Los zand © Barbara Joy

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2002  Barbara Joy  Beoordeling BSN