Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2002  Ellen Damen  Beoordeling BSN

Een goed gesprek - Ellen Damen

'Goedemorgen, mevrouw, lekker weertje vandaag, hè?' Een schaduw valt over mijn gezicht. Met tegenzin open ik mijn ogen op een kiertje. Voor mij staat een tenger wijfje met een priemende blik. Haar mummelmond maakt happende bewegingen. Ze is aan het hannesen met een gammele boodschappen-tas-op-wielen die maar niet wil blijven staan. Tenslotte gebruikt ze de uitpuilende afvalbak naast mijn zorgvuldig uitgekozen bankje-in-het-park als steun. Wat is dat toch in mij dat ik nooit met rust gelaten word?
'Wat hebben we een vreselijke winter gehad', vindt ze. Onwillig schuif ik een stukje op en gretig vult zij de grootste helft van de bank met de panden van haar regenjas.
'Trouwens, vannacht was het nog aardig koud. Ik zeg tegen mijn man, Jan, zeg ik, haal die wollen deken maar weer te voorschijn. Ja, die had hij al opgeborgen, de schat. Ik heb toch zo'n lieve man, mevrouw, hij doet alles voor me, ik hoef maar te kikken.. Hebt u ook zo'n lieve man?'
'Ik ben helaas weduwe, maar..'
'Niet dat mijn kinderen niet aardig zijn, hoor. Daar mag ik niks van zeggen. Maar weet u, die jeugd van tegenwoordig is toch wel erg op zichzelf, vindt u niet?'
'Nou nee, míjn dochter..' Met gesloten ogen en geheven kin laat ik de woorden naar buiten glijden. Mijn dochter, denk ik, Susan. Een hele week al heb ik niets van haar gehoord.
'Mama, ik moet dit zelf doen, kun je me een beetje met rust laten?' Haar ernstige toet, ze zag er niet slecht uit. Nog niet. Een beetje bleek misschien? Maar wat wil je, na zo'n tijding.. Ze had toe moeten geven.
'Maar schat, je weet het, als je me nodig hebt..'
'Hij is al zes jaar het huis uit' dendert het naast me, 'die knullen willen iets van de wereld zien. Dat zei hij tenminste. Maar ik weet niet beter of hij woont al die tijd al in Amsterdam. In het begin vond ik het doodeng, zo'n kind alleen in de grote stad. Zeg nou zelf, Amsterdam, daar hoor je niet veel goeds over. Drugs, hoeren en al die verschillende nationaliteiten door elkaar. Ik weet niet, ze zeggen dat je niet mag discrimineren en dat doe ik ook niet. Maar het is toch te gek dat je 's avonds niet meer over straat kunt lopen.. Gelukkig dat het mijn dòchters niet zijn. Dat is toch nog heel wat anders, hè, een meisje in de grote stad.'
'Míjn dochter..'
Een plotselinge woede snoert me de mond. Tranen duwen tegen mijn oogleden.
'Frans' denk ik, 'lul, waar ben je nou. Susan gaat dood, man, Susan, jouw kleine meid'.
'De oudste is getrouwd met een ingenieur.'
'Mens' mompel ik, ternauwernood binnensmonds en ik schuif naar het puntje van de bank.
'Computers' hoor ik haar zeggen en 'Alphen aan de Rijn. Twee onder-een-kap, een kast van een huis. En dat ..’
'Mevrouw, asjeblieft, wilt u me met rust laten?'
'Ik weet niet waarom ze geen kinderen hebben.. Ik ben wel oma hoor, daar heeft de tweede voor ge-zorgd. Die is jong getrouwd en woont hier bij mij om de hoek. Ze heeft een tweeling. Zulke mooie kinderen, mevrouw, alleen..'
Verbaasd kijk ik naar de vrouw naast me. Ze zit er monter bij. De woorden ontsnappen als kringetjes sigarenrook uit haar mond. Een paar centimeter boven de grond bengelen een paar zwarte laarsjes. Ze zijn minstens drie maten kleiner dan mijn stevige stappers.
'Vroeger was dat allemaal anders', zegt ze met een frons. 'Maar dat hoef ik u niet te vertellen. U bent zeker van mijn leeftijd? Een jaar of zestig?'
'Vijftig', zeg ik en ik zucht. 'De vorige maand ben ik vijftig geworden.'
'Ziet u wel. Daar ben ik altijd goed in geweest, iemands leeftijd schatten. Toen ik mijn man leerde kennen, hebben we nog zo vreselijk gelachen, daar word ik nú nog mee geplaagd. Het eerste wat ik tegen hem zei was: u bent zeker al eenentwintig? Ikzelf was toen zeventien. Ja, twee jaar later zijn we getrouwd. Dat was me wat. Iedereen zat al jaren op een woning te wachten en ons werd er zomaar een in de schoot geworpen. Philips, hè, mijn man werkte toen al bij Philips. Die waren toch zo goed voor hun personeel. Toen nog wel. Werkt úw man nog?'
'Ik ben getrouwd met een olifant', zegt mijn mond, 'een olifant met een lange snuit.' Vinnig zet ik mijn beide handen als een toeter aan mijn neus.
'De mijne moet nog drie jaar.'
'Drie jaar' roep ik en ik schiet in een onbedaarlijke lach. 'Drie jaar, ha ha ha'. Ik veeg de tranen uit mijn ogen en sta op. Tersluiks werp ik een blik achterom. Een verontschuldiging ligt al op het puntje van mijn tong. Maar mijn nieuwe vriendin kijkt de andere kant op. Verbijsterd zie ik haar mondje. Het is precies een naar lucht happende vissenbek. Dat daar nog verstaanbare klanken uitkomen..
'Dat hij de hele dag thuis zal zijn, bedoel ik. Zo'n man kijkt je toch op de vingers, hè? En nu kan ik lekker doen waar ik zin in heb. Neem nu zo’n dag als vandaag. Hé' zegt ze en even verstarren haar lippen. 'Gaat u nu al weg? Ik heb in geen tijden zo'n goed gesprek gehad. U bent duidelijk een lotgenoot. Mijn oude buren zijn pas verhuisd. Met háár...'
Op weg naar de uitgang van het parkje achtervolgt me haar drenzende woordenstroom. Als ik op het punt sta het grintpad te verlaten, verheft zij haar stem.
'Mevrouw' schalt het door de voorjaarslucht, 'hebt u eigenlijk ook kinderen?'

Een goed gesprek © Ellen Damen

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2002  Ellen Damen  Beoordeling BSN