Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Euske Roovers  Beoordeling BSN

Juffrouw Dikkop - Euske Roovers

Met haar knokige vingers bladerde Dikkop door het klassenboek.
‘Naar voren, … Scheutjes.’
Arme Jaap. Kruisverhoor van Dikkop. Tien minuten lang bibberen voor het bord. De ene na de andere vraag vuurde ze op hem af. ‘Hoofdstad van Tanzania? Hoeveel is achtentwintighalf maal zevenendertig? Een ander woord voor aposiopesis?’ 
Jaap haalde zijn schouders op en keek moedeloos voor zich uit. We konden hem niet helpen.
‘Meneertje Scheutjes hier is net zo dom als de rest van jullie,’ sprak Dikkop met een genoegzaam lachje. ‘Maar geen paniek, Japie, met jouw hoofd kan je altijd nog in het spookhuis gaan werken.’
Jaap snikte. Wij zwegen.

Juffrouw Dikkop. Ze was een lange, magere spriet. Een wandelend geraamte. Haar hoofd was rood en gezwollen, alsof het ieder moment kon ontploffen. Vanaf de eerste dag noemden we haar Juffrouw Dikkop. En dat bleef zo. Ze had altijd hetzelfde bruine vest aan. Verder droeg ze een lange ruiten rok. Ze liep op zilveren schoenen met een hoge hak.
Niemand van ons durfde ‘Dikkop is gek’ op het bord te kalken. Of een punaise op haar stoel te leggen. Of propjes te schieten. Of ’n stinkbommetje te gooien. Bij andere juffrouwen hadden we dat wel gedaan. Niet bij Dikkop. We wisten dat we dan met de grond gelijk werden gemaakt. Dus we deden niets. We hoopten alleen maar dat haar hoofd uit elkaar knalde.

Op een morgen hadden we een nieuwe in de klas. Lisa. De les was al bezig toen ze puffend het lokaal binnenstapte. Ze stak haar hand op en zei: ‘Goeiemorgen.’ 
‘Te laat,’ brulde Dikkop.
Lisa haalde diep adem. ‘Ik ging op tijd van huis, juffrouw. Op straat liep een huilende mevrouw met een kinderwagen. Ze was haar baby kwijt. Ik ben hem gaan zoeken en vond hem een stuk verderop, in het park. Ik heb hem netjes teruggebracht. Die mevrouw bleef me omhelzen en bedanken, dus daarom ben ik ietsje later. Snapt u?’
Dikkop stond op en liep naar Lisa. ‘Jij vindt dus zo’n miezerige baby belangrijker dan mijn lessen?’
‘Ja, juffrouw.’
Er ging een siddering door de klas. Het wachten was op Dikkops hysterische woedeaanval. Maar ze brabbelde alleen: ‘Lastpak.’
‘Hoezo?’ vroeg Lisa. ‘Ik was geen baby kwijt.’
‘Zwijg. Strafwerk. Morgen inleveren. Wee je gebeente als het niet klaar is.’
Wij wisten wat strafwerk betekende: Honderd keer de zin: ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ opschrijven.

Aan het eind van de middag las Dikkop voor uit een boek. Het ging over strafvoltrekking en tuchtmiddelen door de eeuwen heen. We zaten rechtop in onze stoel en deden of we luisterden. Dikkop las heel snel en onduidelijk. Op het moment dat ze een bladzijde omsloeg, en het muisstil was in de klas, liet iemand een knetterende scheet. We wilden lachen, maar durfden niet. 
Dikkop klapte het boek dicht. ‘Wie was dat?’ vroeg ze op ijzige toon. 
Lisa stak lachend haar vinger op. ‘Ikke, juffrouw.’
‘Als ik het niet dacht. Eruit, jij. Eruit.’
‘Ik kan er niets aan doen, juffrouw. Ik heb diami.’
‘Wat…’
‘Diami, juffrouw. Kent u dat niet? Het is een ernstige ziekte.’
‘Goh. Is die ziekte ook dodelijk?’ vroeg Dikkop hoopvol. ‘Ik bedoel, is er een kans dat jij binnenkort een langzame, pijnlijke dood sterft?’
‘Het komt maar bij één op de miljoen kinderen voor, juffrouw. Meestal als je in de groei bent. Iemand met diami laat spontaan een wind, zonder dat ie er wat aan kan doen. Maar maakt u zich geen zorgen, de winden van een diami-patiënt stinken niet zo erg.’
Het duurde geruime tijd voor Dikkop een woord kon uitbrengen. We hadden haar hoofd nooit eerder zo rood en opgezet gezien. ‘School is uit. Weg jullie. Allemaal.’

De volgende morgen stond Dikkop voor het bord. Ze wees naar Lisa. ‘Strafwerk. Laat zien.’
‘Het is er helaas niet van gekomen, juffrouw.’
‘Volgens mij heb ik dit niet goed gehoord.’
‘Er kwam wat tussen,’ zei Lisa koeltjes.
Lisa begon te vertellen. ‘Gisteren uit school kwam ik langs de bank.’
‘Ik word doodziek van jouw verhaaltjes.’
‘Echt waar, juffrouw. Binnen stond een man met een bivakmuts. Hij zwaaide met een pistool.’
‘Ja. En ik ben de koningin van Engeland,’ schamperde Dikkop.
‘Ik stormde de bank binnen en stond oog in oog met de overvaller. Hij richtte zijn pistool op mij.’ 
‘Had die man maar geschoten, bemoeial,’ siste Dikkop.
‘Ik schopte het pistool uit zijn hand. Daarna kon ik hem overmeesteren en overdragen aan de politie. ’s Avonds moest ik een interview geven aan de krant. Ze hebben ook foto’s gemaakt. Ik had dus geen tijd meer voor strafregels.’
De klas was doodstil.
Dikkop begon te trillen. Ze pakte de rand van een lessenaar vast. Ze schudde haar gloeiende hoofd.
‘Ik ben die smoesjes nu echt beu,’ gilde ze. ‘In de hoek met je gezicht naar de muur.’
‘Ik heb ook nog een beloning gekregen. Lisa toverde een briefje van 500 uit haar broekzak en hield het in de lucht. ‘Goed, hè.’
Dikkops mond viel open. Ze stond op het punt in krijsen uit te barsten. ‘Nu heb ik je. Jij hebt gestolen. Je bent een dief. Ik haal de politie.’

Niet veel later beenden twee agenten in uniform het lokaal binnen.
‘Die is het, agent,’ krijste Dikkop, terwijl ze Lisa aanwees. Sla haar in de boeien.’
‘Kijk nou,’ lachte de agent. ‘Lisa de boevenvanger.’
Hij keek de klas in. ‘Jullie hebben het nieuws vast al gehoord.’
‘Nee agent,’ riepen wij in koor.

Juffrouw Dikkop © Euske Roovers

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Euske Roovers  Beoordeling BSN