Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2009  Fred Rabouw  Beoordeling Klappers

Robs vrouw - Fred Rabouw

Niets in de wereld is zo naargeestig als een perron in de herfst. Thuis zit Connie natuurlijk al met een sherry voor de tv, terwijl ik hier mag kouvatten. Een blik op de stationsklok leert me dat de trein al weer vijf minuten te laat is. Ik doe twee passen naar de rand van het perron en kijk in de verte. Naast me doet een roodharige vrouw hetzelfde.
'Niks,' zeg ik.
'Volgens mij zie ik de koplampen van de trein,' antwoordt ze.
Ik zie alleen regen en zwiepende takken, maar voor ik dat kan zeggen, meldt de stem van de stationsomroeper dat de trein veertig minuten vertraging heeft. Ik steek mijn handen in m'n zakken en trek mijn hoofd zo ver mogelijk tussen m'n schouders.
'Aan het begin van het perron is een wachtkamer,' zeg ik. 'Mag ik u koffie aanbieden?'
De vrouw blijkt Leonie te heten. 'Rob,' stel ik mezelf voor. Leonie is een grage prater. Ik kan me beperken tot haar aankijken en knikken terwijl ze vertelt. In de warme wachtkamer opent ze haar jas. Goed figuurtje, denk ik, terwijl ze vertelt dat ze net gescheiden is. De bewegingen van haar rode haren fascineren me en ik besluit dat er geen reden is haar te vertellen dat ik getrouwd ben.
'…ontspoord,' meldt de omroepstem. 'Tot onze spijt zijn er daardoor geen treinverbindingen mogelijk tussen…' De stem neuzelt verder.
'Hoe kom ik dan thuis?' reageert Leonie.
'Ze zullen bussen inzetten om ons naar Utrecht te brengen,' antwoord ik.
'Maar Rob, dan mis ik in Apeldoorn de laatste bus.'
'Een taxi,' is mijn oplossing.
'Hoeveel kost dat wel niet?' is haar ontstelde vraag.
Ik haal diep adem. Ik moet Connie bellen dat ik later zal zijn. Zal mijn vrouw me geloven als ik beweer, dat ik niet thuis kan komen vanavond?
'Ik neem hier ergens een hotelletje,' zeg ik. 'Ik kan ook niet meer naar huis reizen.'
Ze kijkt verslagen, blijkbaar is geld echt een probleem voor haar.
'Je mag wel bij mij op de kamer slapen,' bied ik enigszins opgelaten aan. Waar hoop ik op? Dit kan gewoon niet.
Na vijf minuten halfslachtig protesteren, gaat ze toch mee. Zodra ze in bad zit, gris ik mijn gsm te voorschijn. Ik krijg Connie's voicemail. 'Je zult wel op het nieuws gehoord hebben dat er geen treinen rijden. Ik blijf vannacht hier in een hotel. Ik probeer je vanavond nog wel een keer te bellen.'

'Ik heb je driemaal gebeld, maar je nam niet op,' roep ik vanuit de keuken. 'Kan die tv wat zachter?' Het is belachelijk dat ik iedere zin van dokter Phil kan verstaan, terwijl ik geen idee heb of mijn vrouw me wel of niet hoort. Hoe je ruzie moet maken, is het onderwerp. Daar kan Connie nog wat van leren, maar waarschijnlijk luistert ze selectief en herkent ze alleen, wat ik bij een ruzie fout doe. Geen antwoord. Ik haal mijn schouders op en schuif een kant-en-klare bami met kip in de magnetron.
'En ik had natuurlijk geen pyjama bij me. Je weet dat ik een hekel heb aan slapen zonder pyjama,' probeer ik boven Phil uit te komen. Waarom zegt ze niets? Vermoedt ze iets? Licht nerveus loop ik naar de kamer, waar de aftiteling over het scherm rolt en de bank leeg is. Waarschijnlijk is ze even naar de wc. De magnetron rinkelt; mijn bami is klaar.
'Het duurde lang voor ik sliep,' zeg ik luid richting het toilet. Ik neem een paar happen. 'Waarom? Omdat ik bloot in bed lag. Dan kon mijn onderbroek even luchten.'
De tv blijft galmen. Best. Als het Connie allemaal niet interesseert, houd ik verder mijn mond wel. Ik pak mijn mobiel. Eigenlijk is Leonie slechts tien cijfers bij me vandaan. Moet ik haar opbiechten getrouwd te zijn? Ik speel met het idee het haar per sms te vertellen, maar verwerp het snel. Als ze het over een of over twee maanden zal ontdekken… Ik staar naar mijn telefoon. Een of twee maanden? Mijn vrouw zit maar tien passen bij me vandaan naar 'Neighbours' te kijken en wij horen bij elkaar.

'Ik heb hier in Utrecht Literatuurwetenschappen gestudeerd,' vertelt Leonie. Ze heeft me een arm gegeven terwijl we ons door de zaterdagdrukte op de Oude Gracht wringen. Connie leest nog geen roddelblad. Nou vooruit, ze bekijkt de plaatjes. Als we maar geen bekende tegenkomen, gaat het door me heen, maar een blik op haar rode haren verdrijft de gedachte. Voor zover ik weet, hebben mijn vrouw en ik geen kennissen hier. 'Wat is het laatste boek dat je gelezen hebt?'
Ik krab op mijn hoofd. Laatste boek? Stel je Connie's gezicht voor als ik naast haar zou zitten met een boek in mijn handen. Ze zou misschien eindelijk het geluid van de tv wat zachter zetten en vragen of ik ziek ben.
'Hoor je wel wat ik zeg?' vraagt Leonie.
'Ik denk erover na.'
Ze pakt me bij de arm. 'Zullen we eerst wat eten? Hier tegenover is een broodjeszaak.'

Rijen vierkante, zwarte tafels. Paartjes, winkelvriendinnen, lawaaiige jongelui met bromfietshelmen bij zich. Leonie bestudeert het menu. 'Zes euro voor een Italiaanse bol.'
'Wat wil je erbij drinken?' vraag ik, terwijl ik een echtpaar nastaar zonder hen te zien.
Ze klapt de kaart op tafel. 'Wat is er?'
'Wat bedoel je?' schrik ik.
'Je zit met je gedachten heel ergens anders. Heb je spijt van onze ontmoeting?'
'Hoezo? Natuurlijk niet.'
'Waar denk je dan aan?' Ze neemt me met half toegeknepen ogen op.
'Ik…' Nerveus lik ik m'n lippen.
'Ben je getrouwd?' fluistert ze.
Vervloekte intuïtie van vrouwen. Dat had ik subtieler en met voorbereiding willen zeggen. Ik open mijn mond, maar kan de juiste woorden niet vinden.
'Leugenaar!' Haar ogen zijn vochtig geworden. Ze staat met een ruk op en rent de zaak uit.
Ik wring me achter het tafeltje vandaan. Een stevige vrouw staat vlak voor me op en blokkeert even mijn weg. Eenmaal buiten is Leonie nergens meer te zien. Ik pak mijn gsm en bel; ze neemt niet op.

Connie heeft niets gevraagd over mijn zogenaamde weekendje uit met de zaak en was zelfs niet verrast, toen ik al vroeg op de zondagmiddag thuis kwam. Ik zet traag het gebruikte en het ongebruikte bord in de vaatwasser. Ze vraagt nooit naar mijn collega's, wil niets weten over mijn werk, hoewel ik iedere dag uitgebreid vertel wat er op kantoor gebeurt. Leonie heeft in twee ontmoetingen al meer gevraagd dan Connie in bijna twintig jaar. Met mijn knokkels op de rand van het aanrecht blijf ik licht voorover gebogen staan.
Maar Connie laat me tenminste altijd uitpraten, verdedig ik mijn vrouw tegenover mijn eigen gedachten. Die gaat er niet vandoor als ik nadenk over de woorden die ik wil gebruiken. Zoiets is eigenlijk knap onbeschoft.
'Connie is gewoon goedhartig,' mompel ik. Maar tegelijk zie ik voor me hoe Leonie's rode haren bewegen in de wind. Connie doet nooit iets met haar kapsel, ze draagt ze nog precies zo als toen ik haar voor het eerst zag.
Ik werp een blik op mijn mobieltje. Geen sms'je, geen gemiste oproepen. Zou Leonie mijn berichtjes niet lezen?

Al voor vieren zit ik op het station in de wachtkamer, maar pas om half zes verschijnt het vlammende rood waar ik naar uit zit te kijken. Leonie ziet me en wendt zich meteen af. Ik verzamel moed en loop toch naar haar toe. 'Het spijt me echt. Mag ik nog één keer met je praten?'
'Ik zou niet weten waarover,' antwoordt ze zonder me aan te kijken.
Ik pak haar arm. 'Leonie…'
'Laat me met rust,' zegt ze, maar ze trekt haar arm niet weg. Samen gaan we de trein in. Ik zit naast haar, praat, fluister, leg uit en smeek, maar tot Utrecht zegt ze weinig terug.
'Ik moet naar Apeldoorn,' zijn haar woorden op de stationstraverse. Haar stem is zacht en zonder de eerdere boosheid.
'Ik had al een kaartje naar Apeldoorn gekocht,' beken ik.
Hoe zal ze reageren? Als ze nu nijdig wordt, is al mijn voorbereiding voor niets geweest. Dit gevoel had ik ook, toen ik Connie voor het eerst mee vroeg naar een klassenfeestje. Tot mijn opluchting glimlacht Leonie.
In de trein naar Apeldoorn beloof ik: 'Ik zal Connie vertellen dat ik van haar ga scheiden.' Ik leun voorover, ellebogen op de knieën, hoofd omlaag. 'Het zal niet makkelijk zijn. Ik ben alles wat Connie heeft.'

Alles is donker in huis. Ik knip het licht aan en zet de verwarming hoger. Op de keukentafel staat nog een schaal met oliebollen van een week oud. Connie heeft er niets van gegeten sinds oudejaarsavond.
'Kan ik die oliebollen nu weggooien?' roep ik. Er komt geen antwoord. Schouderophalend mik ik ze in de afvalemmer en open de vaatwasser om de schaal erin te zitten. O, ja. Die staat nog vol. Omdat de wekker vanmorgen niet afliep, had ik geen tijd meer hem uit te ruimen. Ik schenk een glas rosé in, neem een slok en probeer zoveel mogelijk borden tegelijk uit het rek te tillen.
'Wat zullen we eten?' Een retorische vraag. De keuze wat er op tafel komt, laat ze immers altijd aan mij over. Na een blik in het vriesvak roep ik: 'Rode bietjes met uitgebakken spek?'
Terwijl de magnetron de maaltijd ontdooit, kijk ik om me heen. Wanneer heb ik eigenlijk voor het laatst gestofzuigd? Is het voor de Kerst geweest? Ik kauw nadenkend op een korst kaas en weet het weer: de dag na Kerst.

'Rob, heb je het nu wel of niet tegen Connie gezegd?' vraagt Leonie geïrriteerd.
We zitten op een terrasje in de hete augustuszon. Ik schuifel onbeholpen met m'n voeten heen en weer. 'Ik heb het echt geprobeerd, maar…'
'Wat heb je dan precies gezegd?' onderbreekt ze me.
'Ik zei dat we moesten praten. Ze pakte mijn hand en knikte. Over twee maanden zijn we twintig jaar getrouwd, zei ze. Daar was ze zo blij mee.' Ik spreid m'n handen. 'Ik kon…'
'Breng me maar naar het station,' snauwt Leonie.
'Maar we zouden vanavond naar de film gaan.'
'Ik heb hoofdpijn.'

De bel klonk, lang en nadrukkelijk.
'Blijf maar,' zeg ik tegen Connie. 'Ik kijk wel even.'
Half zeven. Wie belt er nu onder etenstijd? Ik trek de deur open. Er gaat een schok door heel mijn lijf. Zonlicht glinstert op de vlammende, rode haren van Leonie.
'Wat…'
'Als jij niet met je vrouw praat, zal ik het wel doen.'
'Ben je helemaal gek?' Ik demp mijn stem en werp schichtig een blik over mijn schouder.
'O, ze is thuis?'
'Ja. Nee. Ja. Ik bedoel: natuurlijk. Maar je kan echt niet binnenkomen.'
'Moet ik hier op straat een scène schoppen, Rob?' dreigt Leonie.
'Stil.' Ik draai me om, om richting de huiskamer te kijken en houd mijn handen tegen m'n oren.
Leonie maakt van de gelegenheid gebruik om de deur verder open te duwen en naar binnen te gaan.
'Nee. Alsjeblieft, Leonie. Niet doen.'
Ze stapt verder. Ik ga met trillende lippen achter haar aan, onzeker naar haar arm reikend. In de woonkamer staat de tv aan, maar er is niemand. Leonie kijkt verbaasd rond, aarzelt even en loopt naar de keuken. 'Waar is Connie?'
Waar Connie is? Ik sta als verlamd en staar langs Leonie naar het raam. Leonie schudt aan mijn arm en herhaalt met luide stem haar vraag.
'Aan de keukentafel,' fluister ik.
Zij kijkt en ik kijk. Twee borden, twee vorken, twee messen. Eén bord met nasi met saté, half opgegeten. Eén bord leeg.
'Ze is nog boven,' bedenk ik. Natuurlijk, dat is toch vanzelfsprekend.
Leonie rent al de trap op. Ik hoor haar deuren openen en sluiten. 'Rob!' gilt ze.
Langzaam loop ik de trap op.
'Waar dan?' Leonie is in de badkamer en bekijkt de tandenborstels. 'Eén gebruikte en een gloednieuwe?' Haar ogen gaan over Connie's potjes en flesjes. 'Alles nog in cellofaan.' Ze pakt een lipstick. 'Mijn moeder gebruikte dit merk. Het is al jaren niet meer te koop.'
Ik weet niet wat ze bedoelt en schud mijn hoofd.
'Waar is je vrouw?' vraagt Leonie met bevende stem.
'Connie is nooit met me getrouwd,' stotter ik. Niet waar, denk ik tegelijkertijd. Hoe kan ik dat zeggen. Ze is mijn vrouw, altijd geweest.
'Jullie wonen samen?' reageert Leonie niet begrijpend.
'Ze koos voor een ander, twintig jaar geleden. De dag voor ons huwelijk,' mompel ik toonloos. Mijn hoofd bonkt. Natuurlijk koos ze mij wel. We zijn bijna twintig jaar getrouwd, dat weet ik zeker.
De kleur is uit Leonie's gezicht verdwenen. 'Er is geen Connie? Je liegt me al tien maanden voor?' Ze deinst achteruit, bij me vandaan. 'Jij hebt geen vrouw nodig, maar een psychiater.'

Ik lig op bed met mijn gezicht naar de muur en met m'n rug naar Connie toegedraaid. Als ze niets wil zeggen, houd ik ook mijn mond, besluit ik. Zoals altijd verlies ik deze zwijgzame strijd. Waarom moet ik altijd als eerste iets zeggen?
'Ik had het allang met haar uitgemaakt.'
Stilte.
'Dan geloof je het niet.'
Ik weet dat ze nog woedend is. Waarom kan ze nu niet eens redelijk praten? Ik sta op. 'Dan slaap ik wel op de bank in de kamer. Misschien dat je morgen aanspreekbaar bent.'

Robs vrouw © Fred Rabouw

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2009  Fred Rabouw  Beoordeling Klappers