Homepage Poëziewedstrijd Poëziewedstrijd 2007 André Heijnekamp Beoordeling BSN Beoordeling Drieluik - André Heijnekamp door BSN |
|||||||||||||||||||
|
In de derde tot en met de zesde strofe van Scheikunde staan mededelingen die eigenlijk te droog-verstandelijk zijn voor poëzie: overtuigingen en meningen die gebaat zijn bij een beeld; voor correspondentie en discussies. Gesprekken met een idee ergens aan gerelateerd; iets wat overtuigend boven al gerust moet stellen... Een cerebrale tekst, waarin de begrippen door redenering met elkaar verbonden worden: gebaat zijn bij, die ik wil kennen al voor ze ... ergens aan gerelateerd. Geen taalmuziek, geen suggestie, er staat wat er staat. Dat is dus niet zo dichterlijk, maar het werkt hier wel, omdat de eerste twee en de laatste twee strofes erop wijzen dat deze strofes heel bewust niet-muzisch zijn getoonzet. De pannen gaan niet open, en ‘antwoorden’ etc zijn voor zaken die eerst ‘gekend’ moeten zijn. Maar die antwoorden en die overtuigingen die aan van alles gerelateerd zijn, zijn niet de dingen waar de auteur naar op zoek is. Hij beseft dat de ervaring van het ‘missen’ niet goed in die heldere begrippen gevat kan worden. Tenminste, vandaag niet – misschien morgen wel. Bewuste compositie of intuďtie, geen idee, maar het is heel geraffineerd dat die vier zuiver cerebrale strofes zijn ingebed in regels waarin het gaat om het ongrijpbare van een bepaalde stemming, en dat is nog mooi symmetrisch gedaan ook. Dat maakt Scheikunde tot een bijzonder gedicht, al denk ik dat het geheel sterker was geworden als er in plaats van vier terzinen-zonder-poëzie slechts één of hooguit twee waren ingevoegd. Een niet-poëtische tekst is nu eenmaal niet poëtisch, ook als de functie ervan geduid kan worden. Iets vergelijkbaars kan volgens mij gezegd worden van Ramen, waarin ook sprake is van een cerebrale opzet, die uitloopt in een goede, echt poëtische strofe. We krijgen eerst een stelling (voorwerpen krijgen betekenis van naastgelegen dingen ) en dan twee voorbeelden als toelichting (Een ruimte wordt woning vanwege ramen en ... ; Zo maakt het lichaam een stoel ...) waardoor de hele tekst tot aan Buiten is nu een andere plek het karakter heeft van een les, een betoog. De poëzielezer komt daarbij niet aan zijn trekken, want wat hij ziet zijn heel gewone prozaďsche mededelingen als tijdens het zitten ontstaat er een kamer met deuren naar aparte gangen, met een inhoud die toch niet opzienbarend genoemd kan worden. Dat wordt niet met terugwerkende kracht helemaal goed gemaakt door de mooie slotstrofe. De intensiteit van die regels vond ik niet in Onveranderlijk en in Onder ons. Het eerste gedicht beschrijft een triviale observatie in triviale bewoordingen en in het laatste is het onderwerp te particulier: de ik-verteller heeft zich tegenover ‘ze’ ge-uit in ‘stotterloze woorden’ over ‘verstopte tijden’ en dat ging zowaar ‘met groot gemak’ en dan wordt hij daarover vrolijk gecomplimenteerd door zijn partner. De lezer wordt door een formulering als Jij wist waarom ik had bewogen buitengesloten; het gaat hier over iets wat de ik deelt met de ‘jij’. Alleen voor die ‘jij’ heeft de tekst dan betekenis. Voor een lezer die niet weet waarop dit slaat wordt er niets opgeroepen, niets gesuggereerd. Dat gebeurt bijvoorbeeld wel met een regel als vloeren bedacht om over te lopen (Ramen) en die mag dan ook best poëtisch genoemd worden.
|
||||||||||||||||||
Beoordeling Drieluik - André Heijnekamp door BSN Homepage Poëziewedstrijd Poëziewedstrijd 2007 André Heijnekamp Beoordeling BSN |