Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2006  Karel Kanits  Beoordeling BSN

Beoordeling Oma waait uit - Karel Kanits door BSN

Humor!

Want: er is ironische distantie (zodat opoe ten tweeden male maar nu geheel onvrijwillig wordt uitgerold) en er is een vleugje tragiek (oma’s as wordt uitgewaaid boven de branding). Die combinatie is in het Nederlandse proza succesvol sinds 1839, het jaar dat de eerste druk van de Camera Obscura verscheen.

En humor is leuk zolang de auteur de ironie weet vol te houden met verrassende zinswendingen: Hetgeen haar op een jichtige ovatie van de inmiddels toegestrompelde en looprekkende oudjes komt te staan .... Lopend naar de waterrand kom ik druppelsgewijs m’n vrienden tegen enzovoort. Af en toe zit de auteur op Carmiggeltniveau en dat is natuurlijk helemaal in orde.

Maar volgens deze lezer is dat niveau er ook wel eens niet en dan gaat aanstekelijke humor over in oubolligheid. Natuurlijk is dat grotendeels een kwestie van smaak, van heel persoonlijke voorkeuren en niet een kwestie van aantoonbare ‘fouten’. Toch ga ik nu proberen duidelijk te maken dat het oordeel ‘oubollig’ of ‘geforceerd leuk’ niet alleen terug te voeren is op het chagrijn van één redacteur.

Ik kan het mij gemakkelijk maken door alleen te wijzen op een verteltechnisch manco: de auteur neemt de lezer net iets te veel bij de hand, met Een week voor haar dood ... en In mijn naïviteit heb ik niet in de gaten dat ze bezig is afscheid te nemen... gevolgd door Drie weken later loop ik van m’n auto naar het strand. Die laatste zin past niet goed bij de lastige vertelwijze ‘ik in tegenwoordige tijd’, want wat hier staat is een duidelijke terugblik. Dat is gemakkelijk te repareren en daar gaat het nu niet om. Wezenlijk is dat hier alle suggestie uit de tekst is gehaald; ons wordt helemaal uitgelegd wat de situatie is. Literair proza is pas meeslepend als die suggestie er wel is en die kan in dit geval bereikt worden door de scènes met oma, zonder de nadrukkelijke verwijzingen naar haar dood, te laten volgen door een regel wit en dan Ik loop van m’n auto naar het strand. Handdoek om m’n nek enzovoort. De lezer komt er dan gaandeweg achter dat het afgelopen is met oma en dat maakt de leeservaring veel intenser.

Maar er is meer aan de hand, vind ik, en ik beken maar meteen dat ik het veilige terrein van de zuiver objectieve oordelen nu achter me laat. Harry Mulisch zei van dit type humor dat die hem te ‘agressief’ was: de lezer wordt gedwongen om bepaalde uitlatingen leuk te vinden. Het signaal van de schrijver is: lezer, er wordt nu gelachen, potverdomme. Dat zit hier vooral in de manier waarop oma aan het woord wordt gelaten, het mensje uit zich uitsluitend in snoeiharde wise-cracks. Wat één keer werkelijk leuk is (Ach impotente klootzak. Jij kan alleen de ramen nog maar een beurt geven) wordt dan geforceerd: Zolang ik nog niet zo dement ben dat ik nog kan uitrekenen wat die graftak van die krokettenuitdragerij voor dat hondenvoer van hem wil hebben ... Oma praat als de scriptwriter van een comedy-serie. Het ‘agressieve’ van de grappenmakerij wort nog versterkt doordat de ik-verteller ons er ten overvloede op wijst dat oma leuk is: want gevat antwoordt ze ... aldus oma resoluut en welbespraakt.

Anders gezegd: de schrijver heeft zich niet zozeer geconcentreerd op het portretteren van een bijzondere grootmoeder, die haar aardse bestaan eindigde met een bijzondere manier van uitwaaien, maar op het jagen op de grap, alsof hij bang was dat zijn lezers zouden afhaken als er twee zinnen lang niets te lachen viel. Dat blijkt al uit het begin: Doe m’n benen maar opzij, dan kan je d’r gemakkelijk in... met de verwijzing naar oma’s roemruchte verleden. Maar tegen die hitsige heren heeft oma helemaal niet doe m’n benen maar opzij’ gezegd, want haar onderstel was toen immers nog niet gedeeltelijk verlamd en het opzij doen van haar benen regelde ze toen dus zelf wel. Waarom staat het er dan? Alleen om de grap mogelijk te maken. Dat geforceerde zit m.i. ook in Ze is nog roodgloeiend, want ze komt net van de waakvlam... aan het eind. Lach of ik schiet.

Dit euvel doet zich heel vaak voor in verkapt autobiografisch proza. De auteur richt de spotlights op een bijzondere vader, een buitensporige oom of een dekselse opa, en probeert per zin de lezer van het dekselse etc te overtuigen. Een verhaal wordt dan een vorm van aapjes kijken: moet je zien wat-ie nou weer doet, en weet je wat-ie toen zei? Voor publiceerbaar proza is die opzet te beperkt en verhalen als deze worden dan ook nooit uitgegeven. De stap die de schrijver moet zetten om zijn verhaal naar een ander niveau te tillen is enerzijds groot en anderzijds in principe heel simpel: hij moet niet de dolkomische oma als hoofdpersoon opvoeren, maar heel bewust zichzelf, d.w.z. zijn ‘alter ego’. Het verhaal moet dan gaan over wat oma voor hem betekende, over hoe lastig, veeleisend, onuitstaanbaar en dierbaar ze voor hem is geweest. De neiging om in iedere zin naar de grap te zoeken is er dan niet meer.

Maar ik heb, met de Woordenstroomkiezers, best om Oma waait uit kunnen lachen.

 

Juli 2006, Hans ter Mors

Beoordeling Oma waait uit - Karel Kanits door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2006  Karel Kanits  Beoordeling BSN