Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2006  Barbara Joy  Beoordeling BSN

Sriyani - Barbara Joy

Het stenen districtkantoor ligt in de schaduw van dicht bij elkaar staande koningspalmen. Achter een houten bureau zit een jonge Sri Lankaanse vrouw die ons met geheven wenkbrauwen opneemt.
'Ayubowan,' zeg ik terwijl ik het A-viertje met de geprinte foto voor haar leg. 'Ik hoop dat u me kunt helpen. Wij zijn op zoek naar Sriyani Pradesh, de biologische moeder van mijn dochter. Dertien jaar geleden woonde ze in een dorpje dat in dit district moet liggen.'
De secretaresse bekijkt de foto met gegevens en schudt haar hoofd op een manier die buiten Sri Lanka als 'nee' opgevat zou worden, maar hier een vaag 'ja' betekent.
'Is dit een recente foto?'
'Nee, daar is Sriyani zeventien, ze moet nu rond de dertig zijn.'
'Een momentje,' zegt ze terwijl ze opstaat en met sierlijke tred achter een deur verdwijnt.
'Dat Engels kon ik helemaal verstaan,' zegt Indra die naast me van haar ene been op het andere staat te wippen. 'Dat hebben we in het begin van de brugklas al gehad.'
De deur gaat weer open en een kleine, mollige vrouw met een stijve knot loopt kordaat op ons af. Ze strijkt haar westerse rok en blouse glad en geeft ons een hand. 'Ik ben de burgemeester van dit district en ga wel met u mee.' Ze sluit de deur van haar kantoor af en overhandigt de sleutel aan de jonge vrouw. 'Volgt u mij, please,' zegt ze als ze voor ons uit loopt en van voren in de vierdeurs auto van Wimal, onze gids gaat zitten.
Onderweg naar het dorpje geeft ze aanwijzingen en praat ze met Wimal in het Singalees.
Indra zucht. 'Ik wou maar dat papa met ons meegegaan was.'
'Waarom?'
'Dan zou de burgemeester vast Engels praten.'
'Dat weet ik niet hoor. Zóveel belangrijker zijn mannen hier nou ook weer niet.'
'Nee, misschien niet als ze weten dat hij homo is.'
'Je begrijpt toch wel dat papa niet meer mee kon nu we gescheiden zijn?'
'Toch vind ik het stom. Omdat hij verliefd werd op een man, laat hij mij gewoon in de steek. Mijn Sri Lankaanse vader liep ook al weg.'
Het staat in de achtergrondinformatie die we bij de adoptiepapieren kregen. Vader 20 jaar. Rubbertapper. Adres onbekend. Verliet de moeder toen ze zwanger was. Moeder financieel niet in staat om het kind in haar eentje op te voeden.
'Tja, zo gaan die dingen hier nu eenmaal. De gewone mensen hebben geen voorbehoedsmiddelen en als er een kindje komt, kunnen ze er niet voor zorgen.'
De burgemeester draait zich naar ons toe.
'Ik ken bijna iedereen die in mijn district woont. Het gebied bestaat uit twaalf dorpen en we komen nu zo bij het dorp waar Sriyani moet wonen.'
Indra kruipt tegen me aan.
'Ik hoop zo dat mijn moeder nog leeft en niet te erg schrikt als we er straks zijn. En dat ze me wil zien en dat ze blij is en dat ze het niet heel erg slecht heeft. Of ziek is of zo.'
'Ik weet zeker dat ze blij zal zijn om je te zien en de rest wachten we gewoon af, oké?'
Wimal verlaat de verharde weg en draait een dubbel karrenspoor op dat omgeven is door weelderig groen. De oude wagen ploegt door de kuilen en gaten tot Wimal ineens krachtig remt. Uit het oerwoud, dat meteen naast de smalle weg lijkt te beginnen, verschijnt een olifant met berijder, die zonder ook maar een moment in te houden, voor ons gaat lopen.
Indra buigt zich zo ver mogelijk naar voren. 'Zie je dat, mam? Hij laat zich niet opjagen en blijft gewoon in het midden van de weg lopen.'
Wimal claxonneert. De mahout kijkt zenuwachtig om en schopt met zijn rechterhiel achter het oor van zijn olifant, maar het dier vertikt het om naar links te gaan. Zijn slurf hangt net boven de grond en slingert heen en weer op het ritme van zijn logge stappen. Hij rukt een dunne tak van een struik die hij breekt op zijn knie waarna hij hem in zijn zachte muil stopt. Als een tegemoetkomende vrachtwagen met hoogopgetast hooi hem rakelings passeert, wappert hij met z'n oren en gaat dan toch iets opzij. Wimal geeft vol gas en schiet hem voorbij.
Indra lijkt alle zorgen vergeten. Ik zucht en geniet van haar stralende ogen. Als het maar geen teleurstelling wordt. Sinds haar vader vorig jaar voor zichzelf koos, wilde ze zo vlug mogelijk haar moeder gaan zoeken. Ik hoop dat ze kan begrijpen waarom je soms de moeilijke keuze moet maken om je kindje af te staan, over haar vader was ze ineens ook zo kritisch.
De tunnel van groen wijkt uiteen. We komen bij een groepje armoedige houten huisjes gegroepeerd rond een waterput. Nog voordat we goed en wel stilstaan, komen er van alle kanten dorpsbewoners op ons af. De burgemeester wijst op Indra en tussen de onbekende klanken hoor ik de woorden baba en Sriyani. 'De baby van Sriyani' lijken wel toverwoorden. Indra schijnt opeens belangrijker te zijn dan de burgemeester. Overal zijn handen die haar willen aanraken. Ze nemen de stof van haar blouse tussen hun vingers, strelen haar armen en wangen, bekijken haar gouden halsketting en oorstekers met olifanten, tillen haar vlechten op en wegen de zwaarte ervan. Indra kijkt me hulpzoekend aan. Ik sla mijn arm om haar schouders en samen luisteren we naar wat de burgemeester vertaalt.
'Ja, ze kennen Sriyani wel, die heeft hier gewoond, maar zij is al jaren geleden verhuisd. Waar naar toe? Geen idee, maar wat is het jammer dat Sriyani hier niet meer woont om met eigen ogen te kunnen zien hoe mooi haar dochter geworden is. En hoe gezond en welvarend. Want wat heeft ze een verdriet gehad, die Sriyani. Zeker drie maanden lang heeft ze gehuild om haar verloren baba, de dorpelingen wisten niet meer hoe ze haar nog konden troosten. Het huisje waar ze woonde? Ja, dat is er nog, kom maar kijken. De bewoners zijn er niet, maar dat is geen probleem. Het huisje heeft geen deur, alleen een deuropening waar een katoenen doek voor hangt. Binnen is niets te zien dan wat kleren die aan de ruwhouten wand hangen en opgerolde slaapmatjes in een hoek. Dan komen we in een achtervertrekje wat de keuken moet zijn. Indra staat stil en staart naar de drie stenen waar een gebutste aluminium pan op staat. Ze zegt niets en bijt op haar lip.
'Tussen de stenen steken we takken die we tijdens het branden steeds een stukje opschuiven,' licht een buurvrouw toe.
Indra draait zich om en loopt naar buiten, naar een plek achter het hutje. Met mijn armen en ogen houd ik de buurvrouw en andere dorpelingen tegen die achter haar aan willen gaan. Dan kijk ik voorzichtig om de hoek. Indra zit gehurkt bij een onbegroeid stukje grond en doet wat van de rode aarde in een meegenomen plastic zakje.
'Dat doe ik een mooi potje,' zegt ze zonder op te kijken. 'En dan zet ik het op mijn nachtkastje, naast de foto van mijn moeder die probeert te lachen.'

De volgende ochtend halen we de burgemeester weer op. Ze zal ons vandaag naar een ander dorp brengen waar een vriendin van Sriyani woont die ons wellicht kan vertellen waar Sriyani nu is.
De burgemeester stapt in en draait zich glunderend om. 'Gisteren heeft de echte moeder zich hier gemeld.'
'Sriyani was hier?' vraagt Indra met uitschietende stem.
'Nee, het verhaal over de adoptie klopt niet. De echte moeder was hier en vertelde hoe het destijds gegaan is. Op de dag dat haar man overleed, werd haar dochter geboren. Jij dus,' wijst ze op Indra. 'Zij kon niet voor haar baby zorgen en via bemiddeling van een tempelmonnik heeft ze de baby afgestaan aan Sriyani. Die beloofde Indra groot te zullen brengen als een eigen kind, maar heeft haar meteen daarna weggegeven voor adoptie.'
'Dat kan niet. Ik heb Indra zelf gekregen van Sriyani. Waarom zou ze dat doen?' vraag ik.
De burgemeester zucht en draait haar geheven handen met de palmen naar boven. 'Om het geld natuurlijk. Ze heeft de baby verkocht. Dat gebeurt hier soms. Hoe dan ook, de echte moeder wacht op ons bij een bushalte, wij gaan haar zo ontmoeten.'
Ik kijk naar Indra die met grote ogen het gesprek probeert te volgen.
'Mam, mijn moeder heeft mij niet verkocht hč?' zegt ze zachtjes. 'Ze was heel verdrietig, maar wilde dat ik een betere toekomst zou krijgen, toch?'
'Ja, schat, dat weet ik zeker, ik heb haar zelf gezien.'

Ik zie Sriyani weer zitten in de kale wachtruimte van de rechtbank. Op de grond met de kleine Indra op schoot. Zeventien en zelf nog bijna een kind. Ik was naast haar gaan zitten. We moesten wachten tot mijn man terug was van de adoptieprocedure. Als mannelijk gezinshoofd verliep de eigenlijke adoptie via hem, aan mij zou alleen instemming gevraagd worden. Sriyani kwam daarna pas aan de beurt, zij zou gevraagd worden of ze het zeker wist en uit vrije wil afstand deed. En ze moest onder ede verklaren dat ze geen geld of goederen ontvangen had. We wisten allebei hoe het zou gaan, maar ik kon me opeens niet meer voorstellen dat ik over enkele minuten haar kindje van haar zou moeten wegnemen. Sriyani zat op de betonnen vloer, met haar rug tegen de muur. Indra keek haar moeder met grote ogen aan en luisterde naar haar stem die geruststellende woordjes prevelde. Ik had een reiswieg meegenomen en een mapje foto's van alles waarvan ik maar dacht dat belangrijk voor Sriyani kon zijn. Ze sprak geen Engels en ik geen Singalees, maar terwijl zij Indra een laatste keer de borst gaf, liet ik haar de foto's zien die ik toelichtte in het Engels en ondersteunde met gebaren. Voorin het mapje zaten twee polaroidfoto's van Indra die ik eerder bij het voorstellen in het kindertehuis gemaakt had. Een prachtig, maar onvoorstelbaar klein baby'tje dat stil lag te slapen, doodstil zo leek het ineens; gelukkig had ze op de andere foto haar mooie oogjes met de gekrulde wimpers open. Sriyani knikte en hield zich flink, ook toen Indra genoeg gedronken had en ze haar mondje afveegde met een oude handdoek.
Ik kwam overeind, hurkte met mijn rug naar de geüniformeerde suppoost en deed net of ik het lakentje van de wieg schikte, maar tilde de oude handdoek op en schoof het mapje met foto's eronder. Sriyani knikte en lachte zwakjes. Zij zou het mapje foto's straks ongezien mee naar buiten kunnen nemen. Uit de wieg haalde ik een kleine camera tevoorschijn en maakte snel een foto van haar. De suppoost kwam op ons toegesneld en vertelde mij op autoritaire toon dat dit streng verboden was en ik uit het gerechtsgebouw verwijderd zou worden als ik het nog eens zou proberen. Hij trok Sriyani zowat overeind en duwde haar naar een plaats achter in de wachtruimte en wees mij op de paar stoelen in het verder lege vertrek. Bij de advocaat had ik me al verbaasd over de verschillende hoogtes van de stoelen. 'Het is in Sri Lanka gebruikelijk,' had hij bereidwillig uitgelegd, 'dat je gaat zitten op een hoogte die overeenkomt met je kaste.'
De rechter liet ons binnenroepen. Hij zat op een verhoging en keek nors op ons neer. Hij vroeg mij of ik op de Holy Bible wilde zweren of op The Teaching of Buddha en vroeg mij of ik met de wens van mijn man instemde en wilde verklaren dat ik dit kind zou opvoeden als mijn eigen kind. Sriyani werd enkele vragen in het Singalees gesteld en met haar vrije hand op de Teaching of Buddha gaf ze de goede antwoorden, want de rechter zei iets waardoor ze naast me kwam staan. Ze deed kennelijk toch iets niet goed, want hij maakte een ongeduldig handgebaar en snauwde haar iets toe. Ze begon de doek af te wikkelen die om Indra heen zat. Een ongezoomde lap gebloemde katoen van zeven meter. De lengte van een sari. Om dit te doen moest ze Indra telkens overpakken en bij iedere laag begon ze indringender te huilen. Tenslotte legde ze haar naakte meisje voorzichtig in mijn armen en sloeg toen beide handen voor haar ogen. Ik had Sriyani het liefste ook meegenomen naar Nederland.
Weer terug in de wachtruimte deed ik Indra een luier om en trok ik haar een wit katoenen jurkje aan. Allebei veel te groot, merkte ik, en legde haar in de rieten reiswieg. Sriyani knielde naast de wieg en raakte haar kindje voor de laatste keer aan. Voorzichtig alsof ze anders zou breken. Ze huilde niet meer, ook Indra lag stil te kijken. Ik deed een paar stappen achteruit. Sriyani streelde de donkere haartjes, haar wangetje, het witte jurkje en haar beentjes. Ze pakte beide handjes, kuste ze een voor een en liet ze los. Toen voelde ze aan de bekleding van de wieg, nam de rand van het lakentje in haar handen en dekte Indra zorgvuldig toe. Ze keek naar me op, knikte, pakte de handdoek met het fotomapje en liep naar de suppoost die mij gebaarde ook op te schieten.

Indra kijkt naar buiten, haar schouders gespannen opgetrokken. Ik masseer ze zachtjes. 'Maak je geen zorgen. Sriyani is jouw moeder. Ik heb haar verdriet van heel dichtbij gevoeld. Dat was echt.'
We stoppen bij een bushalte waar verder niemand staat dan een vrouw in een vaalgroene westerse jurk en ver vooruitstekende tanden. De burgemeester draait haar raampje verder open en praat kort met de vrouw en gebaart haar in te stappen.
Nee! Aan die kant zit Indra. In een reflex trek ik haar over me heen naar de andere kant van de bank. Indra schrikt van mijn reactie, maar ik heb geen tijd om het uit te leggen. Ik neem de vrouw op en probeer oogcontact te maken. Maar ze kijkt strak naar haar knieën en zegt niets. Wimal rijdt het dorp uit en slaat bij een onverharde zijweg linksaf. Het wordt steeds warmer in de auto. Ik zit ingeklemd tussen Indra en de vrouw die beweert dat ze haar moeder is. Bij iedere kuil voel ik haar magere lichaam tegen me aan, ruik ik haar ranzige lichaamsgeur. De donkere zweetplekken in haar jurk worden steeds groter, ook al wuift ze zich voortdurend koelte toe met een gevlochten waaier.
Op een open plek achter een vervallen loods, zet Wimal de auto stil. Ik voel Indra's hand die de mijne zoekt. De burgemeester draait zich naar de vrouw en zegt iets in het Singalees waarbij ze op ons wijst.
De vrouw herhaalt haar verhaal over de adoptie, dat vertaald wordt door de burgemeester. Zij had al drie kinderen en was acht maanden zwanger van Indra toen ze haar kwamen vertellen dat ze weduwe was. Van schrik kwam de bevalling op gang en nog dezelfde dag werd Indra geboren. Ze had geen inkomen meer en had na Indra ook haar andere kinderen weg moeten doen. Al die tijd keek ze Indra of mij niet aan. Pas toen ze vertelde dat ze blij was dat Indra zo gezond en rijk geworden was, wierp ze een snelle blik op haar. Daarna keek ze mij aan. Ze had het zwaar als weduwe en nu haar dochter zo welvarend was geworden, was het niet meer dan logisch dat we haar financieel zouden ondersteunen. Onderwijst Boeddha ons niet dat we de behoeftigen moeten helpen waar we kunnen?
Ik weet even niets te zeggen, ook Indra zwijgt. Ik kijk Indra aan en zie de teleurstelling in haar ogen. Bijna onmerkbaar schudt ze haar hoofd.
'Ik geloof deze vrouw niet,' zeg ik naar voren. 'Ik heb het verdriet van Sriyani gezien toen ik de baby van haar aannam. Die emoties waren echt. Zij was de moeder van Indra, wat deze vrouw ook beweert.'
De burgemeester zucht en kijkt me strak aan. Het uiteinde van haar roze sjaal met goudborduursel draait om haar hals. Geďrriteerd trekt ze de stof los.
'Het verhaal van deze vrouw klopt,' zegt ze op een toon waarop je een onwillig kind toespreekt. 'Die dingen gaan hier zo. Zij is de echte moeder, dat moet u geloven.'
Indra begint te huilen en verstopt haar gezicht tegen mijn borst.
'Ik wil eerst die monnik spreken,' zeg ik ineens ongewoon kalm. 'Hij kan haar verhaal bevestigen.' 
De burgemeester kijkt me kwaad aan. 'Ik weet niet of dat zomaar gaat,' zegt ze. Hij is een oude, eerbiedwaardige monnik, de leider van de tempel en het is heel ongebruikelijk om hem lastig te vallen voor zoiets onbelangrijks.'
Zoiets onbelangrijks? Ik plof bijna uit elkaar. 'Voor ons is dit heel belangrijk en als hij als geestelijk leider, dat niet begrijpt, zal ik hem dat zelf wel uitleggen.'
'Oké, oké. Het is meer dan een uur rijden en ik weet niet of hij tijd heeft, maar vooruit dan maar.'

Ik kijk naar de stijve knot van de burgemeester die glanst van de kokosolie. Ze babbelt met onze gids en doet net of wij niet bestaan. De vrouw in het groen kijkt strak naar buiten en ik heb geen idee wat er in haar omgaat. Ik krijg zelfs mijn eigen gedachten niet meer op een rijtje. Indra luistert naar de muziek uit haar oordopjes als we er ineens blijken te zijn.
De oude wagen hobbelt door het hek van het ogenschijnlijk verlaten tempelterrein, tot in de schaduw van de heilige Bodhiboom, ooit een stek van de boom waaronder Boeddha zat toen hij verlicht werd, vertelt Wimal nu de burgemeester er kennelijk voor gekozen heeft om niets meer tegen ons te zeggen. Overal liggen gevallen bladeren die volgens zeggen geluk brengen. Indra raapt er een aantal op. De vrouw in het groen loopt naast me en ik hou scherp in de gaten hoe ze naar Indra kijkt. Haar ogen staan onverschillig.
We worden in een laag, wit gebouw binnengelaten met langs de muren stenen banken en rondom ramen zonder glas. En dan komt de monnik. Een kaalgeschoren oude man, gekleed in een oranjegeel gewaad met een verschrompeld, maar vriendelijk gezicht. 'Ja,' zegt hij. 'Ik ken deze vrouw,' terwijl hij naar de vrouw in het groen knikt die op de bank tegenover me zit. 'Ik herinner me dat haar man overleden is en dat zij die dag een kind kreeg. Diezelfde avond nog, kwam ze naar me toe en heb ik kunnen regelen dat een andere vrouw haar baby meenam met de belofte om er als een eigen kind voor te zorgen.'
Ik laat hem de foto zien van Sriyani. Hij kijkt ernaar en verlaat zonder iets te zeggen het gebouw.
De roep van een beo doorbreekt de gespannen stilte. De burgemeester kijkt strak naar een punt ergens achter me. De vrouw in het groen peutert aan haar nagels. Indra zucht.
De monnik komt terug met een bril in zijn hand. Hij zet het ouderwetse, zwarte montuur op, bekijkt de foto nog eens en neemt hem mee naar het licht. 'Ja, dit is de vrouw die het kind aangenomen heeft. En nu weet ik ook haar naam weer. Sriyani Pradesh. Zij is een nicht van de overleden man.' De vrouw in het groen kijkt me triomfantelijk aan en lacht haar schuine tanden bloot. 

Weer in de auto draait de burgemeester zich naar me toe. 'Bent u nu overtuigd?'
'Nee, ik weet zeker dat zij de moeder niet is,' zeg ik koppig. 'Ze vertoont geen enkele emotie, is totaal niet geďnteresseerd in Indra en ze lijken in de verste verte niet op elkaar.'
De burgemeester vraagt iets aan de vrouw en kijkt me weer aan. Vijandig bijna. 'Zij zegt dat Indra sprekend lijkt op haar overleden man. Die had ook zo'n rond gezicht en van gekrulde wimpers. Bovendien mag u gerust aannemen dat een Boeddhistische monnik niet liegt.'
Het is nu of nooit. Koortsachtig zoek ik naar een uitweg en krijg ineens een idee. Ik kijk de vrouw in het groen strak aan en vraag of zij mij kan zeggen of haar kind een aangeboren wijnvlekje heeft en waar.
Wimal herhaalt de vraag in het Singalees en ik zie haar schrikken. Ze knippert met de ogen en zegt na even twijfelen dat Indra een rode plek heeft, ergens op haar buik.
'Nee,' zeg ik. Onder haar voet.' En vanzelf komt een volgende vraag bij me boven. 'Sriyani is een nicht van je man. Dan weet je toch wel waar ze nu woont?'
'Ja, op het strand van Moratuwa. Ze is nu met een visser getrouwd.'
Indra veert op en kijkt me verwachtingvol aan.
'Dan wil ik nu dat je ons naar Sriyani brengt.'

We rijden over de nauwelijks verharde weg die langs het strand loopt, evenwijdig aan de spoorbaan met daarachter een onafzienbare rij hutjes gebouwd van alles wat maar enigszins beschutting kan bieden. Afvalhout, stenen, golfplaat, felgekleurd plastic. Af en toe verdwijnt de al laagstaande zon achter een van de koningspalmen die tot op het strand groeien.
De vrouw in het groen is opgehouden met zich koelte toewuiven, ze houdt de waaier als een schild tegen zich aan en kijkt strak naar buiten, naar de hutjes waar geen eind aan lijkt te komen. De hitte in de auto is bijna ondraaglijk en zelfs met de ramen open, is de lucht zwaar van haar lijflucht.
Indra schuift de gouden olifantenhanger heen en weer over het kettinkje. 'Als we Sriyani vinden, wil ik haar deze ketting geven. Vind je dat goed?'
'Natuurlijk, meisje.'
'Hoe lang is dit strand eigenlijk?' vraag ik aan Wimal.
'De baai van Moratuwa is zo'n 5 kilometer.'
Ik hoop dat we ergens komen, waar ik kan plassen.
De burgemeester vraagt iets aan de vrouw naast me die vervolgens vaag naar iets in de verte wijst.
De auto wordt met zijn neus naar de spoorbaan geparkeerd. De burgemeester stapt uit en kijkt hoe de vrouw uitstapt. Met een handgebaar houdt ze ons tegen. 'Wacht hier alstublieft, jullie vallen te veel op.'
Met Wimal voorop verdwijnen ze tussen de hutjes op zoek naar Sriyani die hier ergens moet wonen.
Aan de andere kant van de spoorlijn gaat een zwaar behaarde man zich wassen. Tegen de achterkant van de hut met palmbladeren dak is van golfplaat en een roestig autoportier een soort hokje gemaakt dat zijn onderlijf nauwelijks bedekt. Hij gooit een emmer water over zich heen en zeept zich in. Enkele schuimvlokken waaien op een visnet dat tussen twee palmbomen hangt te drogen. Krijsende kraaien vliegen erop af en proberen hun evenwicht te bewaren op het schommelende net. De zee is niet te zien, daarvoor staan de hutjes te dicht bij elkaar. De man gooit weer een emmer water over zijn hoofd en grijnst naar me. Zijn rechterhand verdwijnt in de richting van zijn kruis. Ik kijk snel opzij. Op een meter van de auto staan kinderen naar ons te kijken. De kleinsten zijn naakt, de groteren dragen versleten korte broeken of smoezelige jurken. Een jongen heeft een T-shirt aan met een kleurige tekst die niet meer te lezen is door de vele gaten. Ik lach naar hem. Hij lacht terug en komt naar de auto, gevolgd door de rest. Bedelende handen worden door de open ramen gestoken. De zak met zuurtjes is niet toereikend, overal zijn handen en vragende ogen. Iemand probeert de deur te openen. Snel doe ik de deur op slot en daarna draai ik de ramen dicht.
'Mijn god,' zegt Indra. 'Als ik niet geadopteerd was, zou ik nu een van die kinderen zijn.'
'Gelukkig zou je dan niet beter weten.'
'Mam, daar komen ze! O, nee hč? Mijn moeder is er niet bij.'
De burgemeester loopt zo hard ze kan over het zanderige pad. De vrouw in het groen loopt met gebogen hoofd een paar meter achter haar en Wimal aan. Bij de spoorrails aangekomen, slaat de vrouw rechtsaf en met grote, onnatuurlijke stappen loopt ze van biels naar biels van ons weg.
We stappen uit en ik houd Indra tegen me aan.
Een beetje buiten adem komt de burgemeester voor ons staan. 'Zij is een slechte vrouw,' zegt ze terwijl ze een wegwerpgebaar maakt in de richting van het kleiner wordende figuurtje in het groen. 'Zij was alleen uit op uw geld. U had gelijk. Sriyani is de echte moeder, zij woont hier op strand, in een van die hutjes, maar zij was er niet. Wel haar man én het kind van die vrouw. Sriyani heeft dat kind als baby van een dag oud gekregen, maar dat was pas nádat ze Indra weggegeven had en haar nieuwe man leerde kennen. En dat kind is een jongen! Met net zulke lelijke tanden als zijn moeder.'
'En mijn moeder, waar is mijn moeder nu dan?' vraagt Indra met een hoge stem.
'Sriyani werkt als dienstmeisje in de olie-emiraten. Dat doen veel vrouwen hier. Gaan ze voor een paar jaar werken en komen dan met wat spaargeld terug. Haar man wist niet wanneer ze terugkomt.'
Ik buig me voorover en leg mijn kin op Indra's hoofd. 'We wisten dat dit kon gebeuren, maar het valt toch tegen, hč meisje?'
'En die vrouw?' vraag ik aan de burgemeester.
'Zij? O, die leugenaarster heb ik weggestuurd met wat geld voor de bus.'
'Jammer dat mijn moeder er niet is, zegt Indra. 'Echt heel jammer. Maar ik ben wel blij dat ze dat jongetje kreeg om voor te zorgen. Ze had er zoveel verdriet van dat ze mij heeft moeten afstaan. Misschien was ze daarna niet meer zo verdrietig. Had ze het idee dat ze het hiermee een beetje goed maakte. Denk je ook niet, mam?'
Zwijgend rijden we even later langs de bushalte. De vrouw in het groen kijkt strak naar de grond.
'Je moet wel erg wanhopig zijn om zoiets gemeens te doen,' zegt Indra. 'We hadden haar toch wat geld moeten geven, vind ik.'

spoorloos

op zoek naar jou
in wie ik mezelf herken
droom ik je dichtbij
vindbaar dichtbij
in het doolhof
van de niet te dichten
gaten in mijn bestaan


Nadat de beelden van de tsunami op tv kwamen, had Indra geen rust. Ze is als 19-jarige in haar eentje naar Sri Lanka vertrokken om met eigen ogen te zien dat alles op het strand waar haar moeder woonde, weggeslagen was. Volgens een ooggetuige trok de zee zich eerst ongewoon ver terug en wierp daarbij vissen op het strand. De vissers en hun familie liepen de zee achterna om de vis op te rapen. Toen kwam een tweede en allesverwoestende golf. Bijna niemand op dit stuk strand heeft het overleefd. Uit eerbetoon gebruikte ik haar moeders naam als titel.

Sriyani © Barbara Joy

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2006  Barbara Joy  Beoordeling BSN