Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2006  Sonja van Orsouw  Beoordeling BSN

Beoordeling De koning met faalhart - Sonja van Orsouw door BSN

In de eerste zin staat ... de kans dat meneer De Koning nog komt neemt in hetzelfde tempo af. Het is een heel mooie eerste zin en hij is de opmaat voor een bijzonder sterk verhaalbegin. De schijnbaar achteloos genoteerde observaties (plukt ... stofjes van haar verpleegstersuniform etc) maken duidelijk in welke locatie de ik-figuur zich bevindt, zonder dat er iets buiten de handeling om uitgelegd hoeft te worden, en er ‘wordt ook een spanningsboog gezet’, om het maar eens wetenschappelijk verantwoord te zeggen. Terwijl de lezer in zich opneemt dat er sansevieria’s in zinken potten staan en dat er naar ingelijste kindertekeningen gekeken kan worden, kijkt hij verwachtingsvol uit naar de komst van meneer De Koning. Subtiel en effectief wordt de spanning gehandhaafd: Half twaalf. Ruim een uur houd ik de ingang vergeefs in de gaten. En doordat die spanning er is, krijgen alle observaties en herinneringen een bepaalde geladenheid; wij lezers weten dat we nog iets te verwachten hebben en we leven hevig mee met de wachtende meneer Jansen. Het meeleven wordt ook mogelijk gemaakt doordat de ik-verteller goed blijft observeren (Het geweekte vlees van zijn pinktop woekert om een minuscuul restje nagel) , waardoor de tekst de intensiteit blijft houden die hoort bij de vertelwijze ‘ik in tegenwoordige tijd’.
En dan is er aan het eind ook nog een goede, verrassende afronding: die aardige meneer De Koning, die er altijd zo keurig verzorgd uitzag en die ook zo veel waarde leek te hechten aan de maandelijkse ontmoeting, heeft zijn vermogen aangewend om de hoofdpersoon op de wachtlijst definitief te passeren.
Een in alle opzichten goed verteld verhaal, dat naar mijn oordeel inhoudelijk een beetje schraal is. En dat is niet alleen maar een kwestie van ‘smaak’.
Met onze ik-figuur is eigenlijk heel weinig aan de hand omdat er tussen hem en De Koning heel weinig gebeurt. De interactie tussen hen blijft, althans in de ervaring van de lezer, beperkt tot de constatering van Jansen dat DK op een prettige manier zijn welgesteldheid etaleert: goed gebit, Casanova, dure dragees. Aan het slot wordt hij geconfronteerd met de andere kant van de rijkdom van zijn gesprekspartner en nu voelt hij zich zowel op zijn plaats gezet, bij de armoedzaaiers, als in de steek gelaten. Dat is het – en meer is er niet.
Uw redacteur kan hier ook niet concreet aangeven waaruit dat ‘meer’ had moeten bestaan. In ieder geval had er zich tussen de heren iets moeten afspelen met het karakter van een duel, waardoor de ik-figuur wat intenser bij de confrontaties betrokken had kunnen zijn en waardoor er in hemzelf een bepaalde ontwikkeling in gang was gezet. De gewone burger tegen de grote meneer, de boekhouder tegen de bon-vivant, of de vrouw (mevrouw Jansen dus) tegenover de man. Het enige wat er nu tussen hen gewisseld is, zijn die dragees en daardoor worden beide figuren niet op een bijzondere manier getypeerd. Meneer Jansen is nu een prettige compagnon kwijt in het ziekenhuis en niet veel meer dan dat. Het zegt ook niet zoveel over wat er nu met hem zelf aan de hand is.
Het is niet eens zo heel ingrijpend om iets meer frictie in de dialoogjes in te voeren en zoals ik het zie wordt dan de stap gezet van het goede verhaal naar het heel mooie verhaal. Aan de vaardigheid van de auteur zal het zeker niet liggen.


Januari 2007, Hans ter Mors

Beoordeling De koning met faalhart - Sonja van Orsouw door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2006  Sonja van Orsouw  Beoordeling BSN