Homepage  Poëziewedstrijd  Poëziewedstrijd 2007  Vera de Brauwer  Beoordeling BSN

Beoordeling Gedichten - Vera de Brauwer door BSN

Er is iets mysterieus aan de hand met het sonnet.

De twintigjarige Jacques Perk wist het al, toen hij rond 1880 schreef Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten : de dichter die zijn muzische aandoeningen aan de strenge vorm van het sonnet onderwerpt, merkt dat hij zowel dieper als hoger reikt. Meer wortels in het onderbewuste, een hoger niveau van zeggingskracht. In het geslaagde sonnet gaat de taal vanzelf zingen en dat is toch wat elke dichter wil bereiken. Hoewel de hooggestemde retoriek van de artistieke jongelingen rond Willem Kloos (de Tachtigers ) al rond 1900 eerder belachelijk dan inspirerend werd gevonden, hebben de grote dichters tot aan de Tweede Wereldoorlog zich bijna allemaal in het sonnet uitgedrukt. Daarna werd de nadruk op vormbeheersing als reactionair verworpen en nu durven alleen Gerrit Komrij, Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie zich nog te bedienen van het veertienregelige vers, met twee kwatrijnen en twee terzinen.

En Vera de Brauwer – terecht.

Wat in Nogmaals, Kiezels en Doorrijden of doorgaan net niet van de grond komt, lukt in Kralen wel, naar mijn oordeel althans.

In de drie eerstgenoemde gedichten is er sprake van nogal geforceerd taalgebruik, waarmee het gewone van de gedachte niet echt tot poëzie aangeblazen kan worden. In Nogmaals is de boodschap dat de ik ‘leeft als nooit tevoren’ als ze aan ‘je’ denkt, met het nogal huishoudelijke beeld van een doek ‘gedrenkt in blijdschap’ waarmee de zwarte vlekken kunnen worden weggeveegd. Als ik aan je denk ben ik blij, als ik niet aan je denk wordt het me zwart voor de ogen. Er is dus geen probleem – de ik moet gewoon aan die ‘jij’ blijven denken.

Kenmerkend voor Kiezels is een regel als licht door oogleden gedoofd. Iets heel voor de hand liggends (als ik m’n ogen dichtdoe wordt het donker) wordt hier op een wat omslachtige manier gezegd, zonder dat het bijzonder klinkt en zonder dat het bij de lezer iets extra’s oproept. Het slot is erg abstract en ook niet zo overtuigend: buiten de taal om (alsof taal er nimmer was) is het wat vreemd om het over het ‘betrachten van het pure zijn’ te hebben, want dat is toch een heel talige constructie. De toon van Doorrijden of doorgaan is melodramatisch zonder dat er in de taal iets bijzonders gebeurt. De zinnen zijn stroef: waar doorrijden de dood verleidt; om wie ze niets of minder geeft maar anderzijds zijn zij de reden dat ze leeft ... Ook in gewoon proza zou dit geen leesplezier opwekken. De inhoud is wel eens te triviaal: ze slaat linksaf of rechts/ al naar gelang de plaats, de dag ... Tja, ongetwijfeld.

En dan zijn er Kralen, met abab/abab en cde/cde. Een perfect metrum (‘jambische regels’), niet meer dan twee rijmklanken in de kwatrijnen, waardoor alles zingt en de melancholie van de slotregels ook een echt poëtische lading krijgt. Het gedicht wordt ook steeds mooier naarmate men het vaker leest – zo hoort het ook.

De juiste lay-out zou de kwaliteit nog versterken, denk ik. Als de kwatrijnen en de terzinen als aparte strofes worden gezet dan komt de wending (de ‘chute’) er ook beter uit: eerst het kleurrijke van het palet in abab en dan het vervagen in de terzinen.

Mooi hoor. Perk had gewoon gelijk.
 

Augustus 2007, Hans ter Mors

Beoordeling Gedichten - Vera de Brauwer door BSN

Homepage  Poëziewedstrijd  Poëziewedstrijd 2007  Vera de Brauwer  Beoordeling BSN