|
|
“En langs het tuinpad van mijn vader zag ik de hoge bomen staan. Ik was een kind en wist niet beter dan dat het nooit voorbij zou gaan.”
Altijd als ik mijn vader ga opzoeken hoor ik de wat weemoedige stem van Wim Sonneveld zingen over het dorp uit zijn kinderjaren. Vreemd. Het tuinpad van mijn vader is maar klein. Nauwelijk anderhalve meter tot aan de voordeur. Er staan dan ook geen hoge bomen langs. Een simpele ligusterhaag is alles. De voortuin van mijn vader is geen uitzondering. Alle huizen in zijn straat hebben hetzelfde uiterlijk. Allemaal zijn ze voorzien van dezelfde betontegels. Lage hagen scheiden de tuinen van elkaar en de openbare ruimte. Het enige verschil wordt gevormd door de bankjes voor de huizen. Soms ontbreken ze, maar op de meeste tegelplaatsjes staat een exemplaar van hout of kunststof. Op zonnige dagen zitten de bejaarden daar gezellig voor zich uit te kijken. Niet dat er zoveel te zien is. De overkant van de straat is een vrijwel exacte kopie. Het straatje is maar smal. Eigenlijk is het niet eens een straat, maar een wat breed uitgevallen trottoir met aan weerszijden eenpersoonshuizen zonder bovenverdieping. Verkeer is er niet, behalve af en toe een taxi voor een reislustige bewoner. Als de portieren aan beide zijden geopend worden, kan er geen mens meer langs. De bewegingen van de overburen zijn zelfs voor slechtzienden te volgen. Ook de gesprekken over en weer zijn meestal goed te verstaan. Dat is wel gemakkelijk, want zo kunnen de buurtgenoten genoeglijk met elkaar babbelen vanaf hun eigen bankje. Het is zelden nodig zetels te verslepen om dichter bij elkaar te gaan zitten. Opvallend is, dat het alleen de mannen zijn, die in de voortuin zitten. In de bankloze huizen wonen alleenstaande vrouwen. Natuurlijk babbelen die ook met elkaar, maar niet op straat. Die gaan gewoon bij elkaar op koffie- of theevisite in de huiskamer.
“Weet jij wat er aan de hand is met dat wijffie van nummer negen?” vroeg de overbuurman verleden week aan mijn vader. “Nee, is er wat mis dan?” “Weet ik niet. Ik heb ‘r al drie dagen niet gezien, dus ik dacht . . .” Hij zweeg abrupt. Gesprekken met hem lopen niet altijd even vlotjes. De overbuurman maakt vaak zijn zinnen niet af. Misschien toch een gevolg van de lichte attaque van vorig jaar, waarvan hij zegt volledig te zijn genezen. Pa doet mij altijd uitgebreid verslag van de gang van zaken in zijn straat. Breed uitgemeten vertelt hij de kleinste gebeurtenissen, waardoor het lijkt alsof hij een zeer druk leven leidt. Als ik hem bezoek is er zelden tijd voor mijn eigen belevenissen. Hij vraagt er ook niet naar, vol als hij zit met verhalen, die er uit moeten. Ik ken dus alle mensen in zijn naaste omgeving. Ook dat wijffie van nummer negen, juf Berkstra. Gepensioneerd kleuterleidster en inmiddels al ver over de tachtig. Klein, tikkeltje mollig, kordate bewegingen. Altijd vrijgezel gebleven. Door de langdurige omgang met kleine kinderen en het ontbreken van een levenspartner is zij niet gewend aan tegenspraak. In feite is zij nooit haar beroep ontgroeid. De woorden komen met grote nadruk uit haar mond, alsof zij nog altijd tegen kleuters praat. De meeste bejaarden uit de straat kennen haar goed. Hun kinderen hebben indertijd van juf Berkstra leren knippen en plakken. Daarom behandelen zij juf Berkstra altijd respectvol en beleefd. Juf Berkstra is een instituut. Vader’s overbuurman behoort niet tot de autochtone bewoners. Hij is afkomstig uit de stad en kwam eigenlijk niet in aanmerking voor een bejaardenwoning in het dorp. Zijn zoon heeft echter een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het complex, dat als een grote doorbraak wordt gezien in de huisvesting en verzorging van bejaarden. Hoe dat uiteindelijk precies in zijn werk is gegaan weet niemand, maar de heer Vreugdenhil sr. kreeg als eerste feestelijk de sleutel van zijn nieuwe woning uitgereikt. De kranten stonden er vol van. Goede reklame voor Vreugdenhil Health Projects natuurlijk.
Niet gehinderd door nostalgische gevoelens ten opzichte van juf Berkstra heeft Vreugdenhil sr. het altijd over dat wijffie van nummer negen. Mijn vader denkt daar zo het zijne van. “Volgens mij heeft die gek een oogje op haar,” vervolgde hij zijn relaas. “Hij had ‘r al drie dagen niet gezien. Nou en. Soms zie je elkaar een week niet. Dat kan gebeuren. Als er wat mis is, hebben die lui van de Central Control Unit dat meteen in de smiezen. Daar weet-ie zelf alles van, want toen hijzelf vorig jaar die beroerte kreeg stonden ze ook in no-time in z’n huis. Die camera’s werken perfect.” Dat is inderdaad één van die mooie vernieuwingen in de bejaardenzorg. Aan elk plafond hangt een camera met bolle lens, die de hele ruimte bestrijkt. Via een rechtstreekse verbinding met de Central Control Unit van de Senior Care Company wordt 24 uur per dag gewaakt over het welzijn van onze ouderen. Geen gedoe meer met telefooncirkels of fluitjes aan een koordje. Geen welwillend betuttel van een verzorgster, die onaangekondigd even poolshoogte komt nemen. Maar als er iets mis is kan er toch meteen worden gehandeld. Een efficiënt systeem, waarmee flink op de personeelskosten wordt bespaard. “Maar hoe ging dat gesprek nou verder?” vroeg ik, mijn vader kennende. Als je hem niet af en toe een beetje stuurt, gaat het verhaal alle kanten op en is er tenslotte geen touw meer aan vast te knopen. “O, nou, dat ging helemaal niet verder. Net op dat moment kwam juf Berkstra aangelopen uit de richting van het Central Check Point. Ze liep hier voor ons langs en ik zeg: ‘Goeiemiddag, juf Berkstra,’ want dat doe ik altijd als ik haar tegenkom. En weet je wat die hufter van de overkant zegt? Hij zegt: ‘Zo wijffie, lekker op stap geweest?’ Nou vraag ik je; dat zeg je toch niet tegen juf Berkstra?” Verontwaardigd keek hij me aan. Ik dacht even, dat hij een grapje maakte, want het is niets voor mijn vader om zich druk te maken om futiliteiten, maar zijn ogen spraken duidelijke taal. “En helemaal niet, als ze van het Central Check Point afkomt. Lekker op stap geweest. Als je van het Central Check Point komt, ben je nooit lekker op stap geweest.”
Het Central Check Point is ook zo’n mooie uitvinding van Vreugdenhil Health Projects. Eens per half jaar moet iedere bewoner van het complex zich uitgebreid laten onderzoeken op verborgen gebreken. Aan deze verplichting kun je je niet onttrekken op straffe van verwijdering. Een beroep op huurbescherming is niet mogelijk. Het Central Check Point is gevestigd op de eerste verdieping van het koepelvormige verzamelgebouw van de Senior Care Company. Alle straatjes van het complex komen in dat gebouw samen als de spaken van een wagenwiel. Het lijkt op een overdekte binnenplaats, van waaruit alle voorzieningen snel en gemakkelijk te bereiken zijn. Ook bevindt zich daar de toegang tot de ondersteunende diensten, die in de kelder van het gebouw gevestigd zijn. Zowel de Central Medical Service, als de Central Food Service en de Central Technical Service hebben daar hun eigen ruimte. Omdat het gehele verzorgingscomplex onderkelderd is, kan de dienstverlening binnen de kortste keren elke woning ondergronds bereiken en binnengaan. De huizen zijn daartoe voorzien van een toegangsluik. Met behulp van een speciaal ontworpen heftruck kunnen snel en efficiënt zowel mensen als goederen naar binnen of naar buiten worden gebracht. Geen last van toeschouwers. Geen last van het weer. Geen last van het gedoe met ziekenauto’s. Elk straatje herbergt zijn eigen soort senioren met ongeveer dezelfde verzorgingsbehoefte. De straatnamen verwijzen op subtiele wijze naar de mate, waarin de bewoners zichzelf kunnen redden. Zo woont mijn vader in De Promenade. De mensen uit die straat zijn allemaal nog redelijk ter been. Een wandelstok is toegestaan, maar zodra andere ondersteunende middelen nodig zijn is verhuizing naar Rollater Boulevard verplicht. Het halfjaarlijkse onderzoek van bewoners moet het Central Management Team behoeden voor verrassingen. Bejaarden, die te snel aftakelen kunnen de hele planning in de war schoppen, evenals senioren, die maar niet ouder lijken te worden. Het uitgekiende stratenplan gaat uit van een gemiddeld verloop, zoals dat vanaf 2008 nauwkeurig in kaart is gebracht. Het welslagen van dit nieuwe bejaardenzorg-concept valt of staat met de juistheid van de cijfers. Alleen als alles klopt zal Vreugdenhil Health Projects ook elders op de wereld voet aan de grond krijgen met zijn Senior Care Company.
“Zo erg is die checkup toch niet?” vroeg ik. “Ach, jongen, je moest eens weten,” zei mijn vader. Hij aarzelde en keek wantrouwend omhoog. Wij zaten aan de eettafel, recht onder het bolle oog van de camera. “Neemt-ie ook geluid op?” vroeg hij. Ik haalde mijn schouders op. “Ik weet het niet zeker. Maar ik denk het wel.” “Waarom kun je die klotedingen ook niet uitzetten,” zei pa. “Zo heb je toch helemaal geen privacy meer.” “Privacy is een ouderwets begrip, pa.” “Ja, dat weet ik ook wel. En jij weet dat nog beter dan ik.” Daar had hij gelijk in. Als wethouder van gezondheid en veiligheid ben ik volledig op de hoogte. Het camerabeleid in ons dorp behoort tot mijn portefeuille. Daar heb ik niet bewust voor gekozen. Het is mij gewoon overkomen. Beter gezegd: het is ons allen gewoon overkomen. Sinds het begin van deze eeuw is de privacy er steeds meer bij ingeschoten. Het heeft een tijd geduurd, voordat iedereen het accepteerde, maar zelfs de hele linkse politiek heeft zich erbij neergelegd. Sterker nog, nadat de socialisten de absolute meerderheid hebben verkregen is het cameratoezicht meer dan verdubbeld.” “Het helpt wel, hoor pa. Het is nog nooit zo veilig geweest op straat.” “Ja, dat zal wel. Niemand zegt het tegendeel. Ze kijken wel uit.” Het onderwerp ging de verkeerde kant op. Ik wilde terug naar de checkup van juf Berkstra. Maar vader sloeg geen acht op mijn pogingen het verhaal weer in die richting te sturen. “Zodra het ergens een beetje spannend wordt komen de uniformen opdraven,” mopperde hij. “Het leger, de politie, de brandweer, de verpleging. Altijd maar weer mannetjes en vrouwtjes in uniform, die zich moeten laten gelden. Als je een scheet laat in het openbaar heb je een minuut later een prent aan je broek van de milieupolitie. Hoe kan dat eigenlijk? Nemen die rottige camera’s ook geuren op?” Geërgerd stond hij op van zijn stoel. Zwijgend ging hij bij het raam staan. Met boze ogen keek hij naar buiten. Een man uit het verleden. Een man, die de eeuwwisseling nog bewust heeft meegemaakt. Die nog kan vertellen over ouderwetse computers met beeldschermen en toetsenborden.
Als mijn vader in zo’n stemming is, kun je hem maar beter alleen laten. Ik verliet het huis en liep rechtstreeks naar het verzamelgebouw van Senior Care Company. Even later zat ik tegenover de manager van het Central Check Point. “Hoe is de checkup van juf Berkstra verlopen?” vroeg ik hem. Als zij inderdaad drie dagen opgenomen was geweest, hadden we een probleem. Dat zou namelijk betekenen, dat het robot-onderzoek niet toereikend was geweest en dat er een medisch specialist bij was geroepen. Inefficiënt en kostenverhogend. De manager aarzelde even. Toen boog hij zich naar voren, plantte zijn ellebogen op het bureau en keek mij strak aan. “Het lijkt erg veel op die drie zaken van vorig jaar,” zei hij. “Afwijzend ten opzichte van de apparatuur. Weigerachtig om zich te ontkleden voor het inwendig onderzoek. Geen of foute antwoorden inspreken. Niet bereid om haar arm in de bloedtapper te steken. Mond dicht houden bij de tandcontrolunit. Enfin, het is weer hetzelfde patroon.” “Is dokter Verlangen er bij geweest?” Volgens het protocol worden tegenwerkende of weigerachtige bewoners in de gelegenheid gesteld de volgende dag alsnog aan het onderzoek mee te werken. In de tussentijd mogen ze niet naar huis. Er zijn voor die gelegenheid een paar eenvoudige slaapkamertjes beschikbaar op Central Medical Service. Als ook de tweede dag het onderzoek niet kan worden uitgevoerd, wordt dokter Verlangen ingeschakeld. Over zijn achtergrond wordt nogal terughoudend gedaan. Begrijpelijk, want sinds de ontwikkeling van het stabilbrain serum is het vak van psychiater sterk in aanzien gedaald. De meeste universiteiten hebben die studierichting al lang niet meer in hun pakket. Overdracht van kennis vindt voornamelijk plaats vanuit gedateerde vakliteratuur. “Volgens de dokter komt dat door het gebrek aan geestelijke prikkeling, waardoor mensen vervlakken. Alle dagen verlopen ongeveer hetzelfde. Zodra dat vaste patroon wordt verbroken door afwijkende prikkels, zoals bijvoorbeeld die checkup, komt de geest ongewild in opstand. Gelukkig ontaardt dat tegenwoordig niet meer in lichamelijk geweld of psychotisch geschreeuw, maar in lijdzaam verzet.” “Tot nu toe hebben we dit probleem alleen nog maar bij vrouwen gehad, hè?” “Ja, dat is mij ook opgevallen. Volgens Verlangen komt dat, omdat mannen genoeg hebben aan die bankjes voor hun huis. Inhoudsloze gesprekken over alles en niets geeft hen voldoende afleiding. Vrouwen hebben daar niet genoeg aan.” “Maar het stabilbrain serum zou toch voor éénvormige hersenactiviteiten bij mannen en vrouwen moeten zorgen? Dan zou hetzelfde patroon bij beide seksen moeten voorkomen.” De manager haalde zijn schouders op. “Verlangen zegt, dat het een illusie is om te denken, dat mannen en vrouwen ooit gelijk zullen zijn. Door de bank genomen heeft het nieuwe serum de grootste verschillen wel weggenomen, maar een totale gelijkheid kan alleen door operaties tot stand komen.”
Her stabilbrain serum, dat inmiddels al bijna twee decennia wordt toegevoegd aan het voedsel van mensen in tehuizen en inrichtingen, is een zegen voor de mensheid. Wereldwijd zijn door de toediening aan gevangenen en gestoorden de misdaadcijfers spectaculair gedaald. In sommige landen wordt het spul zelfs verwerkt in alle brood- en zuivelproducten, die in de winkel te koop zijn. Alleen de leiders krijgen hun levensmiddelen nog puur. Ons land is nog niet zo ver. De discussie tussen vóór- en tegenstanders van het ultieme gelijkheidsbeginsel is nog niet verstomd. Tegenstanders klampen zich nogal hardnekkig vast aan het principe van vrijwilligheid. Toch moeten ook zij toegeven, dat het leven veel rustiger is geworden na het kabinetsbesluit om notoire onruststokers te verplichten tot dagelijkse toediening van het serum. Jammer, dat de bijwerkingen nog steeds niet helemaal beheersbaar zijn. Na al die jaren blijft het menselijk brein een onberekenbare factor en zijn er induvidueel grote verschillen waarneembaar.
“Maar wat gaat er nu gebeuren met juf Berkstra?” vroeg ik. “Het protocol schrijft voor, dat de familie wordt ingelicht over het voornemen tot verwijdering,” zei de manager, “maar zij heeft geen familie, voor zover wij weten.”“Ook niet een verre achterneef, een nicht in Canada of een oom in Australië?” “Helemaal niets van te vinden.” “Hoe kan zij dan ooit in aanmerking zijn gekomen voor dit project?” Ik was hoogst verbaasd. Om toegelaten te worden tot een woning van Senior Care Company moeten de handtekeningen van twee familieleden bij de Central Control Unit worden gedeponeerd. Een uitgebreid reglement met een nog uitgebreidere toelichting moet duidelijk maken, dat aan Senior Care Company allesomvattende bevoegdheden worden gegeven met betrekking tot het onderhoud van de bewoners. “Zij was de eerste vrouw in het complex,” verklaarde de manager een tikkeltje ongemakkelijk. “Waarschijnlijk vond men dat belangrijker dan papieren. Ik heb hierover al een stevige discussie gehad met de manager van de Control Unit. Bij de eerstvolgende vergadering van het Central Management Team komt dit punt zeker aan de orde.” “Voorzien de reglementen in een verwijdering zonder dat de familie wordt ingelicht?” “Ja, maar alleen als beide ondertekenaars overleden zijn en hun bevoegdheden niet aan anderen hebben overgedragen. Dan kan zonder meer tot verwijdering worden overgegaan.” “En is dat in de huidige situatie niet mogelijk?” “Formeel niet, nee.” “En informeel?” “Hoe bedoelt u dat?” “Net zoals ik het zeg. Juf Berkstra is hier blijkbaar niet op de formele manier binnengekomen. Dan kan zij toch ook op een informele manier verwijderd worden?” “Hoe dan?” “Laat dokter Verlangen schriftelijk verklaren, dat zij zelfdestructieve neigingen vertoont en plaats haar over naar het Hofje van Drion. Met een beetje handigheid in de dosering heeft juf Berkstra zichzelf binnen een maand verwijderd.” Nadenkend betrommelde de manager met zijn vingers het bureau. “We kunnen het proberen,” zei hij toen ietwat aarzelend. “Hoe gaat het verder met de doorstroming?” vroeg ik, “volgens mijn gegevens staan er vier mensen op de wachtlijst voor De Promenade, waarvan twee al langer dan de overeengekomen maximale termijn van drie maanden. Daarvan zou er één de woning van juf Berkstra kunnen krijgen.” “Vreugdenhil senior zou eigenlijk naar Altzheimer Avenue moeten, maar daar is op dit moment niets vrij. Je kunt het nooit zeker weten, natuurlijk, maar volgens de prognoses komt daar de komende maanden nog geen verbetering in.” Ik stond op en stak mijn hand uit. “Tot volgende maand,” zei ik, “ik neem aan, dat mijn vader dan inmiddels is verhuisd naar het Paranoia Plein. Hij begint onrustig te worden.” “Dat komt heel goed uit,” antwoordde de manager opgelucht, “want dan zitten we weer precies op schema.” Maar dat wist ik natuurlijk allang.
|